3. Wat is de wereld?

(Lessen 241 - 250)

Inleiding:

1. De wereld is onjuiste waarneming. Ze is uit dwaling voortgekomen en heeft haar bron niet verlaten. Ze zal niet langer blijven bestaan dan de gedachte die haar heeft voortgebracht wordt gekoesterd. Wanneer de gedachte van afgescheidenheid gewijzigd is in een van ware vergeving, zal de wereld in een heel ander licht worden gezien, een dat tot de waarheid leidt, waarin heel de wereld met al haar dwalingen zal verdwijnen. Nu is haar bron verdwenen en zijn haar gevolgen dat eveneens.

 

2. De wereld werd gemaakt als een aanval op God. Ze symboliseert angst. En wat is angst anders dan de afwezigheid van liefde? De wereld was aldus bedoeld als een plaats waar God niet binnen kon gaan en waar Zijn Zoon van Hem gescheiden kon zijn. Hier werd waarneming geboren, want kennis zou dergelijke waanzinnige gedachten niet kunnen voortbrengen. Maar ogen bedriegen en oren horen onjuist. Nu worden vergissingen alleszins mogelijk, omdat er geen zekerheid meer is.

 

3. In plaats daarvan zijn de mechanismen van illusie ontstaan. En die gaan nu vinden wat hun gegeven werd te zoeken. Hun oogmerk is te beantwoorden aan het doel waartoe de wereld werd gemaakt om daarvan te getuigen en dat tot werkelijkheid te maken. Zij zien in haar illusies niets dan een solide basis waarin waarheid bestaat, instandgehouden los van leugens. Maar alles waarvan ze melding maken is slechts een illusie die gescheiden wordt gehouden van de waarheid.

 

4. Waar het zien werd gemaakt om van de waarheid weg te leiden, kan het ook opnieuw worden gericht. Geluiden worden de roep om God, en aan alle waarneming kan een nieuw doel worden gegeven door Degene die God als Verlosser van de wereld heeft aangesteld. Volg Zijn licht en zie de wereld zoals Hij die beziet. Hoor alleen Zijn Stem in alles wat tot jou spreekt. En laat Hij jou de vrede en zekerheid schenken die jij hebt weggegooid, maar die de Hemel voor jou in Hem heeft bewaard.

 

5. Laten we niet voldaan rusten voordat de wereld zich bij onze veranderde waarneming aangesloten heeft. Laten we niet tevreden zijn voordat vergeving totaal is gemaakt. En laten we niet proberen onze functie te wijzigen. Wij moeten de wereld verlossen. Want wij die haar gemaakt hebben, moeten haar door de ogen van Christus zien, opdat wat gemaakt was om te sterven tot eeuwig leven kan worden hersteld.


Toelichting:

Deel 1: WdII.3.1:1-4

 

“De wereld is onjuiste waarneming. Ze is uit dwaling voortgekomen en heeft haar bron niet verlaten. Ze zal niet langer blijven bestaan dan de gedachte die haar heeft voortgebracht wordt gekoesterd. Wanneer de gedachte van afgescheidenheid gewijzigd is in een van ware vergeving, zal de wereld in een heel ander licht worden gezien, een dat tot de waarheid leidt, waarin heel de wereld met al haar dwalingen zal verdwijnen.”

 

De eerste zin beantwoordt deze vraag met: “De wereld is onjuiste waarneming” (1:1). De rest van deze pagina bevat de uitleg van deze verklaring.

 

Sommigen van ons, die de Cursus voor het eerst bestuderen, denken misschien dat dit betekent dat de wereld zelf werkelijk is, maar onze waarneming ervan onjuist. Jezus zegt echter duidelijk dat de wereld en onjuiste waarneming hetzelfde zijn. De wereld is een hallucinatie, we nemen iets waar wat er niet is.

 

In mijn waarneming ben “ik” in mijn hoofd en kijk ik naar een wereld die “niet ik” is, die van mij afgescheiden is. Maar dat is niet de waarheid. Er is geen wereld buiten mijn denkgeest (zie T18.VI.1:1 en T12.III.6:7).

 

Wat naar buiten is geprojecteerd en schijnbaar buiten de denkgeest ligt, is helemaal niet buiten, maar een gevolg van wat zich vanbinnen bevindt, en heeft zijn bron niet verlaten (T26.VII.4:9).

 

De wereld is “uit dwaling voortgekomen” (1:2) en heeft onze denkgeest, die haar bron is, nooit verlaten. De Cursus zegt het vaak: “Ideeën verlaten hun bron niet”. De wereld is het onjuiste idee van afscheiding in onze denkgeest. Wanneer onze denkgeest (die we met iedereen delen) het idee van afgescheidenheid niet langer koestert, zal de wereld, die dat idee vertegenwoordigt, gewoon verdwijnen.

 

Velen van ons, die zijn opgevoed in een religieuze traditie die leert dat God de wereld schiep, hebben veel pijn en verwarring doorstaan, omdat ze niet begrepen hoe God zo’n puinhoop kon scheppen. Als Hij daar verantwoordelijk voor was, was het nog maar de vraag of je Hem wel wilde kennen. Wat een opluchting is het dan om je te realiseren dat Hij de wereld niet geschapen heeft, dat ze is voortgekomen uit een dwaling van onze denkgeest, die ten onrechte vasthoudt aan het idee van de afscheiding. De ellende van deze wereld weerspiegelt alleen de ellende in onze denkgeest, veroorzaakt door het geloof in afscheiding. Het is alsof we ons afvroegen: “Hoe zou het zijn als we afgescheiden zouden zijn?” Een eerdere les zei:

 

Ik kan aan deze wereld ontsnappen door aanvalgedachten op te geven (WdI.55.3:1).

 

Dat gaat over hetzelfde. Als we onze aanvalgedachten opgeven, de gedachten van afgescheidenheid die we nog steeds koesteren, kunnen we de wereld achter ons laten. De Cursus helpt ons deze gedachten op te geven en de problemen van de wereld bij de wortel aan te pakken.

 

Deel 2: WdII.3.1:4-5

 

“Wanneer de gedachte van afgescheidenheid gewijzigd is in een van ware vergeving, zal de wereld in een heel ander licht worden gezien, een dat tot de waarheid leidt, waarin heel de wereld met al haar dwalingen zal verdwijnen. Nu is haar bron verdwenen en zijn haar gevolgen dat eveneens.”

 

Als de wereld niets anders is dan het gevolg van de afscheidingsgedachte in mijn denkgeest, dan is het volgende zonder meer waar:

 

Wanneer de gedachte van afgescheidenheid gewijzigd is in een van ware vergeving, zal de wereld in een heel ander licht worden gezien, een dat tot de waarheid leidt (1:4).

 

Het tegengif voor de afscheidingsgedachte is ware vergeving. Een cursus in wonderen is een cursus in het veranderen van onze gedachten. De “muur” die ons van elkaar en van God gescheiden houdt is ons niet-vergeven, het koesteren van grieven, ons oordeel over elkaar dat we geen liefde verdienen. Het resultaat van het veranderen van deze gedachten in gedachten van vergeving is dat we de wereld heel anders gaan zien. In plaats van een wereld van oordeel zien we de werkelijke wereld. In plaats van vijanden zien we broeders. En het zien van deze wereld leidt tot de waarheid “waarin heel de wereld met al haar dwalingen zal verdwijnen”(1:4). Met andere woorden: het proces leidt van de wereld (het resultaat van de afscheidingsgedachte) naar de werkelijke wereld (het resultaat van de vergevingsgedachte) en tenslotte naar de Hemel (de waarheid), waar helemaal geen wereld meer is.

 

Het proces waar we in de wereld doorheen gaan is de genezing van onze gedachten van afscheiding. Als die gedachten genezen zijn beginnen we steeds meer de werkelijke wereld te zien, een wereld waarin alleen liefde wordt weerspiegeld. En wanneer de afscheidingsgedachte volledig is genezen in elk deel van elk fragment van de denkgeest, zal de wereld niet alleen anders gezien worden, ze zal verdwijnen.

 

Nu is haar bron [de afscheidingsgedachte] verdwenen en zijn haar gevolgen [de wereld met al haar dwalingen] dat eveneens (1:5).

 

Deel 3: WdII.3.2:1-4

 

“De wereld werd gemaakt als een aanval op God. Ze symboliseert angst. En wat is angst anders dan de afwezigheid van liefde? De wereld was aldus bedoeld als een plaats waar God niet binnen kon gaan en waar Zijn Zoon van Hem gescheiden kon zijn.”

 

De wereld werd gemaakt als een aanval op God (2:1).

 

Dit is waarschijnlijk een van de schokkendste verklaringen van Een cursus in wonderen. Ze elimineert het idee dat God de wereld heeft geschapen. God heeft geen aanval op zichzelf geschapen. De wereld is de poging van het ego om God uit te schakelen en ons een alternatief te bieden.

 

In hoofdstuk 23, paragraaf II (“De wetten van de chaos”) spreekt het Tekstboek over de wetten van het ego en dat deze wetten de wereld werkelijk hebben gemaakt: “Dit zijn de principes die jou vaste grond onder je voeten lijken te geven” (T23.II.13:5). De wetten van het ego hebben de wereld gemaakt.

 

En hoe zit het dan met de schoonheid van de wereld? Met de schittering van de sterren, de fragiele schoonheid van een bloem, de grootsheid van de adelaar in zijn vlucht? We mogen het zien als een weerspiegeling van de schittering en grootsheid van de Hemel, maar in deze wereld ligt onder al dat moois een wereld van onafgebroken oorlogvoering, van “doden of gedood worden”.

 

Er is geen leven buiten de Hemel” (T23.II.19:1). De wereld symboliseert angst, wat de afwezigheid is van liefde.

 

De wereld was aldus bedoeld als een plaats waar God niet binnen kon gaan en waar Zijn Zoon van Hem gescheiden kon zijn (2:4).

 

Het ego maakte de wereld als een plaats om zich te verbergen en God te ontlopen. Ja, we kunnen symbolen van Hem vinden in de natuur en dat is goed; ware waarneming ziet alleen liefde in alles. Maar dat betekent dat we Hem evengoed in tornado’s en aardbevingen moeten zien als in bloemen en vogels. Het betekent dat we Hem overal in zouden kunnen zien, omdat Hij in onze denkgeest is. Maar in feite is de wereld een plaats waar God niet is. Dat is de reden waarom het ego haar heeft gemaakt. Dat is het doel waarmee we hier als ego komen. En als ego hebben we het bijzonder goed gedaan. We hebben eeuwenlang geprobeerd om het bestaan van God in deze wereld te bewijzen, maar dat is nooit gelukt, behalve misschien voor de enkelen die dit al geloofden. God in de wereld vinden is een onmogelijk opgave. De wereld slaagt er veel beter in om Hem te verbergen dan om Hem te tonen.

 

Welke boodschap bevat dit voor ons? “De wereld is onjuiste waarneming” (1:1). De wereld is niet werkelijk. Het beeld van de wereld, dat angst en aanval symboliseert, is het beeld van het denksysteem van het ego. “Ze is uit dwaling voortgekomen” (1:2). Deze wereld is niet wat we willen. We kunnen ons niet vastklampen aan de “mooie dingen” en alle ellende om ons heen vergeten. Het is alles of niets. We kunnen leren om met liefde naar de wereld te kijken – naar alles wat ze bevat. Door te kijken met vergeving zien we voorbij de boodschappen van haat en angst, die ze ons voortdurend probeert te geven en zien we alleen nog de universele roep om liefde.

 

Jij wilt de wereld niet. Het enige erin wat waarde heeft, is elk deel ervan waar jij met liefde naar kijkt. Dat verleent de wereld de enige werkelijkheid die ze ooit bezitten zal. Haar waarde ligt niet in haarzelf besloten, maar die van jou ligt wel in jou. Zoals zelfwaarde voortvloeit uit zelfuitbreiding, zo vloeit de waarneming van zelfwaarde voort uit de uitbreiding van liefdevolle gedachten naar buiten toe. Maak de wereld voor jezelf tot werkelijkheid, want de werkelijke wereld is de gave van de Heilige Geest, en behoort jou dus toe (T12.VI.3:1-6).

 

Deel 4: WdII.3.2:5-7

 

“Hier werd waarneming geboren, want kennis zou dergelijke waanzinnige gedachten niet kunnen voortbrengen. Maar ogen bedriegen en oren horen onjuist. Nu worden vergissingen alleszins mogelijk, omdat er geen zekerheid meer is.”

 

Waarneming werd geboren in de wereld, omdat uit kennis geen angstgedachten geboren kunnen worden (2:5). Kennis kent alleen de gedachten van God. Kennis is de Hemel en zijn eenzijn; waarneming is de “wetenschap” van deze wereld. Deze twee begrippen worden in de Cursus vaak tegenover elkaar gezet. Waarneming is van nature onbetrouwbaar: “ogen bedriegen en oren horen onjuist” (2:6). We weten dat dit waar is. We hoeven alleen maar te denken aan een meningsverschil tussen twee personen van een paar dagen geleden. De een zal zich heel andere dingen herinneren dan de ander (en natuurlijk is het altijd de ander die het verkeerd begrepen heeft...).

 

Heb je je ooit gerealiseerd dat onze zintuigen juist gemaakt zijn om ons te misleiden?

 

Ze werden gemaakt om een wereld te zien die er niet is, en om de stemmen te horen die geen geluid kunnen maken (T28.V.5:4).

 

De ogen van het lichaam zien alleen vorm. Ze kunnen niet verder zien dan datgene waarvoor ze werden gemaakt. En ze werden gemaakt om vergissingen te zien, en niet om daarachter te kijken (T22.III.5:3-5).

 

Met onze afhankelijkheid van onze ogen en oren hebben we onszelf zeer ontvankelijk gemaakt voor vergissingen: “Nu worden vergissingen alleszins mogelijk, omdat er geen zekerheid meer is” (2:7).

Onbetrouwbare en misleidende waarneming stellen het ego in staat om deze wereld werkelijk te doen lijken. Waarneming toont ons een wereld vol gevaar, met als gevolg voortdurende defensiviteit en onafgebroken waakzaamheid tegen aanvallen. Alleen de visie van Christus, die het licht van God ziet, kan ons alles anders laten zien.

 

Het doel van de wereld die jij ziet is je vergevingsfunctie te verdoezelen en jou de rechtvaardiging te verschaffen die te vergeten. Het is de verzoeking om God en Zijn Zoon af te vallen door een fysieke verschijning aan te nemen. Dit is waarnaar de ogen van het lichaam kijken.

Niets wat de ogen van het lichaam schijnen te zien, kan iets anders zijn dan een vorm van verzoeking, aangezien dit nu juist het doel van het lichaam was. Toch hebben we geleerd dat de Heilige Geest voor alle illusies die jij gemaakt hebt een andere toepassing heeft, en daarom ziet Hij er een ander doel in. Voor de Heilige Geest is de wereld een plaats waar jij leert jezelf te vergeven wat jij als je zonden beschouwt. Zo bezien wordt de fysieke verschijningsvorm van verzoeking de geestelijke erkenning van verlossing (WdI.64.1:2-2:4).

 

Deel 5: WdII.3.3:1-2

 

“In plaats daarvan zijn de mechanismen van illusie ontstaan. En die gaan nu vinden wat hun gegeven werd te zoeken.”

 

In plaats van zekerheid (2:7) zijn de mechanismen van illusie ontstaan (3:1). De mechanismen van illusie bevatten niet alleen onze lichamelijke zintuigen, maar ook de mechanismen van de denkgeest die interpreteren en aanpassen wat is waargenomen, zodat het in de gewenste patronen past. We zien wat we verwachten en wensen te zien. We hebben allemaal een “blinde vlek” in onze ogen. Een deel van het netvlies, waar de oogzenuw het oog verlaat, vangt geen licht op. Op die plaats is iedereen dus blind. De denkgeest vult deze blinde vlek op met wat daar “hoort te zijn”. Niemand ziet de lege plek, maar hij is er wel. Alleen verzint de denkgeest wat er op die plek zou moeten zijn. Dit is dus eveneens een “mechanisme van illusie”. En onze denkgeest verzint veel vaker wat “er hoort te zijn” dan we ons realiseren.

 

Het hele proces van waarneming is een proces van illusie. De denkgeest stuurt zijn informanten op pad om te “vinden wat hun gegeven werd te zoeken” (3:2). De denkgeest vertelt hen: “Vind bewijsmateriaal van schuld” En ziedaar: ze vinden het. “Vind bewijsmateriaal van aanval”. Ze brengen het. “Vind bewijsmateriaal van afscheiding”. Ze produceren het. Het ego ziet alleen wat het wenst te zien. En het doel van het ego is getuigen te zien van de afwezigheid van liefde en deze tot werkelijkheid te maken; om te demonstreren dat God niet hier is, maar wij wel, afgescheiden van Hem.

 

Deel 6: WdII.3.3:3-5

 

“Hun oogmerk is te beantwoorden aan het doel waartoe de wereld werd gemaakt om daarvan te getuigen en dat tot werkelijkheid te maken. Zij zien in haar illusies niets dan een solide basis waarin waarheid bestaat, instandgehouden los van leugens. Maar alles waarvan ze melding maken is slechts een illusie die gescheiden wordt gehouden van de waarheid.”

 

De “mechanismen van illusie”, waartoe onder andere onze ogen behoren, doen deze wereld werkelijk lijken:

 

De ogen van het lichaam zien alleen vorm. Ze kunnen niet verder zien dan datgene waarvoor ze werden gemaakt. En ze werden gemaakt om vergissingen te zien, en niet om daarachter te kijken (T22.III.5:3-5).

 

Wanneer we met de waarneming van het ego naar de dingen kijken, lijken illusies solide en de afscheiding van het ego niets dan de waarheid te zijn (3:4). Om te kijken met de visie van Christus en eenheid te zien in plaats van afscheiding, moeten we bereid zijn geen waarde toe te kennen aan wat onze ogen ons laten zien, omdat ze “werden gemaakt om vergissingen te zien”.

 

Alles waarvan ze melding maken is slechts een illusie die gescheiden wordt gehouden van de waarheid (3:5).

 

Het wonder stelt ons in staat om te zien wat onze ogen niet kunnen zien; het verheft onze waarneming tot het spirituele rijk, weg van het fysieke (zie T1.I.22 en T1.I.32).

 

We moeten bereid zijn te twijfelen aan wat onze zintuigen werkelijk lijken te maken en, met een andere visie, iets heel anders waar te nemen. We zijn het slachtoffer geworden van een bijzonder slimme en succesvolle reclamecampagne, bedacht door de meester van de desinformatie – het ego. We moeten ons realiseren dat niets van wat we voor waar hebben aangenomen en als een solide werkelijkheid hebben beschouwd, te vertrouwen is. Alles moet ter discussie worden gesteld. We zitten gevangen in een net van leugens, afkomstig uit onze eigen denkgeest. We hebben onze zintuigen net zo lang verkeerd gericht tot we ons daar niet meer bewust van waren, maar we kunnen ze, vandaag nog, op de juiste wijze richten. We kunnen ervoor kiezen om naar bewijzen van liefde te zoeken in plaats van haat, naar vrede in plaats van aanval. We kunnen zeggen:

 

Ik wil niets liever dan de dingen anders zien (WdI.28.t).

 

Deel 7: WdII.3.4:1-2

 

“Waar het zien werd gemaakt om van de waarheid weg te leiden, kan het ook opnieuw worden gericht. Geluiden worden de roep om God, en aan alle waarneming kan een nieuw doel worden gegeven door Degene die God als Verlosser van de wereld heeft aangesteld.”

 

Waar het zien werd gemaakt om van de waarheid weg te leiden, kan het ook opnieuw worden gericht (4:1).

 

Het doel waarvoor het ego waarneming gebruikt, kan vervangen worden door een nieuw doel: dat van de Heilige Geest:

 

Toch hebben we geleerd dat de Heilige Geest voor alle illusies die jij gemaakt hebt een andere toepassing heeft, en daarom ziet Hij er een ander doel in (WdI.64.2:2).

 

De Heilige Geest leert jou wat het ego gemaakt heeft te benutten om het tegenovergestelde te onderwijzen van wat het ego heeft ‘geleerd’ (T7.IV.3:3).

 

De Heilige Geest leert ons dus onze ogen en oren te gebruiken om, in plaats van afscheiding en de afwezigheid van God, eenheid te zien en Zijn Aanwezigheid in alles.

 

Geluiden worden de roep om God, en aan alle waarneming kan een nieuw doel worden gegeven door Degene die God als Verlosser van de wereld heeft aangesteld (4:2).

 

Aangezien onze ogen werden gemaakt om vergissingen te zien, denken we misschien dat ze nutteloos zijn. Maar de Heilige Geest kan alles gebruiken wat het ego heeft gemaakt. Hij gebruikt ons lichaam als communicatiemiddel. Hij gebruikt onze speciale relaties om ons vergeving en liefde en eenheid te leren. Hij gebruikt ons vermogen om te leren (om vergissingen te leren) om ons de waarheid te onderwijzen. Hij gebruikt de hele wereld als een klaslokaal voor vergeving en als een weerspiegeling van de Hemel. Alles wat het ego heeft gedaan kan door de Heilige Geest gebruikt worden. Uiteindelijk is er dus geen enkel verlies, omdat alle producten van het ego door de Heilige Geest voor Zijn eigen doel worden “gerecycled”.

 

Deel 8: WdII.3.4:3-5

 

“Volg Zijn licht en zie de wereld zoals Hij die beziet. Hoor alleen Zijn Stem in alles wat tot jou spreekt. En laat Hij jou de vrede en zekerheid schenken die jij hebt weggegooid, maar die de Hemel voor jou in Hem heeft bewaard.”

 

In plaats van het bewijsmateriaal van onze zintuigen te volgen, het bewijsmateriaal waarmee het ego ons ervan wil overtuigen dat we alleen en afgescheiden zijn, kunnen we ook het licht van de Heilige Geest volgen en de wereld zien zoals Hij die beziet (4:3). Dat betekent meestal, vooral in het begin, eerst zien zoals het ego ziet, vervolgens beseffen dat dit een illusie is, en dan de Heilige Geest vragen ons te helpen om het anders te zien.

 

Er gebeurt iets – iemand die dicht bij me staat bekritiseert me om iets wat ik doe – en ik zie dit eerst door de ogen van het ego. Ik zie een aanval en voel me gekwetst en boos. Maar Gods Stem spreekt tot mij en herinnert me er aan: “Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk” (WdI.5.t). Dus wend ik mij tot Hem en zeg: “Oké, Heilige Geest”. En ik voeg er aan toe:

 

Ik ken van niets, ook hiervan niet, de betekenis. En dus weet ik niet hoe ik erop reageren moet. En ik zal wat ik in het verleden heb geleerd niet als lichtbaken gebruiken dat mij nu leiden zal (T14.XI.6:7-9).

 

Ik vraag Hem mij te tonen hoe Hij het ziet. En Hij ziet alles altijd als een uitdrukking van liefde, of als een roep om liefde, en beide kunnen alleen beantwoord worden met liefde. Als ik mijn denkgeest werkelijk voor Hem open en de manier waarop ik de situatie zie loslaat, zal Zijn visie mijn zicht vervangen.

 

Hoor alleen Zijn Stem in alles wat tot jou spreekt (4:4).

 

De Heilige Geest spreekt voortdurend tot ons; Hij spreekt tot ons via onze broeders en zusters en via de gebeurtenissen in ons leven. De roep om hulp van onze broeders is de Stem van de Heilige Geest, die ons oproept om ons-Zelf te zijn, om de liefde te zijn die we zijn. Achter elke illusie schuilt de Stem namens God, die ons onafgebroken oproept om onze Identiteit terug te vorderen en te reageren als de verlosser van de wereld, die we zijn.

 

Hij geeft ons vrede en zekerheid (4:5). Wij hebben die weggegooid, maar Hij heeft ze veilig voor ons bewaard en geeft ze ons terug zodra we bereid zijn ze te ontvangen. In de wereld kunnen we geen vrede en zekerheid vinden; daar zijn ze nooit geweest en zullen ze nooit zijn. Ze zijn alleen te vinden in Zijn visie van de wereld. “Wanneer je louter liefde wilt, zul je niets anders zien” (T12.VII.8:1). Wanneer we alle bewijzen van het ego negeren en de Heilige Geest alles laten interpreteren wat we zien, zullen we een volkomen andere wereld zien dan die we altijd gezien hebben. En deze wereld, de werkelijke wereld, zal ons vervullen met vrede en zekerheid.

 

Deel 9: WdII.3.5:1-2

 

“Laten we niet voldaan rusten voordat de wereld zich bij onze veranderde waarneming aangesloten heeft. Laten we niet tevreden zijn voordat vergeving totaal is gemaakt.”

 

Hoewel de Cursus zegt: “De wereld is onjuiste waarneming”, minacht hij de wereld niet. In tegendeel, Jezus zegt tegen ons:

 

Laten we niet voldaan rusten voordat de wereld zich bij onze veranderde waarneming aangesloten heeft (5:1).

 

We moeten de wereld niet de rug toekeren, zijn stof van onze schoenen schudden en weglopen. In feite kunnen we dat niet eens, zelfs als we het zouden willen, omdat de wereld een deel van onszelf is: onze schuld, de delen van onszelf die we hebben afgewezen, naar buiten hebben geprojecteerd en vorm hebben gegeven. Als ik word verlost, wordt ook de wereld verlost, omdat de wereld is wie ik ben.

 

Verlossing is alleen verlossing als ze totaal is; niets kan daarvan worden uitgesloten. “Laten we niet tevreden zijn voordat vergeving totaal is gemaakt” (5:2). Ons wordt niet gevraagd om voldaan te rusten en tevreden te zijn met onze individuele verlossing. “Individuele verlossing” is sowieso onmogelijk. Afscheiding is de hel, verlossing is eenheid. Hoe kan ik los van jou verlost worden, als verlossing het eind van afgescheidenheid betekent?

 

Cursusstudenten hebben vaak de neiging om introvert te worden en zich alleen bezig te houden met hun eigen spirituele ontwikkeling, vooral als de nadruk wordt gelegd op de veronderstelling dat de Cursus een “cursus voor zelfstudie” is. Ze nodigen de rest van de wereld niet uit om zich te verenigen met hun veranderde waarneming. De oproep om de wereld te verlossen, waar de Cursus voortdurend de nadruk op legt, wordt opzij geschoven. Maar Jezus zegt:

 

Jij die nu de brenger van verlossing bent, hebt de functie licht naar de duisternis te brengen. De duisternis in jou is naar het licht gebracht. Breng het terug naar de duisternis, vanuit het heilig ogenblik waar jij het naartoe hebt gebracht (T18.III.7:1-3).

 

Keer op keer wijst de Cursus er op dat we de waarheid in onszelf niet volledig kunnen herkennen voordat we deze delen met anderen. “Geven is de manier waarop jij inziet dat je ontvangen hebt” (WdI.159.1:7). Als we de wereld de rug toekeren blijft het niet-vergeven in onze denkgeest ongenezen. Onze functie is niet om tegen de wereld te preken of haar over te halen het met ons eens te zijn of iedereen te “bekeren”. Onze functie is de wereld te vergeven en ons hart in liefde voor haar te openen; door onze vergeving schuld weg te nemen van elke denkgeest en in gedachten, woord en daad de boodschap door te geven: “De Zoon van God is schuldeloos” (T13.I.5:1; H1.3:5; H27.7:8).

 

Dit leerplan, dat maar één oogmerk heeft, hoe het ook wordt onderwezen, vertoont geen tegenstrijdigheid. Elke inspanning die ten behoeve daarvan wordt geleverd beoogt slechts één ding: bevrijding van schuld, tot eeuwige glorie van God en Zijn schepping. En elk onderricht dat hierop is gericht, wijst rechtstreeks naar de Hemel en de vrede van God (T14.V.6:3-5).

 

We worden opgeroepen om niet tevreden te zijn en niet voldaan te rusten totdat vergeving totaal is en schuld is weggenomen van elke gekwelde denkgeest.

 

Deel 10: WdII.3.5:3-5

 

“En laten we niet proberen onze functie te wijzigen. Wij moeten de wereld verlossen. Want wij die haar gemaakt hebben, moeten haar door de ogen van Christus zien, opdat wat gemaakt was om te sterven tot eeuwig leven kan worden hersteld.”

 

Laten we niet rusten en tevreden zijn totdat vergeving totaal is en heel de wereld zich heeft aangesloten bij onze veranderde waarneming (5:1-2). En bovendien:

 

En laten we niet proberen onze functie te wijzigen. Wij moeten de wereld verlossen (5:3-4).

 

Heb je gemerkt hoe vaak de Cursus het heeft over onze functie of ons doel? Het woord ”doel” komt 666 keer voor in de Cursus, het woord “functie” 460 keer. Sommige verwijzen naar iets anders, zoals de functie van de Heilige Geest, maar het merendeel betreft onze functie, zoals:

 

Ik ben het licht van de wereld. Dat is mijn enige functie. Dat is de reden waarom ik hier ben (WdI.61.5:3-5).

 

Er is geen andere reden waarom ik in deze wereld ben dan om haar licht te zijn. Er is geen andere reden waarom ik op deze aarde ben dan om haar te verlossen en vergeving te brengen aan iedere denkgeest. Door mijn functie te vervullen vind ik mijn geluk:

 

Mijn geluk en mijn functie zijn één (WdI.66.t).

En:

Door mijn functie te aanvaarden zal ik het licht in mij zien (WdI.81.3:2).

Het vervullen van onze functie is een integraal en essentieel onderdeel van het leerplan van de Cursus voor onze eigen verlichting. Waarom zouden we “proberen onze functie te wijzigen” (5:3)? En hoe doen we dat? We proberen onze functie te wijzigen wanneer we een ander levensdoel proberen te vinden in deze wereld, of het nu gaat om een carrière, gezin, vermaak, macht, of iets anders dat “van de wereld” is. En dat doen we in een krankzinnige poging om van deze wereld een vervanging van God te maken; om de illusie werkelijk te maken en daarmee onze ego-identiteit te onderbouwen.

 

Wij moeten de wereld verlossen”, dat is onze enige functie, het enige doel voor de wereld en voor onszelf.

 

Vergeet niet dat de genezing van Gods Zoon het enige is waartoe de wereld dient (T24.VI.4:1).

 

Dit betekent niet dat iedereen een erkend genezend beroep moet kiezen, hoewel sommigen van ons dat inderdaad doen. Het Handboek voor leraren zegt dat slechts van een klein aantal mensen een concrete verandering in de uiterlijke omstandigheden wordt gevraagd (H9). Maar het betekent wel dat we moeten leren om van elk beroep een genezend beroep te maken. De Verzoening is de natuurlijke roeping van Gods kinderen (T1.III.1:10). Onze prioriteit is de genezing van onze denkgeest en onze houding, vooral in onze relaties, hier en nu.

 

Onze functie is het zien van de wereld door de ogen van Christus (5:5). Wij hebben de wereld gemaakt om te sterven. Het is onze verantwoordelijkheid om haar te herstellen tot eeuwig leven (5:5).