Les 323

(19 november)

Ik breng graag het ‘offer’ van de angst.

1. Hier is het enige ‘offer’ dat U van Uw geliefde Zoon vraagt: U vraagt hem alle lijden, alle gevoel van verlies en verdriet, alle verontrusting en twijfel op te geven, en in zijn bewustzijn vrijelijk Uw Liefde te laten binnenstromen, die hem van pijn geneest en hem Uw eigen eeuwigdurende vreugde geeft. Dat is het ‘offer’ dat U van mij vraagt, een dat ik gaarne breng, de enige ‘prijs’ voor het herstel van Uw herinnering in mij, voor de verlossing van de wereld.

 

2. En wanneer we de schuld betalen die we aan de waarheid zijn verplicht – een schuld die alleen bestaat uit het loslaten van zelfmisleidingen en van beelden die we ten onrechte aanbaden – keert de waarheid in heelheid en in vreugde tot ons terug. We worden niet langer misleid. Liefde is nu tot ons bewustzijn weergekeerd. En we zijn opnieuw in vrede, want angst is verdwenen en alleen de liefde blijft.


Toelichting:

De les van gisteren eindigde met de zin: “Welk verlies kan ik verwachten behalve het verlies van angst?” (WdII.322.2:5). De les van vandaag gaat daar op door. Is angst het enige wat ik kan verliezen? Daar kan ik mee leven! Het verlies van angst is geen offer, die zal ik met plezier kwijtraken!

 

Het lijkt alsof mij wordt gevraagd om prettige en waardevolle dingen op te geven, maar het enige dat ik op hoef te geven is “alle lijden, alle gevoel van verlies en verdriet, alle verontrusting en twijfel” (1:1). Gehechtheid aan de dingen van deze wereld, aan dingen die broos en vergankelijk zijn, brengt altijd lijden, verlies en bezorgdheid met zich mee. Waarschijnlijk realiseer ik het mij niet, maar de geheime aantrekkingskracht van het ego tot deze dingen is niet het plezier dat ze me geven, maar de pijn. Wanneer ik deze ego-motivatie herken zal ik ongetwijfeld zo wijs en verstandig zijn om mijn gehechtheid los te laten.

 

Als ik dat doe, kan Gods Liefde vrijelijk mijn bewustzijn binnenstromen (1:1). Wil ik dat vandaag? Gods Liefde mijn bewustzijn binnen laten stromen? Verlang ik naar deze ervaring? Laat ik dan graag mijn angst opofferen. Laat ik hem gewoon opgeven. Laat ik me realiseren dat ik mij, door me vast te klampen aan iets anders dan aan het doel van God, vastklamp aan angst – en het loslaten.

Ja, mijn Vader, vandaag ben ik bereid dit “offer” te brengen. Vandaag ben ik bereid om op te houden met bang te zijn voor liefde.

 

Ik moet mezelf eraan herinneren dat ik niets werkelijks opgeef. In feite geef ik helemaal niets op. Ik koester alleen de illusie dat ik iets opgeef, maar ik heb nooit iets bezeten wat werkelijk is. Het enige wat ik doe is “het loslaten van zelfmisleidingen en van beelden die we ten onrechte aanbaden” (2:1). Dit is “de schuld betalen die we aan de waarheid zijn verplicht” (2:1). Het is gewoon eerlijk zijn! En als ik die schuld betaal keert de waarheid in heelheid en in vreugde tot mij terug (2:1). Er komt een eind aan de misleiding en Liefde keert terug in mijn bewustzijn. De volheid van het geschenk dat eeuwig het mijne is – liefde – keert terug in mijn herinnering.

 

En we zijn opnieuw in vrede, want angst is verdwenen en alleen de liefde blijft (2:4).

 

Ik breng graag het ‘offer’ van de angst!


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE SCHEPPING”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de schepping”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Denk aan iemand jegens wie je wrok koestert. Als je het moeilijk vind om deze wrok los te laten denk je waarschijnlijk dat de ander je iets verschuldigd is. Want als dat niet zo zou zijn, zou je je wrok snel en gemakkelijk los kunnen laten.

Realiseer je nu dat het gevolg van deze wrok angst is. Als je dus je wrok los wilt laten kan de volgende tekst je daarbij helpen:

Ik breng graag het ‘offer’ van de angst. Ik laat Uw Liefde vrijelijk binnenstromen.

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de schepping”- tekst.

Wat is de schepping  3:

Deel 3: WdII.11.2:1-3

 

1. De schepping is de som van al Gods Gedachten, oneindig in getal en overal totaal zonder beperkingen. Alleen liefde schept, en alleen als zichzelf. Er is geen tijd geweest waarin al wat zij geschapen heeft er niet was. Noch zal er een tijd zijn waarin wat zij ook schiep enig verlies lijdt. Voor eeuwig en altijd zijn Gods Gedachten precies zoals ze waren en zoals ze zijn, onveranderd door de tijd heen en nadat de tijd voorbij is.

 

"Aan Gods Gedachten is alle macht gegeven die hun eigen Schepper heeft. Want Hij wil aan liefde toevoegen door haar uit te breiden. Zo heeft Zijn Zoon deel aan de schepping en moet hij daarom delen in de macht om te scheppen."

 

Wat God gewild heeft dat voor eeuwig Eén is zal nog Eén zijn wanneer de tijd is gedaan; en het zal door de loop der tijden niet worden veranderd, en blijven zoals het was voor de gedachte aan tijd begon.

 

3. De schepping is het tegendeel van alle illusies, want de schepping is de waarheid. De schepping is de heilige Zoon van God, want in de schepping is Zijn Wil in ieder aspect compleet, ervoor zorgend dat elk deel het geheel bevat. Haar eenheid is voor eeuwig als onschendbaar gewaarborgd, blijft eeuwig in Zijn heilige Wil bewaard, buiten elke mogelijkheid tot schade, scheiding, onvolmaaktheid, en buiten enige smet op haar zondeloosheid.

 

4. Wij zijn de schepping, wij de Zonen van God. We lijken elk apart te zijn en ons niet bewust van onze eeuwige eenheid met Hem. Maar achter al onze twijfels, voorbij al onze angsten is nog altijd zekerheid. Want liefde blijft bij al haar Gedachten, terwijl haar zekerheid de hunne is. De Godsherinnering is in onze heilige denkgeest, die zijn eenheid en verbondenheid met zijn Schepper kent. Laat onze functie erin bestaan alleen deze herinnering terug te doen keren, alleen Gods Wil op aarde te laten geschieden, alleen onze innerlijke gezondheid weer terug te vinden en slechts te zijn zoals God ons geschapen heeft.

 

5. Onze Vader roept ons. We horen Zijn Stem en we vergeven de schepping in de Naam van haar Schepper, de Heiligheid zelf, wiens Heiligheid gedeeld wordt door Zijn eigen schepping, wiens Heiligheid nog altijd deel is van ons.

 

 

Gods Gedachten” verwijzen naar ons. Wij zijn een Gedachte van God. “De schepping is de som van al Gods Gedachten” (1:1), de som van alle schepselen van alle tijden.

 

Vervolgens verklaart de Cursus: “Aan Gods Gedachten is alle macht gegeven die hun eigen Schepper heeft” (2:1). Dat is een opzienbarende verklaring. Volgens de Bijbel zei Jezus aan het eind van zijn leven: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde” (Mt.28:18). De Cursus zegt dat niet alleen aan Jezus alle macht is gegeven, maar aan het gehele Zoonschap, dus aan ons allen. Dat betekent dat wij alles kunnen wat God kan. Wij zijn niets anders dan Zijn uitbreiding. Wij scheppen zoals Hij.

 

De reden waarom God Zijn macht met ons deelt is dat Hij “aan liefde [wil] toevoegen door haar uit te breiden” (2:2). Met andere woorden: we hebben macht opdat we liefde uit kunnen breiden. Een beknopte definitie van schepping zou dus kunnen zijn: het uitbreiden van liefde. Het soort liefde dat we in deze wereld delen is echter niet de werkelijke Liefde; het is slechts een weerspiegeling van de Hemelse liefde. Onze ervaring van liefde in deze wereld is een uitwisseling van liefde tussen afgescheiden wezens. In de Hemel heerst uitsluitend het bewustzijn van volmaakte eenheid. We kunnen ons alleen maar voorstellen wat liefde in die context betekent. We kunnen er soms een glimp van opvangen in een heilig ogenblik, wanneer de barrière tussen denkgeesten even lijkt te verdwijnen. Op dat moment is er een bewustzijn dat een ander is wie jij bent en dat jij de ander bent. De liefde in “jou” wordt uitgebreid in de ander, en die van “de ander” breidt zich uit in jou. Je bént de liefde in jou die jou liefheeft. Het kan een desoriënterende ervaring zijn omdat je letterlijk even loskomt van jezelf, van je individualiteit, terwijl je je tegelijkertijd bewust wordt van iets dat veel groter en omvattender is, iets dat je in werkelijkheid bent.

 

Dit zijn geweldige ervaringen en erom vragen wordt in de Cursus niet afgeraden. Belangrijker is echter dat de schepping, zoals de Een cursus in wonderen deze ziet, geen aardse ervaring is, maar een Hemelse. Het is iets wat onafgebroken plaatsvindt en onze droom van afscheiding heeft dit proces niet verstoord. Niets is verloren gegaan of opgehouden door onze illusie van afgescheidenheid. Daarom vertelde de Cursus ons bij het vorige thema (het Laatste Oordeel) over het eindoordeel:

 

Het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos. Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets (WdII.10.2:2-3).

 

Wanneer de schepping in de Hemel de uitbreiding van liefde betekent, wat is daar in de wereld dan mee te vergelijken? Volgens de Cursus is dit vergeving. Vergeven is niet scheppen, maar het erkennen daarvan.