Les 353

(19 december)

Mijn ogen, mijn tong, mijn handen, mijn voeten hebben vandaag maar één doel: aan Christus gegeven te worden om daarmee de wereld met wonderen te zegenen.

1. Vader, ik geef vandaag al het mijne aan Christus, om het op elke manier te gebruiken die het best het doel dient dat ik met Hem deel. Niets is van mij alleen, want Hij en ik hebben een gemeenschappelijk doel. Zo is de leerweg bijna tot zijn vastgestelde eind gekomen. Een tijd werk ik met Hem om Zijn doel te dienen. Dan verlies ik mezelf in mijn Identiteit, en besef dat Christus niets anders is dan mijn Zelf.


Toelichting:

Deze laatste tien lessen (de allerlaatste vijf niet meegerekend) vertegenwoordigen de staat van zijn waar de Cursus ons heen wil leiden. In deze les wordt de visie van de Cursus ten opzichte van het lichaam definitief uitgewerkt. Het gaat er niet om het lichaam te negeren, te minachten of te verwaarlozen, maar om elk deel ervan te gebruiken om de wereld te zegenen met wonderen. Het lichaam wordt niet aangevallen of gekleineerd maar een nieuw doel gegeven, een doel dat we delen met Christus.

 

Vader, ik geef vandaag al het mijne aan Christus, om het op elke manier te gebruiken die het best het doel dient dat ik met Hem deel. Niets is van mij alleen, want Hij en ik hebben een gemeenschappelijk doel (1:1-2).

 

In de Hemel is scheppen onze functie, wat we niet helemaal kunnen begrijpen totdat onze denkgeest is ontwaakt. In deze wereld is onze functie een zuivere weerspiegeling van scheppen: het schenken van wonderen, het uitbreiden van vergeving. Je zou kunnen zeggen dat onze functie hier het erkennen van de schepping is, want onze broeder vergeven is hem erkennen zoals God hem geschapen heeft, niet zoals wij hem gemaakt hebben door de projectie van onze eigen schuld.

 

Laat ik me vandaag dus verenigen met het doel van Christus, met alle vastberadenheid die ik op kan brengen. Laat ik mijn ogen, mijn tong, mijn handen en mijn voeten aan Hem geven en bidden: “Vader, ik geef mijn handen aan Christus, zodat ze uitsluitend gebruikt worden voor het doel dat ik met Hem deel: de wereld zegenen met wonderen.” Dit gebed kan ik herhalen met mijn andere lichaamsdelen en dit de hele dag blijven doen.

 

Zo is de leerweg bijna tot zijn vastgestelde eind gekomen. Een tijd werk ik met Hem om Zijn doel te dienen. Dan verlies ik mezelf in mijn Identiteit, en besef dat Christus niets anders is dan mijn Zelf (1:3-5).

 

Wanneer we het punt hebben bereikt waarop we werkelijk alles wat we hebben aan Hem gegeven hebben om gebruikt te worden voor Zijn doel, hebben we het leerproces bijna voltooid. Het enige wat er nog te doen is, is nog een poosje hier te blijven, terwijl we Zijn doel dienen en het licht delen met denkgeesten die nog in duisternis verkeren. Dit is bijna de beschrijving van een avatar, een verlichte meester die alleen op aarde is om degenen, die nog niet zover zijn, te dienen. Wanneer die dienst voorbij is zal het ego oplossen en verdwijnen, het individu zal ophouden te bestaan als een afzonderlijk ding – wat het in werkelijkheid nooit is geweest – en opgaan in het Ene Zelf van Christus. Niets gaat verloren in dit proces, behalve onze afgescheidenheid.

 

Wanhoop niet, mijn hart, als dit nu nog ver weg lijkt te liggen. Het is veel dichterbij dan je durft te geloven. Je bent veel meer dan je denkt te zijn. Geef je gewoon vol vreugde over aan dit doel. De Heilige Geest zal je de middelen verschaffen. Wees alleen bereid om je in deze richting te begeven en houd je niet bezig met hoe ver of hoe dichtbij je bent, of hoe gemakkelijk of moeilijk je de weg vindt. Wees niet angstig of onrustig als het doel je lijkt te ontglippen; onrust is alleen maar een vertragingstactiek. Rust maar, mijn hart en vertrouw. Engelen houden samen met jou de wacht, in afwachting van de geboorte van Christus in jou. Wees niet bang. Verheug je!


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT BEN IK”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat ben ik”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Ik concentreer me graag één voor één op elk van de lichaamsdelen die in deze les worden genoemd en voeg daar nog iets aan toe:

 

Ik geef mijn ogen aan Christus, om daarmee de wereld met wonderen te zegenen.

Ik geef mijn tong aan Christus, om daarmee de wereld met wonderen te zegenen.

Ik geef mijn handen aan Christus, om daarmee de wereld met wonderen te zegenen.

Ik geef mijn voeten aan Christus, om daarmee de wereld met wonderen te zegenen.

 

Toevoegingen naar keuze, bijvoorbeeld:

Ik geef mijn tijd aan Christus, om daarmee de wereld met wonderen te zegenen.

Ik geef mijn geld aan Christus, om daarmee de wereld met wonderen te zegenen.

Ik geef mijn auto aan Christus, om daarmee de wereld met wonderen te zegenen.

Enzovoort.

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat ben ik”- tekst.

Wat ben ik  3:

Deel 3: WdII.14.2:1-3

 

1. Ik ben Gods Zoon, compleet, genezen en heel, stralend in de weerspiegeling van Zijn Liefde. In mij is Zijn schepping geheiligd en van eeuwig leven verzekerd. In mij is de liefde vervolmaakt, angst onmogelijk en vreugde gegrondvest zonder tegendeel. Ik ben de heilige woning van God Zelf. Ik ben de Hemel waar Zijn Liefde huist. Ik ben Zijn heilige Zondeloosheid zelf, want in mijn zuiverheid woont de Zijne.

 

"Nu hebben we bijna geen woorden meer nodig. Maar in de laatste dagen van dit ene jaar dat wij samen, jij en ik, aan God geschonken hebben, vonden we één doel dat we deelden. En zo heb jij je met mij verenigd, dus wat ik ben, ben jij eveneens."

 

De waarheid omtrent wat wij zijn is niet in woorden uit te drukken of te beschrijven. Maar onze functie hier kan ons duidelijk worden, en woorden kunnen hiervan spreken en die ook onderwijzen, als we zelf een toonbeeld van die woorden zijn.

 

3. Wij zijn de brengers van verlossing. We aanvaarden onze rol als verlossers van de wereld, die door onze gezamenlijke vergeving wordt verlost. En dit geschenk van ons wordt daarom aan ons gegeven. We zien ieder als broeder en beschouwen alles als vriendelijk en goed. We zijn niet uit op een functie die voorbij de Hemelpoort ligt. Kennis zal terugkeren, wanneer we ons aandeel hebben vervuld. Wij bekommeren ons enkel om het verwelkomen van de waarheid.

 

4. Onze ogen zijn het waardoor de visie van Christus een wereld ziet die verlost is van elke gedachte aan zonde. Onze oren zijn het die de Stem namens God horen verkondigen dat de wereld zonder zonde is. Onze denkgeesten zijn het die zich met elkaar verenigen wanneer wij de wereld zegenen. En vanuit de eenheid die we hebben bereikt, roepen we al onze broeders op en vragen hen onze vrede te delen en onze vreugde compleet te maken.

 

5. Wij zijn de heilige boodschappers van God die namens Hem spreken, en omdat we Zijn Woord uitdragen aan ieder die Hij tot ons gezonden heeft, ontdekken we dat het in ons hart geschreven staat. En zo zijn we van gedachten veranderd over het doel waarvoor we kwamen en dat we proberen te dienen. We brengen een blijde boodschap naar de Zoon van God, die dacht dat hij leed. Nu is hij verlost. En nu hij de Hemelpoort voor hem ziet openstaan, zal hij binnengaan en verdwijnen in het Hart van God.



 

Nu hebben we bijna geen woorden meer nodig (2:1).

 

Tot nu toe heeft het Werkboek woorden gebruikt om ons richtlijnen te geven en ons te inspireren en wij hebben deze woorden gebruikt bij onze beoefening. Wanneer we er werkelijk aan toe zijn om het Werkboek en zijn training los te laten, zijn we er ook aan toe om specifieke woorden achter ons te laten. Dan zijn we er klaar voor om onze dagen door te brengen in een voortdurende communicatie met de Heilige Geest, waarbij we geen woorden meer nodig hebben als inleiding of om onze denkgeest op één lijn te brengen met het gedachtegoed van de Cursus. Onze denkgeest is daar dan volledig in getraind. We begeven ons vaak in een heilig ogenblik en brengen elke dag regelmatig tijd door in Gods Aanwezigheid.

 

Weinigen of geen van ons hebben dat punt bereikt. Ik in elk geval niet, tot mijn spijt. Ik heb het trainingsprogramma niet altijd trouw gevolgd, dus ik heb nog meer training nodig waarin het gebruik van woorden essentieel is. Ik heb de woorden nog nodig als krukken om te kunnen lopen, of als hulpwieltjes om te kunnen fietsen. Ik zal het Werkboek dus nog een keer herhalen, niet met tegenzin of met het gevoel dat ik heb gefaald. Ik heb tot nu toe veel vooruitgang geboekt. De lessen blijven me gedurende de dag steeds meer bij en ik denk er steeds vaker aan ze toe te passen als antwoord op verleidingen. Nog niet altijd, maar wel vaak.

 

Maar in de laatste dagen van dit ene jaar dat wij samen, jij en ik, aan God geschonken hebben, vonden we één doel dat we deelden (2:2).

 

Een van de doelen van het Werkboek is dat we gaan beseffen dat we een gemeenschappelijk doel delen met Jezus: dat we de brengers van verlossing zijn (zie alinea 3); dat we ons niet alleen onze eigen schuldeloosheid beginnen te herinneren, maar ook het doel waarvoor we geschapen zijn: liefde uitbreiden naar anderen, zoals God Zijn Liefde uitbreidde in ons. “En dit geschenk van ons wordt daarom aan ons gegeven” (3:3). Omdat we geleerd hebben dat we hier zijn om de wereld te zegenen, worden wij zelf gezegend. Omdat we geleerd hebben te vergeven, ontvangen we zelf vergeving. Dat is de wet van de liefde. Dat is de manier waarop liefde werkt.

 

Wanneer het trainingsdoel van het Werkboek volledig is bereikt, hebben we niet alleen onze eigen verlossing gevonden, maar ook ontdekt dat onze verlossing ligt in het verlossen van anderen. We worden bevrijd door anderen te bevrijden, vergeven door anderen te vergeven, genezen door anderen te genezen.

 

Ik zal genezen zijn, wanneer ik toelaat dat Hij mij genezen leert (T2.V.A.18:6).