Les 214
(2 augustus)
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (194) Ik leg de toekomst in Gods Handen.
Het verleden is voorbij, de toekomst nog niet daar. Nu ben ik van beide bevrijd. Want wat God geeft kan alleen ten goede zijn. En ik aanvaard slechts wat Hij geeft als wat mij toebehoort.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
Toelichting:
Accepteren dat het verleden voorbij is, is logisch denken, want het verleden is per definitie niet meer in het hier en nu aanwezig; het is voorbij. Alleen onze gehechtheid aan dingen die voorbij zijn, onze drang om gebeurtenissen uit het verleden te herkauwen en opnieuw te beleven, kunnen het heden beïnvloeden. Wat we dan voelen is niet het verleden, maar het gevolg van wat we in het heden over dat verleden denken.
Accepteren dat de toekomst nog niet hier is, is eveneens logisch denken, omdat ook de toekomst per definitie niet in het hier en nu aanwezig is. De toekomst kan dus, evenmin als het verleden, invloed hebben op het heden. Alleen onze fantasieën over wat er in de toekomst zou kunnen gebeuren en ons nadenken over wat nog niet heeft plaatsgevonden, kunnen gevolgen hebben in het heden.
In beide gevallen zijn de gevolgen, die we toeschrijven aan verleden en toekomst, dus afkomstig van wat we in het heden denken. Daarom kunnen deze gevolgen alleen veranderd worden door ons denken te veranderen. Als we het verleden loslaten en de toekomst in Gods Handen leggen, zijn we bevrijd van alle schijnbare gevolgen van verleden en toekomst. Dan zijn we vrij om ons in het heden open te stellen voor het aanvaarden van wat God ons nu geeft.
De omstandigheden waarin we ons op dit moment bevinden kunnen bedreigend lijken. In onze waarneming kan het lijken alsof ze het gevolg zijn van gebeurtenissen uit het verleden, of onvermijdelijk naar een ongelukkige toekomst leiden. Maar als we ons open kunnen stellen voor de boodschap: “Want wat God geeft kan alleen ten goede zijn” (1:4), zal dat goede naar ons toekomen. We kennen niet alle factoren die betrokken zijn bij de gebeurtenissen in ons leven en hun uitwerking op iedereen om ons heen. Maar God kent ze wel. We kunnen veilig en vol vertrouwen loslaten en de toekomst in Gods Handen leggen. We kunnen kijken naar dingen die iets slechts lijken te brengen en dit weigeren door alleen te aanvaarden wat God ons geeft en ons werkelijk toebehoort. Als we er goed naar kijken bevat alles een geschenk van God.
Om onze toekomst in Gods Handen te leggen moeten we onze eigen ideeen loslaten en stoppen met onze pogingen om de gebeurtenissen in ons leven te arrangeren. Dat is een constante oefening in vertrouwen. Vertrouwen is de sleutel, een essentieel bestanddeel van de keuze om de toekomst in Gods Handen te leggen. In het Handboek voor leraren is de ontwikkeling van vertrouwen een fundamentele fase in het proces om van “leraar van God” een “gevorderde leraar van God” te worden. Het volledig tot bloei komen van vertrouwen is niet iets wat van de ene op de andere dag plaatsvindt. Dit proces maakt verschillende fasen door, die in het Handboek (Hoofdstuk 4) duidelijk uiteen worden gezet. De meeste van deze fasen brengen enig ongemak met zich mee, omdat we, totdat we een volledig vertrouwen hebben ontwikkeld, ons nog vaak tot mindere goden wenden. De pijn wordt niet veroorzaakt door wat we leren, maar door wat we nog niet geleerd hebben. Wat we leren zal de pijn volledig doen verdwijnen, maar pijn gedurende het proces lijkt bijna onvermijdelijk te zijn. “Weinig leraren van God ontkomen volledig aan dit verdriet” (H4.I.5:3). Maar als de les eenmaal is geleerd, zullen we een vrede ervaren zoals we die nooit eerder hebben gekend. We kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe het voelt om bevrijd te zijn van alle zorgen, maar als we onze toekomst volledig in Gods Handen hebben gelegd, is dat het enige resultaat.
Elke poging die we in deze richting ondernemen is heilzaam. Elk moment dat we in Zijn Handen leggen verlicht de last die we constant met ons meedragen. En geleidelijk aan leren we al onze zorgen aan Hem te geven, in het vertrouwen dat Hij voor ons zorgt.
Oefeninstructies:
OEFENING
Zorgvuldig herhalen van de laatste twintig lessen, zodat je in een versneld tempo de weg naar God kunt gaan. Met deze laatste herhaling wordt Deel I van het Werkboek afgesloten.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds minimaal vijftien minuten. Gedurende deze oefenperioden kun je een Open Mind meditatie doen. De uitgebreide instructies hiervoor vind je na de Inleiding herhaling VI.
- Begin met het herhalen van het centrale thema: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
- Herhaal vervolgens het idee van de dag en eventueel de cursief gedrukte zinnen daaronder, die bedoeld zijn als hulp bij het oefenen (WdI.hVI.In.6:5).
- Sluit dan je ogen en laat alle mentale rommel en overtuigingen over jezelf en de wereld los. Breng en houd je denkgeest in stille gereedheid om de ervaring van God te ontvangen. Gebruik geen woorden. Wacht alleen maar stil en verwachtingsvol op die ervaring. Vertrouw op de Heilige Geest, in plaats van op woorden. Geef je oefentijd aan Hem en stel je open voor Zijn leiding, waardoor je meditatie misschien in een onverwachte richting wordt geleid.
- Wanneer een afleidende gedachte opkomt – wat ongetwijfeld regelmatig zal gebeuren – zeg dan onmiddellijk: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... (WdI.hVI.In.6:2) herhaal het idee van de dag : "Ik leg de toekomst in Gods Handen". Dit is waarschijnlijk de meest effectieve manier die het Werkboek aanreikt om afdwalende gedachten te verdrijven.
- Besluit je oefening door nogmaals te herhalen: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
Herhaal het idee van de dag en het centrale thema. Maak je denkgeest dan voor een moment leeg en wacht in stilte op de vrede van God.
Herhaal ook tussendoor zo vaak mogelijk het idee van de dag en het centrale thema.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in onvrede dreigt te raken, bevestig dan onmiddellijk je vrijheid door te zeggen: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... herhaal het idee van de dag : "Ik leg de toekomst in Gods Handen".
OPMERKING
De voorafgaande achtenveertig lessen hebben ons getraind in een basis-oefenvorm, die bestaat uit een langere oefenperiode ’s morgens en ’s avonds en een herhaling op elk heel uur. Wat daarbij ontbrak waren de regelmatige herhalingen tussendoor, waaraan daarvóór zoveel belang werd gehecht. Nu worden deze frequente herhalingen weer aan de instructies toegevoegd, zodat we, ter voorbereiding op Deel II, beschikken over de complete viervoudige oefenstructuur: ‘s morgens en ’s avonds stille tijd, op elk heel uur een herhaling, frequente herhalingen tussendoor en antwoord op verleidingen.
In deze laatste herhaling worden tijdens de oefensessies geen woorden meer gebruikt. We herhalen het idee van de dag en het centrale thema en worden dan stil, zonder woorden en gedachten. Dit helpt ons om “in een hoger tempo en langs een korter pad te komen tot de vrede en sereniteit van God” (WdI.hVI.In.4:2). Het helpt ons ook om ons voor te bereiden op de vormloosheid van Deel II.
Het is mogelijk dat God tot ons komt in de gedaante van de Heilige Geest, die ons inspireert om op een speciale manier te oefenen. Hij kan ons ook, zoals de laatste lessen zeggen, een woord of een gedachte geven om ons te helpen, of alleen maar stilheid en een rustige, open denkgeest (WdII.361-365.1:3). Als Hij ons naar een bepaalde oefenvorm leidt is dat prima. Anders wachten we in stilte. In overeenstemming met dit vertrouwen in de Heilige Geest vraagt Jezus ons elke oefenperiode in Zijn Handen te leggen en deze volledige herhaling aan Hem te wijden.