Les 145
(25 mei)
Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God:
Toelichting:
Hoewel mijn denkgeest enkel bevat wat ik denk met God, houdt gebrek aan vergeving deze gedachte buiten mijn bewustzijn (WdI.hIV.In.2:7). Daarom is de wereld die ik zie, een wereld die niet vergevingsgezind is:
De wereld die je ziet is het waansysteem van hen die gek geworden zijn van schuld (T13.In.2:2).
Het enige wat de illusie van deze wereld, met haar straf, pijn, zorgen, afscheiding en dood, in stand houdt, is gebrek aan vergeving. Waarom lijkt mijn lichaam te zijn wie ik ben? Waarom lijkt de mentale, emotionele en fysieke pijn die ik ervaar zo werkelijk? Waarom lijkt verlies zo echt? Dit alles komt voort uit- en wordt in stand gehouden door een gebrek aan vergeving in mijn denkgeest. Daarom is vergeving de sleutel tot geluk (WdI.121.t). Er is een wereld die ik werkelijk verlang, een wereld die voorbij deze wereld ligt. De Cursus noemt dit de werkelijke wereld.
De werkelijke wereld is de denkstaat waarin vergeving als het enige doel van de wereld wordt gezien (T30.V.1:1).
De werkelijke wereld wordt simpelweg bereikt door de totale vergeving van de oude, de wereld die jij zonder vergeving ziet (T17.II.5:1).
Door vergeving verplaatst mijn waarneming zich van de wereld van pijn naar de werkelijke wereld. Daarom is het onmogelijk om twee werelden te zien. Mijn denkgeest vergeeft of hij vergeeft niet. Hij veroordeelt wat hij ziet of hij aanvaardt het in barmhartige vergeving.
Laat ik bij mezelf beginnen: ik denk niet bepaald vriendelijk over mezelf! En ik ben behoorlijk genadeloos in mijn oordeel over mijn fouten! Deze hardvochtigheid ten opzichte van mezelf is de oorsprong van de hardvochtige wereld die ik zie.
In mij, in ons allen, is een onmetelijke ruimte vol vriendelijkheid, een intens groot hart dat alles in liefde omhelst. Dit is de denkgeest die ik deel met God. In mij is ook een angstig kind, overspoeld door pijn, dat gelooft dat het ‘t universum voor eeuwig heeft beschadigd. Laat me met liefde naar dat gekwetste deel in mezelf kijken en mijn armen ervoor openen, vol troost en liefdevolle vriendelijkheid. Mijn hart is groot genoeg om deze pijn te dragen in plaats van af te wijzen. De liefde die ik deel met God is groot genoeg om mezelf mededogen te schenken. Ik wil mezelf niet langer uit mijn eigen hart bannen. Ik wil mezelf binnen laten, met een warm en vriendelijk welkom. En ik wil degenen die dicht bij me staan op dezelfde manier benaderen, met dezelfde milde en vriendelijke aanvaarding. Dat is de genezing van mijn eenzaamheid en pijn, want niets is pijnlijker dan een gesloten hart.
In feite is er geen andere pijn dan deze. Pijn is het ontkennen van de liefde die ik ben. Deze subtiele, innerlijke afwijzing is de oorsprong van de wereld die ik zie. In het ongedaan maken van deze afwijzing ligt mijn verlossing en daarmee de verlossing van de wereld. Dat is de toegang tot de werkelijke wereld, een wereld vol licht en liefde, stralend van hoop en vreugde. Voorbij deze wereld is een wereld die ik verlang en de sleutel waarmee ik de deur naar deze wereld kan openen is vergeving.
Oefeninstructies:
DOEL
Hoewel Deel I van het Werkboek nog 80 lessen bevat, is deze herhaling toch een voorbereiding op Deel II. Ook de volgende herhaling (Herhaling V) kondigt deze voorbereiding aan. Het Werkboek neemt kennelijk aan dat we een aantal hobbels hebben genomen (zie bijvoorbeeld WdI.122.10:2-4) en dat we ons, nu we minder weerstand hebben, kunnen concentreren op de voorbereiding op het belangrijkste deel van het Werkboek: Deel II.
OEFENING
Twee keer ongeveer zeven minuten, aan het begin en aan het einde van de dag.
- Besteed de eerste vijf minuten aan het centrale thema van deze herhaling: “Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God”. Breng je denkgeest tot rust en herhaal dit idee enkele keren langzaam, je bewust van de betekenis van deze woorden. Laat deze gedachte alle andere gedachten vervangen. Onze gebruikelijke gedachten zijn, zoals in de alinea’s 3 en 4 wordt beschreven, niet-vergevingsgezind. Misschien is dit niet meteen herkenbaar omdat ze zich in allerlei vermommingen aan je voordoen. Ze verbergen de waarheid dat je denkgeest enkel bevat wat je denkt met God. Door je te concentreren op dit ene, ware idee, kom je in contact met de ware staat van je denkgeest, die alleen Gods Gedachten denkt. Dit bereidt je voor op een dag die deze ware staat van zijn weerspiegelt, en waarin de gedachten die je denkt afkomstig zijn van God (6:1-2).
- Begin na deze vijf minuten aan de tweede fase. Lees de beide ideeën die herhaald worden, sluit je ogen en herhaal ze langzaam in jezelf. Elk woord bevat een geschenk van God. Sta je denkgeest toe dit geschenk te ontvangen. “Laat elk woord stralen van de betekenis die God eraan gegeven heeft” (7:4). Ontvang de betekenis die Hij in deze woorden heeft gelegd, want deze ontvankelijkheid is de ware staat van je denkgeest.
Het doel van de eerste fase is je voor te bereiden op de tweede fase. Door je vijf minuten uitsluitend te concentreren op een gedachte van God, bereid je je voor op het uitsluitend zien van de betekenis die God aan de twee herhaalde ideeën gegeven heeft.
HERHALINGEN
Op elk uur ongeveer een minuut.
Besteed een rustig moment aan het centrale thema en herhaal daarna de twee ideeën van de dag. Doe dat langzaam, en gun jezelf de tijd om de betekenis te zien die God daar voor jou aan gegeven heeft.
OPMERKING
Herhaal deze oefening ’s avonds, voordat je gaat slapen. Realiseer je dat het centrale thema deze dag, door jouw trouwe beoefening, “tot een bijzonder moment van zegen en geluk heeft gemaakt” (9:3), zowel voor jezelf als voor de wereld. Realiseer je ook dat je, terwijl je in slaap valt, omhuld bent door Gods dank. Want je maakt nu aanspraak op het erfgoed dat Hij je heeft gegeven.