Les 221
(9 augustus)
In vrede zij mijn denkgeest.
Laat al mijn gedachten stil zijn.
1. Vader, vandaag kom ik tot U om de vrede te zoeken die U alleen kunt geven. Ik kom in stilte. In de rust van mijn hart, in de diepste domeinen van mijn denkgeest wacht ik en luister naar Uw Stem. Mijn Vader, spreek tot mij vandaag. Ik kom om Uw Stem te horen in stilte, vol overtuiging en liefde, in de zekerheid dat U mijn roep zult horen en mij antwoorden zult.
2. Nu wachten we in rust en vrede. God is hier, omdat we samen wachten. Ik weet zeker dat Hij tot jou zal spreken, en jij Hem horen zult. Aanvaard mijn vertrouwen, want het is dat van jou. Onze denkgeest is één. We wachten met één bedoeling: het antwoord van onze Vader te horen op onze roep, onze gedachten stil te laten zijn en Zijn vrede te vinden, en Hem tot ons te horen spreken over wat wij zijn, tot Hij Zich aan Zijn Zoon openbaart.
Toelichting:
Zoals reeds gezegd bij de oefeninstructies zijn de twee langere dagelijkse oefenperioden bedoeld om in een woordeloze meditatie door te brengen; om te luisteren in plaats van te spreken en zo genezing te ontvangen. De les van vandaag is uitermate geschikt om in die meditatieve staat te komen, onze denkgeest vredig te laten worden en onze gedachten tot zwijgen te brengen.
Het openingsgebed in de eerste alinea spreekt over “in stilte tot God komen” en in de rust van ons hart wachten op- en luisteren naar Zijn Stem. De woorden die gebruikt worden – stilte, rust, de diepste domeinen van mijn denkgeest, wachten, luisteren, komen om Zijn Stem te horen – leiden ons naar een houding van ontvankelijkheid en alerte passiviteit, een houding waarin we het leven, dat door God gegeven wordt, kunnen ontvangen. We laten onze eigen gedachten tot rust komen en Gods Gedachten binnenkomen. We roepen Hem aan en wachten op Zijn antwoord.
Terwijl we in stilte wachten is Jezus bij ons. Hij spreekt zijn vertrouwen uit dat God tot ons zal spreken en dat we Hem zullen horen als we, samen met hem, in stilte wachten. Hij vraagt ons zijn vertrouwen te aanvaarden, omdat zijn vertrouwen het onze is.
Het kan behulpzaam zijn je te realiseren dat Jezus het deel van onze denkgeest symboliseert dat al ontwaakt is. Zijn vertrouwen is ons vertrouwen, dat we alleen buiten onszelf zien omdat we het hebben ontkend.
We wachten met maar één doel: dat God zich aan ons openbaart en ons vertelt wat wij zijn. We wachten op het bewustzijn van de zuiverheid en volmaaktheid van ons ware zijn zoals Hij ons geschapen heeft; het bewustzijn van Zijn Liefde, Zijn tedere zorg voor ons en Zijn vrede die Hij in deze heilige ogenblikken met ons deelt.
Hoe kunnen we een boodschap zonder woorden verstaan? We luisteren naar een liefdeslied dat eeuwig wordt gezongen en voor altijd harmonieus door het universum gonst. Het is het lied waarvan we een fragment opvangen in de ogen van onze geliefden, in de lach van een kind, in de loyaliteit van een huisdier, in de uitgestrektheid van een vredig meer of in het statig stromen van een rivier. Het is het lied dat resoneert in ons hart en de weerklank is van onze ware aard. Het is onze eeuwigheid die ons uitnodigt om te dansen. Het is de Vader die Zijn Liefde deelt met Zijn enige Zoon.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
LEZEN VAN DE “WAT IS VERGEVING”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is vergeving”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Gebruik het gebed van deze les als een inleiding op je meditatie. Met dit gebed verklaar je dat je bereid bent in woordeloze stilte tot God te komen, in afwachting van Zijn vrede (1:1), het horen van Zijn Stem (1:3-5) en het moment waarop Hij Zich aan jou openbaart (2:6).
Om je onder te dompelen in die diepe, stille afwachting kan het behulpzaam zijn het gebed enkele keren te herhalen.
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is vergeving”- tekst.
Wat is vergeving 1:
Deel 1: WdII.1.1:1
"Vergeving ziet in dat wat jij dacht dat je broeder jou heeft aangedaan, niet heeft plaatsgevonden."
Wat ze niet doet is: zonden kwijtschelden en ze werkelijk maken. Ze ziet dat er geen zonde is geweest. En in die zienswijze zijn al jouw zonden vergeven. Wat is zonde anders dan een onjuist idee omtrent Gods Zoon? Vergeving ziet eenvoudig de onjuistheid daarvan en laat het daarom los. Wat dan vrij is om nu de plaats daarvan in te nemen, is de Wil van God.
2. Een niet-vergevende gedachte is er een die een oordeel velt dat ze niet in twijfel trekt, ook al is het niet waar. De denkgeest is gesloten en zal niet worden bevrijd. De gedachte beschermt projectie en trekt haar ketenen strakker aan, zodat vervormingen meer versluierd en verborgen zijn, minder makkelijk toegankelijk voor twijfel en nog verder weggehouden van gezond verstand. Wat kan er komen tussen een starre projectie en het doel dat ze als haar gewenste bestemming gekozen heeft?
3. Een niet-vergevende gedachte doet vele dingen. In koortsachtige actie jaagt ze haar doel na, waarbij ze verwringt en omverwerpt wat ze als een doorkruising van haar gekozen pad beschouwt. Verdraaiing is haar doel en tevens het middel waarmee ze dat tot stand wil brengen. Ze doet woeste pogingen de werkelijkheid te vermorzelen, zonder zich ook maar enigszins te bekommeren om wat haar gezichtspunt lijkt tegen te spreken.
4. Vergeving daarentegen is stil en doet in alle rust niets. Ze schendt geen enkel aspect van de werkelijkheid, en probeert die evenmin te verdraaien tot een verschijningsvorm die haar aanstaat. Ze kijkt alleen, en wacht, en oordeelt niet. Wie niet wil vergeven, moet wel oordelen, want hij moet zijn onvermogen om te vergeven rechtvaardigen. Maar wie zichzelf vergeven wil, moet leren de waarheid te verwelkomen precies zoals die is.
5. Doe daarom niets en laat vergeving je tonen wat jou te doen staat, via Hem die je Gids is, je Verlosser en Beschermer, sterk in hoop en zeker van jouw uiteindelijk succes. Hij heeft jou al vergeven, want dat is Zijn functie, Hem gegeven door God. Nu moet jij Zijn functie delen en vergeven wie Hij heeft verlost, wiens zondeloosheid Hij ziet, en wie Hij eert als de Zoon van God.
Deze beschrijving van vergeving zegt niet: wat je broeder heeft gedaan is niet gebeurd, maar: wat je dacht dat je broeder jou heeft aangedaan is nooit gebeurd. Vergeven betekent niet dat je een gebeurtenis ontkent of iemands gedrag over het hoofd ziet, maar dat je op een andere manier naar jezelf kijkt in relatie tot die gebeurtenis of persoon. Je dacht dat deze invloed op jou had, dat je erdoor gekwetst of beschadigd was. In feite hebben de daden van anderen echter geen enkele invloed op jou, alleen je eigen gedachten daarover beïnvloeden je.
Als je vergeeft erken je dat je je innerlijke vrede of liefde niet bent kwijtgeraakt door wat er is gebeurd of wat iemand heeft gedaan, maar doordat je daarvoor hebt gekozen. Op een bepaald moment heb je besloten de vrede van God los te laten. Dit verlies projecteerde je op de gebeurtenis en zei: “Dit is de reden van mijn onvrede”. Je gebruikte de gebeurtenis dus om je verlies van vrede te rechtvaardigen.
Wanneer deze gedachte is gecorrigeerd, kun je zien dat je broeder, ondanks zijn daden, onschuldig is. Hij kan wel iets heel naars hebben gedaan en je hoeft dat niet goed te keuren of prettig te vinden of het als een slachtoffer te ondergaan, maar zijn daad of woorden hebben je niet gekwetst en je vrede niet weggenomen. Hij heeft misschien een ernstige vergissing gemaakt, maar als je hem vergeeft kun je zien dat er geen “zonde” is begaan en dat hij niets heeft gedaan wat schuld rechtvaardigt.
Veel van waar de Cursus over spreekt is terug te voeren op deze eenvoudige verklaring: Wat je dacht dat je broeder jou heeft aangedaan, heeft niet plaatsgevonden. Jij denkt dat hij jou heeft verwond omdat je je hebt geïdentificeerd met je egogevoelens, met je lichaam, je bezittingen, je familieleden en hun lichamen, bezittingen en gevoelens. Maar de Cursus onderwijst dat dit een onjuiste identificatie is. Je bent niet je lichaam, je bent niet je bezittingen, je bent niet het ego met al zijn gekwetste gevoelens. Je bent iets dat veel groter en uitgestrekter is, iets dat op geen enkele manier door uiterlijke krachten kan worden aangetast.
We hebben volledig vergeven wanneer we onze identificatie met het lichaam volledig hebben losgelaten. Omdat niemand van ons dat al heeft bereikt, zegt de Cursus dat niemand al volledig heeft vergeven en dat, wanneer slechts één persoon één zonde volledig vergeeft, de wereld is genezen:
Eén zonde die door één leraar van God volmaakt vergeven is, kan de verlossing compleet maken (H14.3:7).
Dit is wat Jezus al heeft volbracht en daarom is de wereld al genezen. We zijn alleen nog niet klaar om dit te aanvaarden. We zullen eerst moeten erkennen dat we, in plaats van te denken dat we niemand iets te vergeven hebben, iedereen moeten vergeven. Zolang we denken dat wij of anderen beschadigd of gekwetst zijn door een bepaalde gebeurtenis, hebben we nog niet volledig vergeven. De Cursus onderwijst dat we, zolang we pijn als werkelijk waarnemen, nog niet volledig genezen zijn:
Hoe kun je weten wanneer je verkeerd ziet, of wanneer iemand anders verzuimt de les te zien die hij leren moet? Schijnt pijn als werkelijk te worden waargenomen? Als dat zo is, wees er dan zeker van dat de les niet is geleerd (WdI.193.7:1-3).
Misschien heb ik nu iedereen, inclusief mezelf, een schuldgevoel bezorgd omdat we, ondanks al ons werk met de Cursus, nog steeds niet geleerd hebben om te vergeven. Maar wees niet verrast en voel je niet schuldig. Voordat we kunnen vergeven, moeten we eerst toegeven dat we niet vergeven! We moeten alle manieren leren kennen waarop we pijn nog steeds werkelijk maken en erkennen dat we dit doen. Een belangrijke les in vergeving is onszelf vergeven dat we niet vergevingsgezind zijn.
“Vergeving is stil en doet in alle rust niets. Ze kijkt alleen, en wacht, en oordeelt niet” (WdII.1.4:1,3). Behandel jezelf op deze manier. Maak contact met het deel in jou dat niet wil vergeven, dat geen vrede wil. Kijk ernaar en doe niets, wacht alleen maar zonder oordeel. Het zal uiteindelijk verdwijnen en plaats maken voor vrede.