Les 355
(21 december)
Er komt geen eind aan al de vrede en vreugde, en aan alle wonderen die ik schenken zal, wanneer ik Gods Woord aanvaard. Waarom niet vandaag?
1. Waarom zou ik wachten, mijn Vader, op de vreugde die U mij hebt beloofd? Want U zult Uw Woord houden dat U Uw Zoon in ballingschap gegeven hebt. Ik ben er zeker van dat mijn schat op mij wacht, en ik alleen mijn hand hoef uit te strekken om hem te vinden. Zelfs nu raken mijn vingers hem aan. Hij is heel dichtbij. Ik hoef geen ogenblik langer te wachten om voor eeuwig in vrede te zijn. Voor U kies ik, en samen met U voor mijn Identiteit. Uw Zoon wil graag Zichzelf zijn en U kennen als zijn Vader, zijn Schepper en zijn Geliefde.
Toelichting:
“Gods Woord” is wat Jezus mij in de Cursus vertelt over mijn ware Identiteit. Het is de waarheid over wat ik ben.
Voor U kies ik, en samen met U voor mijn Identiteit. Uw Zoon wil graag Zichzelf zijn en U kennen als zijn Vader, zijn Schepper en zijn Geliefde (1:78).
Volgens een christelijke leraar, die me jaren geleden inspireerde, is het doel van de mens, mijn doel als individu, “het menselijke voertuig van een goddelijke inhoud” te zijn. Daarvoor ben ik hier. Christus wil Zichzelf zijn in mij, in de vorm van mij. Ik heb geen andere reden om hier te zijn, hoewel het ego daar anders over denkt.
De Cursus onderwijst dat het ego de wereld en het lichaam heeft gemaakt als een aanval op God. Het wil de wereld gebruiken om God te vergeten. De Heilige Geest wil de wereld gebruiken om God te herinneren. Er is geen enkel doel voor wat dan ook, behalve een van deze twee. Ik ben hier om Gods Liefde te weerspiegelen. Ik ben hier om onschuld te zien. Ik ben hier om iedereen als broeder te zien en alles als vriendelijk en goed te beschouwen (WdII.14.3:4). Ik ben hier om mijn broeders te zegenen en hen te vragen mijn vrede en vreugde te delen. “Waarom niet vandaag?” Waarom zou ik wachten? Dat is de vraag die deze les stelt.
Ik ben er zeker van dat mijn schat op mij wacht, en ik alleen mijn hand hoef uit te strekken om hem te vinden. Zelfs nu raken mijn vingers hem aan. Hij is heel dichtbij. Ik hoef geen ogenblik langer te wachten om voor eeuwig in vrede te zijn (1:3-6).
Er is geen antwoord op de vraag waarom we wachten, omdat er geen reden is om te wachten. Daar is nooit een reden voor geweest. Het enige wat we hoeven te doen is de vernauwing in ons hart opheffen, de weerstand tegen de stroom van liefde opgeven, en ons hart volledig openen voor al wat leeft. Onszelf liefde laten zijn, liefde onszelf laten zijn. Ophouden met geloven dat we iets anders zijn dan liefde.
De weerstand die zo groot lijkt te zijn, een stenen muur, is niet meer dan een wolk, niet in staat om een veer tegen te houden. Alleen ons geloof in zijn ondoordringbaarheid maakt hem tot een barrière, zoals een olifant, die vastgebonden is aan een klein paaltje in de grond, gelooft dat hij niet weg kan, omdat hij erin getraind is te denken dat hij vastgeketend is aan een boom. We denken dat het ego als een granieten rotsblok tussen ons en God staat en Hem bij ons vandaan houdt. Maar ook het ego is een wolk, die nog geen pingpongbal tegen kan houden. Het heeft absoluut geen kracht om de Liefde van God te weerstaan en tegen te houden. Gods Liefde bevindt zich aan het eind van de tijd en heeft al gewonnen.
Laat ik vandaag mijn hart openen voor die Liefde. Laat ik haar ontvangen en geven. Laat ik haar overal zien, want ze ís overal, in iedereen.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT BEN IK”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat ben ik”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat ben ik”- tekst.
Wat ben ik 5:
Deel 5: WdII.14.3:1-4
1. Ik ben Gods Zoon, compleet, genezen en heel, stralend in de weerspiegeling van Zijn Liefde. In mij is Zijn schepping geheiligd en van eeuwig leven verzekerd. In mij is de liefde vervolmaakt, angst onmogelijk en vreugde gegrondvest zonder tegendeel. Ik ben de heilige woning van God Zelf. Ik ben de Hemel waar Zijn Liefde huist. Ik ben Zijn heilige Zondeloosheid zelf, want in mijn zuiverheid woont de Zijne.
2. Nu hebben we bijna geen woorden meer nodig. Maar in de laatste dagen van dit ene jaar dat wij samen, jij en ik, aan God geschonken hebben, vonden we één doel dat we deelden. En zo heb jij je met mij verenigd, dus wat ik ben, ben jij eveneens. De waarheid omtrent wat wij zijn is niet in woorden uit te drukken of te beschrijven. Maar onze functie hier kan ons duidelijk worden, en woorden kunnen hiervan spreken en die ook onderwijzen, als we zelf een toonbeeld van die woorden zijn.
"Wij zijn de brengers van verlossing. We aanvaarden onze rol als verlossers van de wereld, die door onze gezamenlijke vergeving wordt verlost. En dit geschenk van ons wordt daarom aan ons gegeven. We zien ieder als broeder en beschouwen alles als vriendelijk en goed."
We zijn niet uit op een functie die voorbij de Hemelpoort ligt. Kennis zal terugkeren, wanneer we ons aandeel hebben vervuld. Wij bekommeren ons enkel om het verwelkomen van de waarheid.
4. Onze ogen zijn het waardoor de visie van Christus een wereld ziet die verlost is van elke gedachte aan zonde. Onze oren zijn het die de Stem namens God horen verkondigen dat de wereld zonder zonde is. Onze denkgeesten zijn het die zich met elkaar verenigen wanneer wij de wereld zegenen. En vanuit de eenheid die we hebben bereikt, roepen we al onze broeders op en vragen hen onze vrede te delen en onze vreugde compleet te maken.
5. Wij zijn de heilige boodschappers van God die namens Hem spreken, en omdat we Zijn Woord uitdragen aan ieder die Hij tot ons gezonden heeft, ontdekken we dat het in ons hart geschreven staat. En zo zijn we van gedachten veranderd over het doel waarvoor we kwamen en dat we proberen te dienen. We brengen een blijde boodschap naar de Zoon van God, die dacht dat hij leed. Nu is hij verlost. En nu hij de Hemelpoort voor hem ziet openstaan, zal hij binnengaan en verdwijnen in het Hart van God.
De waarheid omtrent wat wij zijn is niet in woorden uit te drukken of te beschrijven (2:4).
Wat is onze functie, waar de laatste zin van alinea 2 over spreekt? “Wij zijn de brengers van verlossing” (3:1). Realiseer ik mij werkelijk dat dit mijn functie is; dat ik hier in feite elke dag voor leef – om verlossing aan de wereld te brengen? Het gaat hier niet om het redden van mensen, het gaat erom hen te zien zoals God hen geschapen heeft, en wel zo duidelijk en volledig dat onze visie van hen hun ogen opent voor hetzelfde. Het gaat over een dermate absoluut zien van hun onschuld, dat ze deze in ons weerspiegeld zien.
We aanvaarden onze rol als verlossers van de wereld, die door onze gezamenlijke vergeving wordt verlost (3:2).
We verlossen de wereld door vergeving. En we beoefenen deze vergeving samen met Jezus. We verenigen ons met hem in het wegnemen van schuld en schaamte van iedereen die we ontmoeten. Zo wordt de wereld verlost en bevrijd uit de slavernij van schuld en angst.
En dit geschenk van ons wordt daarom aan ons gegeven (3:3).
Opnieuw het vaak herhaalde thema: We ontvangen vergeving door haar te schenken.
We zien ieder als broeder en beschouwen alles als vriendelijk en goed (3:4).
Dit is de visie van een verlosser. Iedereen als een broeder zien betekent: iedereen als een gelijke zien, delend in de schuldeloosheid van Gods schepping. Alles als vriendelijk en goed zien betekent: beseffen dat zelfs een (schijnbare) aanval iemand niet onvriendelijk of slecht maakt; dat achter de angst, die de drijfveer is van de aanval, een vriendelijk en zachtmoedig hart schuilgaat. Sommigen van ons beginnen dit misschien al in zichzelf en anderen te zien. We erkennen dat we fouten hebben gemaakt, dat we liefdeloos hebben gehandeld, maar we weten dat zich achter dat masker van boosheid en egoïsme een vriendelijk hart bevindt. We willen anderen niet kwetsen, maar voelen ons daartoe gedreven door de omstandigheden. Het ego houdt ons voor dat aanval noodzakelijk is om te kunnen overleven. Maar de Cursus vraagt ons:
Denk je niet dat de wereld evenzeer vrede nodig heeft als jij? Wil je die niet even graag aan de wereld geven als je die zelf ontvangen wilt? Want als je dat niet doet, zul je die niet ontvangen. Als je vrede van mij wilt hebben, dien je die te geven. Genezing komt niet van iemand anders (T8.IV.4:1-5).
Er is geen enkel levend wezen dat niet de universele Wil deelt dat het heel is (T31.I.9:1).
Onze weg naar verlossing ligt in het besef dat alle levende wezens heel willen zijn; dat iedereen naar vrede verlangt en dat we, onder alle maskers die we zo graag dragen, in werkelijkheid Liefde zijn.