Les 169
(18 juni)
Door genade leef ik. Door genade word ik vrij.
1. Genade is een aspect van de Liefde van God dat het meest overeenkomt met de toestand die heerst in de eenheid van de waarheid. Het is ‘s werelds meest verheven streven, want het leidt geheel aan de wereld voorbij. Het ligt buiten wat geleerd kan worden, is niettemin het doel ervan, want genade kan niet komen voordat de denkgeest zichzelf opmaakt voor ware aanvaarding. Genade wordt ogenblikkelijk onafwendbaar in hen die een tafel hebben klaargemaakt waar zij zacht neergevlijd en graag ontvangen worden kan, een altaar schoon en heilig voor de gave.
2. Genade is het accepteren van de Liefde van God in een wereld van ogenschijnlijke haat en angst. Alleen dankzij genade zijn haat en angst voorbij, want genade reikt een toestand aan zo tegengesteld aan alles wat de wereld bevat, dat zij wier denkgeest verlicht is door de gave van genade, niet geloven kunnen dat de wereld van angst werkelijk is.
3. Genade wordt niet geleerd. De laatste stap moet voorbijgaan aan al wat geleerd kan worden. Genade is niet het doel dat deze cursus nastreeft. Toch maken we ons op voor genade in de zin dat een open denkgeest de Roep om te ontwaken horen kan. Hij is niet hermetisch afgesloten voor de Stem van God. Hij is zich gaandeweg ervan bewust dat er dingen zijn die hij niet kent en is aldus bereid een toestand te accepteren die volledig verschilt van de ervaring waarmee hij bekend is en vertrouwd.
4. Misschien leek het erop dat we onze uitspraak tegenspraken dat de openbaring van de eenheid van de Vader en de Zoon al is vastgesteld. Maar we hebben ook gezegd dat de denkgeest bepaalt wanneer dat tijdstip zal zijn, en het al heeft bepaald. En toch drukken we jou op het hart te getuigen van het Woord van God teneinde het ervaren van de waarheid te bespoedigen en de komst daarvan te versnellen in elke denkgeest die de effecten van de waarheid op jou ziet.
5. Eenheid is eenvoudig het idee: God is. En in Zijn Wezen omvat Hij alles. Geen enkele denkgeest bevat iets anders dan Hem. We zeggen: ‘God is’, en doen er dan het zwijgen toe, want in die wetenschap verliezen woorden hun betekenis. Er zijn geen lippen om ze uit te spreken en er is geen deel van de denkgeest onderscheiden genoeg om te voelen dat hij zich nu gewaar is van iets dat niet hijzelf is. Hij heeft zich verenigd met zijn Bron. En als zijn Bron Zelf, is hij alleen maar.
6. We kunnen hierover absoluut niet spreken, schrijven, en niet eens denken. Het komt tot elke denkgeest, wanneer het totale inzicht dat zijn wil de Wil van God is, volkomen is gegeven en volkomen is ontvangen. Het brengt de denkgeest terug in het oneindige heden, waarin verleden en toekomst niet denkbaar zijn. Het ligt voorbij verlossing, voorbij elke gedachte aan tijd, voorbij vergeving en het heilige gelaat van Christus. De Zoon van God is eenvoudig opgegaan in zijn Vader, zoals zijn Vader in hem. De wereld is er helemaal nooit geweest. De eeuwigheid blijft een constante staat.
7. Dit gaat de ervaring die we proberen te versnellen te boven. Toch brengt vergeving, onderwezen en geleerd, de ervaringen met zich mee die getuigen dat het tijdstip dat de denkgeest zelf bepaald heeft om alles op te geven behalve dit, nu nabij is. We bespoedigen het niet in die zin dat wat jij zult bieden verborgen was voor Hem die de betekenis van vergeving onderwijst.
8. Alle leren was reeds in Zijn Denkgeest, volledig en volbracht. Hij zag alles wat de tijd bevat en gaf het aan elke denkgeest, opdat elk bepalen kon, vanaf een punt waar de tijd ten einde is, wanneer hij tot openbaring en eeuwigheid wordt bevrijd. We hebben eerder al meermalen herhaald dat je enkel een reis maakt die voorbij is.
9. Want eenheid moet híer zijn. Welk tijdstip de denkgeest ook voor openbaring heeft bepaald is volkomen onbelangrijk voor datgene wat beslist een constante staat moet zijn, voor eeuwig zoals ze altijd was, teneinde eeuwig te blijven zoals ze nu is. We aanvaarden eenvoudigweg de rol, lang geleden toegewezen en ten volle als volmaakt vervuld gezien door Hem die het draaiboek van de verlossing schreef in de Naam van Zijn Schepper en in de Naam van Zijn Scheppers Zoon.
10. Het is onnodig verder te verhelderen wat niemand ter wereld begrijpen kan. Wanneer de openbaring van jouw eenheid komt, zal die gekend en volledig begrepen zijn. Nu hebben we werk te doen, want zij die in de tijd leven, kunnen spreken over dingen die daarbuiten liggen, en luisteren naar woorden die uitleggen dat wat nog komen moet al is voorbijgegaan. Maar welke betekenis kunnen de woorden overbrengen aan hen die nog steeds de uren tellen aan de hand waarvan ze opstaan, werken en gaan slapen?
11. Laat het dan voldoende zijn dat jij werk te doen hebt om jouw rol te spelen. Het slot moet voor jou verborgen blijven tot jouw rol voorbij is. Het doet er niet toe. Want jouw aandeel is nog steeds hetgeen waar heel de rest op steunt. Wanneer jij de jou toegewezen rol op je neemt, komt verlossing een beetje nader tot elk onzeker hart dat nog niet klopt in samenklank met God.
12. Vergeving is de rode draad die door heel de verlossing loopt en al haar delen in betekenisvolle relaties tot elkaar verbindt, met een gerichte koers en zeker resultaat. En nu vragen we om genade, de laatste gave die verlossing schenken kan. De ervaring die genade verschaft zal eindigen in de tijd, want genade is de voorbode van de Hemel, maar vervangt de tijdsgedachte slechts voor even.
13. Het interval volstaat. Juist hier worden wonderen neergelegd, om door jou vanuit de heilige ogenblikken, die jij door genade in jouw ervaring ontvangt, te worden teruggegeven aan allen die het licht zien dat nog schemert op jouw gezicht. Wat is het gelaat van Christus anders dan het gelaat van hem die een ogenblik de tijdloosheid is ingegaan en een heldere weerschijn van de eenheid, die hij een moment heeft gevoeld, mee terugbracht om de wereld te zegenen? Hoe zou je die uiteindelijk voor eeuwig kunnen bereiken, wanneer een deel van jou erbuiten blijft, onwetend, onontwaakt, en jou als getuige voor de waarheid nodig heeft?
14. Wees dankbaar terug te keren, zoals je blij was een moment te gaan, en aanvaard de gaven die genade jou heeft verschaft. Je brengt ze terug naar jouzelf. En openbaring staat daar niet ver vanaf. De komst ervan is verzekerd. We vragen om genade, en om ervaring die voortkomt uit genade. We verwelkomen de bevrijding die zij iedereen biedt. We vragen niet wat niet te vragen valt. We kijken niet verder dan wat genade geven kan. Want dit kunnen we geven met de genade die ons gegeven is.
15. Ons leerdoel vandaag overschrijdt niet dit gebed. Maar wat kan er in de wereld meer zijn dan wat we vandaag vragen aan Hem die de genade waarom we vragen geeft, zoals die Hem gegeven werd?
Door genade leef ik. Door genade word ik vrij.
Door genade geef ik. Door genade maak ik vrij.
Toelichting:
Genade is een aspect van de Liefde van God dat het meest overeenkomt met de toestand die heerst in de eenheid van de waarheid (1:1).
We zouden kunnen zeggen dat leven door genade betekent: terwijl we in de wereld zijn, leven met een volledig bewustzijn van de Aanwezigheid van Liefde. In die zin is het gelijk aan leven in de werkelijke wereld. De staat van genade, of leven door genade en deze genade constant ontvangen, kunnen we niet leren. Leren is alleen iets van deze wereld. Wat we in feite leren is het afleren van onze ontkenning van de waarheid over ons Zelf.
Het ligt buiten wat geleerd kan worden, is niettemin het doel ervan, want genade kan niet komen voordat de denkgeest zichzelf opmaakt voor ware aanvaarding (1:3).
Leren geeft ons geen genade, maar bereidt ons voor om haar te ontvangen en te aanvaarden. Dit betekent dat genade al beschikbaar is, maar dat we nog niet in staat zijn haar te aanvaarden.
Genade wordt ogenblikkelijk onafwendbaar in hen die een tafel hebben klaargemaakt waar zij zacht neergevlijd en graag ontvangen worden kan, een altaar schoon en heilig voor de gave (1:4).
Leren is noodzakelijk om een staat van bereidwilligheid te bereiken waar genade moeiteloos in kan stromen. We hoeven niets te doen om genade dichterbij te brengen, we moeten alleen onze onwil om haar te ontvangen afleren. Dan volgt wat in deze les misschien de beste definitie van genade is:
Genade is het accepteren van de Liefde van God in een wereld van ogenschijnlijke haat en angst (2:1).
Genade betekent door de illusie heen zien. We zijn nog altijd in deze wereld van ogenschijnlijke haat en angst, maar aanvaarden toch op de een of andere manier de Liefde van God. We aanvaarden dat Hij louter Liefde is, niet boos en wraakzuchtig, niet iets dat gevreesd moet worden vanwege onze zonden, niet iemand om de schuld te geven van de ogenschijnlijke ziekten van de wereld. God is Liefde. In plaats van de wereld als solide en werkelijk te zien en ons af te vragen hoe God liefdevol kan zijn terwijl dit allemaal plaatsvindt kunnen “zij wier denkgeest verlicht is door de gave van genade, niet geloven dat de wereld van angst werkelijk is” (2:2). Zij die genade kennen, weten dat God werkelijk is, dat Liefde werkelijk is, en dat de wereld van angst een illusie is.
Genade wordt niet geleerd. De laatste stap moet voorbijgaan aan al wat geleerd kan worden (3:1-2).
Genade komt van een ander niveau dan waar leren plaatsvindt. Dit laatste is het niveau van het ego. De Cursus zegt regelmatig dat in de Hemel of in God geen leren bestaat. Want hoe kan iets geleerd worden waar volmaakte kennis is?
Genade is niet het doel dat deze cursus nastreeft. Toch maken we ons op voor genade in de zin dat een open denkgeest de Roep om te ontwaken horen kan. Hij is niet hermetisch afgesloten voor de Stem van God. Hij is zich gaandeweg ervan bewust dat er dingen zijn die hij niet kent en is aldus bereid een toestand te accepteren die volledig verschilt van de ervaring waarmee hij bekend is en vertrouwd (3:3-6).
De Cursus bereidt ons voor op genade door de stevige greep van het ego op onze denkgeest losser te maken. Zoals in het bovenstaande citaat wordt gezegd gaat het om het ontwikkelen van een open denkgeest en het bewustzijn dat er dingen zijn die we niet kennen. We realiseren ons niet hoe gesloten onze denkgeest is: “hermetisch afgesloten voor de Stem van God”. We moeten dus leren zien op welke manieren we God hebben buitengesloten. Wanneer we dat volledig onder ogen hebben gezien is er niets meer dat Hem buitensluit en is Hij er eenvoudig, zoals Hij er altijd is geweest.
De les vervolgt met het bespreken van de staat van eenheid. Ik zal daar in deze toelichting niet verder op ingaan. De les spreekt voor zichzelf als ze zegt: “We kunnen hierover absoluut niet spreken, schrijven, en niet eens denken” (6:1).
Toch brengt vergeving, onderwezen en geleerd, de ervaringen met zich mee die getuigen dat het tijdstip dat de denkgeest zelf bepaald heeft om alles op te geven behalve dit, nu nabij is (7:2).
Met andere woorden: wat wij nu onderwijzen en leren is vergeving, geen genade. Het leren van vergeving is de voorbereiding op genade en geeft ons ervaringen die een voorproefje zijn van wat het betekent om in genade te leven.
Nu hebben we werk te doen, want zij die in de tijd leven, kunnen spreken over dingen die daarbuiten liggen, en luisteren naar woorden die uitleggen dat wat nog komen moet al is voorbijgegaan. Maar welke betekenis kunnen de woorden overbrengen aan hen die nog steeds de uren tellen aan de hand waarvan ze opstaan, werken en gaan slapen? (10:3-4).
We leven nog steeds in de tijd. Laten we realistisch en praktisch zijn. Spreken over “dingen die daarbuiten liggen”, en proberen te begrijpen hoe “wat nog komen moet” (verlichting of ontwaken, wat in onze waarneming in de toekomst ligt) “al is voorbijgegaan” (dat wil zeggen dat de reis voorbij is, dat we al verlicht zijn en eenheid de staat is waarin we nu en altijd verkeren, zoals het altijd is geweest) kan fascinerend en bemoedigend zijn, maar hoe kunnen we het in vredesnaam begrijpen? Dat kunnen we niet! Deze woorden hebben maar weinig betekenis voor ons omdat we ons leven leven en ordenen aan de hand van de tijd, door “de uren te tellen”.
Het is goed om een beetje over deze dingen na te denken, maar dat is niet onze hoofdtaak. Het kan zelfs een verspilling van tijd zijn als het ons afleidt van het feit dat we “werk te doen hebben”, hier en nu. Vergevingswerk. Discussiëren over wat het betekent om door genade te leven, in de werkelijke wereld of wat daarop volgt in de ervaring van de Hemel, heeft geen enkele betekenis zonder het daadwerkelijke en praktische vergevingswerk.
We begrijpen de Hemel niet totdat we deze bereikt hebben. Genade is een voorafspiegeling van de Hemel en zelfs dat kunnen we nog niet begrijpen, in elk geval niet volledig. We kunnen er wel af en toe een glimp van opvangen, in de heilige ogenblikken waarin we verbonden zijn met God en met de Liefde in onze denkgeest. Dus:
En nu vragen we om genade, de laatste gave die verlossing schenken kan ..... maar [zij] vervangt de tijdsgedachte slechts voor even (12:2-3).
De ervaringen van genade komen en gaan. Soms ervaren we daardoor buiten de tijd te zijn, maar “slechts voor even”. En deze ervaringen, die plaatsvinden op momenten van ware vergeving, zijn alles wat we nu nodig hebben. “Het interval volstaat” (13:1). Het heilig ogenblik, het kleine moment van een vergevingservaring, is genoeg. “Juist hier worden wonderen neergelegd” (13:2). Met andere woorden: het heilig ogenblik opent ons voor het ontvangen van wonderen. Het is de manier waarop wonderen ons leven binnenstromen, om “te worden teruggegeven aan allen die het licht zien dat nog schemert op jouw gezicht” (13:2).
Wat is het gelaat van Christus anders dan het gelaat van hem die een ogenblik de tijdloosheid is ingegaan en een heldere weerschijn van de eenheid, die hij een moment heeft gevoeld, mee terugbracht om de wereld te zegenen? (13:3).
Dit gaat over jou en mij. Het gelaat van Christus is jouw gelaat, mijn gelaat. Wanneer we een heilig ogenblik hebben ontvangen en terugkeren naar de wereld van de tijd, schemert het licht van de Hemel op ons gezicht. Dat is onze functie hier in de wereld: een heldere afspiegeling van de eenheid van de Hemel mee terugbrengen om de wereld te zegenen. Om genade vragen, onze denkgeest openen om de genade van God te ontvangen, zo vaak als we kunnen in het heilig ogenblik gaan waarin we de eenheid van de Hemel voelen, en dan terugkeren met een weerspiegeling daarvan om de wereld te zegenen. Merk op dat er staat dat de eenheid wordt “gevoeld”, niet intellectueel wordt begrepen. Ze wordt gevoeld. Dat is wat er gebeurt in het heilig ogenblik.
We horen of lezen over leven in de werkelijke wereld, of hoe het moet zijn om te leven in een voortdurende staat van eenheid (de Hemel) en dat willen we. We willen het NU. En we raken gefrustreerd omdat de heilige ogenblikken komen en gaan. Ze zijn er “slechts voor even” en dat vinden we teleurstellend. Jezus legt hier uit dat de leerfase absoluut noodzakelijk is, dat we niet gefrustreerd moeten raken en niet moeten denken dat we falen omdat de heilige ogenblikken tijdelijk zijn.
Hoe zou je die uiteindelijk voor eeuwig kunnen bereiken, wanneer een deel van jou erbuiten blijft, onwetend, onontwaakt, en jou als getuige voor de waarheid nodig heeft? (13:4).
Onze broeders in de wereld om ons heen, “onwetend, onontwaakt” zijn de manifestaties van onze eigen gedachten. Ze zijn “een deel van jou [dat] erbuiten blijft”. We hebben een missie hier, een doel dat vervuld moet worden. Ontwaken moet gecommuniceerd worden. Wij willen een voortdurende staat van heilige ogenblikken, maar Jezus vraagt: “Hoe kun je dat bereiken wanneer een deel van jou – onze broeders – buiten die staat van eenheid blijft, onwetend, onontwaakt, onbewust?” Onze eenheid moet hen insluiten.
Jezus zegt dat we in feite dankbaar moeten zijn voor het feit dat we van de heilige ogenblikken terugkomen naar de wereld van de tijd. Luister maar:
Wees dankbaar terug te keren, zoals je blij was een moment te gaan, en aanvaard de gaven die genade jou heeft verschaft. Je brengt ze terug naar jouzelf (14:1-2).
We moeten juist terugkomen omdat we ons bewust zijn van onze eenheid met degenen die deze eenheid nog niet ervaren hebben. Ze zijn een deel van onszelf en we brengen de gaven van de genade dus naar het deel van onszelf dat nog niet is ontwaakt en dat we weerspiegeld zien in onze broeders.
Jezus zegt duidelijk dat we daar tevreden mee moeten zijn en niet moeten vragen “wat niet te vragen valt” (14:7). De Hemel voor onszelf willen, met achterlating van onze broeders, is een inbreuk op wat de Hemel is: het bewustzijn van eenheid. Persoonlijke verlossing is iets “wat niet te vragen valt”. We gaan samen of we gaan helemaal niet.
Voor sommigen lijkt het nu misschien dat anderen ons tegenhouden en onze totale verlichting in de weg staan. Een dergelijke gedachte is echter gebaseerd op een bewustzijn van afscheiding en dus volkomen vreemd aan genade en Hemel. De wereld die we zien is geen op zichzelf staande macht, die los staat van ons en ons beperkt. De wereld is een reflectie van onze zelfbeperking, onze weerstand die we nog moeten overwinnen of afleren. De wereld bevindt zich niet buiten onze denkgeest, maar daar binnenin. Wij zijn de wereld. Dat is wat we aan het leren zijn. We worden wat we altijd zijn geweest door het aanvaarden van onze rol als verlosser van de wereld. Onze verlossing is de verlossing van de wereld. Er zijn geen twee dingen, ze zijn hetzelfde.
We komen terug om de wereld te verlossen. Dat betekent niet dat we ons kort moment van genade beleven en dan terugkomen om daarover te preken en anderen te vertellen hoe verlicht we zijn, en waarom zij niet. Wanneer onze verlossing de verlossing van de wereld is, is het omgekeerde waar: de verlossing van de wereld is onze verlossing. We verlossen de wereld door aan onszelf te werken:
De enige verantwoordelijkheid van de wonderdoener is de Verzoening voor zichzelf te aanvaarden (T2.V.5:1).
We verlossen de wereld door onze eigen denkgeest te veranderen, omdat dat de plaats is waar de wereld is. Er is slechts één denkgeest, er is er maar één van ons hier.
Wanneer we in de bioscoop zitten en er is een probleem met de projectie van de film op het scherm, dan rennen we niet naar het scherm om het probleem op te lossen. We zoeken de filmprojector en repareren deze. De “onverlichte” personen die we zien zijn delen van onze eigen denkgeest die we nog niet herkend hebben als een deel van onszelf. We verlossen ze niet door te proberen het projectiescherm te repareren (de “afgescheiden” mensen buiten onszelf), maar de projector (de oorzaak: onze eigen denkgeest).
Laten we blij zijn met het heilig ogenblik, en dankbaar om terug te keren en het licht van God naar de wereld te brengen. We brengen het naar onszelf. Door dat te zien worden we verlost. De terugkeer is geen stap terug in de tijd, het is een stap vooruit in ons eigen ontwakingsproces, het middel waarmee we de wereld naar tijdloosheid brengen, om daar de eenheid te zijn die we hebben aangeraakt en gekend.
Oefeninstructies:
DOEL
Vragen om genade en de tijdelijke ervaring van de Hemel die door genade gegeven wordt, om daarna terug te komen en anderen de geschenken te brengen die genade jou gegeven heeft.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds, minimaal vijf minuten en in het ideale geval dertig minuten of meer.
Vandaag vraag je opnieuw om het geschenk van genade, dat je tijdelijk op zal heffen naar de kennis van de Hemel. Begin met dit gebed: “Door genade leef ik. Door genade word ik vrij. Door genade geef ik. Door genade maak ik vrij”.
In het eerste gedeelte van dit gebed vraag je dat je denkgeest mag ontwaken in het licht van de werkelijkheid, waar je zuivere eenheid ervaart. Dit is “de ervaring die we proberen te versnellen” (7:1). Het is niet de laatste openbaring die op een dag tot je zal komen en waarin je tijd en ruimte definitief achter je zult laten, maar het is een voorproefje daarvan.
Het tweede gedeelte van het gebed gaat over de nawerking van het moment van genade. Als je weer tevoorschijn komt uit het moment van tijdloosheid zullen anderen “het licht zien dat nog schemert op jouw gezicht” (13:2), en zul je hen de wonderen geven die jou in het heilig ogenblik gegeven zijn.
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
Herhaal het gebed en vraag opnieuw om Gods genade. Dank Hem dan voor de weerspiegelingen van Zijn genade die je in het afgelopen uur hebt ervaren en vraag Hem hoe Hij wil dat je in het komende uur de gaven doorgeeft die je zelf hebt ontvangen.