Les 291
(18 oktober)
Dit is een dag van stilheid en vrede.
1. De visie van Christus kijkt vandaag met mijn ogen. Zijn blik laat me zien dat alles vergeven en in vrede is, en biedt deze zelfde visie aan de wereld aan. En ik neem deze visie aan in haar naam, zowel voor mezelf als voor de wereld. Wat een lieflijkheid zien we vandaag! Wat een heiligheid zien we om ons heen! En het is ons gegeven in te zien dat het een heiligheid is waarin wij delen: het is de Heiligheid van God Zelf.
2. Deze dag is mijn denkgeest stil, om de Gedachten te ontvangen die U mij biedt. En ik aanvaard wat komt van U, in plaats van wat komt van mij. Ik ken de weg naar U niet. Maar U bent daarvan volkomen zeker. Vader, leid Uw Zoon langs het stille pad dat naar U voert. Laat mijn vergeving totaal zijn en laat de herinnering van U tot mij weerkeren.
Toelichting:
Ik schrijf mijn toelichting op deze les aan het eind van de dag. Het was allesbehalve een dag van stilheid en vrede, het was een dag vol hectiek. Ik had de grootste haast om in mijn lichamelijke behoeften te voorzien. Ik moest boodschappen doen omdat ik geen eten meer in huis had, ik had vitamines en scheermesjes nodig, enzovoort, enzovoort, Ik maakte me druk over een artikel dat al af had moeten zijn, evenals een folder voor een op handen zijnde workshop; ik moest nog een aantal telefoontjes plegen en er lag een stapel papierwerk die nog gelezen en verwerkt moest worden. Ik lunchte pas om 15.45 uur en gebruikte mijn avondmaaltijd om
20.15 uur...
Ik vermoed dat veel van jouw dagen er ook zo uitzien, ook al zijn ze inhoudelijk misschien anders. We kennen allemaal de eisen van de tijd en de omstandigheden.
Hoe kunnen we in al deze hectiek vrede vinden?
Deze les heeft het over de visie van Christus, die kijkt met mijn ogen (1:1).
Zijn blik laat me zien dat alles vergeven en in vrede is, en biedt deze zelfde visie aan de wereld aan (1:2).
De vrede die hier bedoeld wordt is innerlijke vrede. De Cursus erkent dat we in deze wereld te maken kunnen hebben met "drukke bezigheden" (T18.VII.8:3). Het gaat er niet om dat we minder te doen hebben, het gaat erom dat onze denkgeest vredig kan zijn, zelfs midden in de drukste bezigheden; dat we ons bewust zijn van- en handelen vanuit een rustig centrum in ons binnenste (T18.VII.8:3).
Ik was er vandaag niet zo goed in om mijn aandacht op dat rustige centrum te richten, of beter: het mij te herinneren en er gebruik van te maken. Ik handelde meer vanuit de oppervlakte van mijn denkgeest. Als gevolg daarvan voelde ik me nogal opgefokt. Deze les roept me terug naar de thuisbasis. De visie van Christus biedt me lieflijkheid en heiligheid (1:4-5). Het is de visie van een vergeven wereld, die ook mijn eigen vergeving insluit. Het is de vrede van de zekerheid dat mijn Zelf onveranderd blijft, ook al vergeet ik een boodschap te doen of die dringende brief te schrijven. God is mijn Vader en ik deel Zijn heiligheid met Hem.
Vandaag had ik het gevoel dat mijn vrede afhing van het feit dat ik niets mocht vergeten te kopen en alle taken af moest hebben. Wat een opluchting om te beseffen dat ik het bij het verkeerde eind had! Zelfs bij mijn werk met de Cursus bekruipt me soms de angst dat ik alles perfect moet begrijpen om mijn weg naar huis te kunnen vinden. Maar als ik deze les lees kan ik mij ontspannen:
Ik ken de weg naar U niet. Maar U bent daarvan volkomen zeker. Vader, leid Uw Zoon langs het stille pad dat naar U voert. Laat mijn vergeving totaal zijn en laat de herinnering van U tot mij weerkeren (2:3-6).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERKELIJKE WERELD”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst.
Wat is de werkelijke wereld 1:
Deel 1: WdII.8.1:1-2
"De werkelijke wereld is een symbool, zoals al het overige wat waarneming te bieden heeft. Toch staat ze voor iets wat tegengesteld is aan wat jij hebt gemaakt."
Jouw wereld wordt gezien door ogen vol angst en levert je denkgeest de bewijzen van verschrikking. De werkelijke wereld kan alleen waargenomen worden met ogen die door vergeving zijn gezegend, zodat ze een wereld zien waarin verschrikking onmogelijk is en bewijzen voor angst niet kunnen worden gevonden.
2. De werkelijke wereld bevat een tegenhanger voor elke ongelukkige gedachte die zich in jouw wereld weerspiegelt, een feilloze correctie voor de beelden van angst en de geluiden van strijd waar jouw wereld vol van is. De werkelijke wereld toont een wereld die anders wordt gezien, door kalme ogen en met een vredige denkgeest. Daar heerst niets dan rust. Kreten van pijn en verdriet zijn daar niet te horen, want daar rest niets behalve vergeving. En de beelden zijn er vriendelijk. Alleen blije beelden en geluiden kunnen doordringen tot de denkgeest die zichzelf vergeven heeft.
3. Wat voor behoefte heeft zo’n denkgeest aan doodsgedachten, aanval- en moordgedachten? Wat kan hij anders om zich heen zien dan geborgenheid, liefde en vreugde? Wat is er dat hij zou verkiezen te verwerpen en wat is er waartegen hij oordelen wil? De wereld die hij ziet komt voort uit een denkgeest die met zichzelf in vrede is. In niets wat hij ziet loert enig gevaar, want hij is zachtaardig, en zachtaardigheid is het enige wat hij ziet.
4. De werkelijke wereld is het symbool dat de droom van zonde en schuld voorbij is en Gods Zoon niet langer slaapt. Zijn wakkere ogen zien de ontwijfelbare weerspiegeling van de Liefde van zijn Vader, de stellige belofte dat hij is verlost. De werkelijke wereld markeert het einde van de tijd, want haar aanblik maakt tijd zinloos.
5. De Heilige Geest heeft de tijd niet nodig als die Zijn doel heeft gediend. Nu wacht Hij slechts dat ene ogenblik nog tot God Zijn laatste stap zet, dan is de tijd verdwenen en heeft in zijn heengaan waarneming met zich meegenomen en enkel de waarheid achtergelaten om zichzelf te zijn. Dat ogenblik is ons doel, want het bevat de Godsherinnering. En terwijl we een vergeven wereld aanschouwen is Hij het die ons roept en mee naar huis komt nemen, en ons herinnert aan onze Identiteit, die onze vergeving aan ons teruggegeven heeft.
De term “werkelijke wereld” lijkt in de Cursus iets tegenstrijdigs te hebben. In les 132 werd verklaard: “Er is geen wereld!” (WdI.132.6:2). Hoe kan er dan een werkelijke wereld zijn? De Cursus erkent ook dat er sprake is van tegenstrijdigheid (T26.III.3:3).
Hier wordt ons verteld: “De werkelijke wereld is een symbool” (1:1).
Een symbool vertegenwoordigt een object, het is niet dat object zelf. Het staat ergens voor, zoals bijvoorbeeld het woord “boom” staat voor het object dat we bij die naam noemen.
De werkelijke wereld is een symbool dat staat “voor iets wat tegengesteld is aan wat jij hebt gemaakt” (1:2). We hebben afscheiding gemaakt, de werkelijke wereld symboliseert eenheid, maar is niet die eenheid zelf. We maakten angst, de werkelijke wereld symboliseert liefde, maar is niet die liefde zelf. We maakten vergissingen, de werkelijke wereld symboliseert waarheid, maar is niet die waarheid zelf.
De wereld is slechts een symbool van een gedachte. Ze kan de gedachte van angst symboliseren of de gedachte van liefde. Ze kan, in onze waarneming, getuigen van angst of van liefde (WdII.7.2:2). De wereld zelf is geen werkelijkheid, ze staat alleen voor iets dat, zoals alle waarneming, alleen in de denkgeest bestaat. Ze is “de uiterlijke weergave van een innerlijke toestand” (T21.In.1:5). Wat door toedoen van de Heilige Geest verandert is niet de wereld zelf, maar wat deze voor ons symboliseert:
Probeer dan ook niet de wereld te veranderen, maar kies ervoor je denken over de wereld te veranderen (T21.In.1:7).
De werkelijke wereld die we zoeken – en dat is het doel van Een cursus in wonderen – is dus niet een veranderde wereld, maar een veranderde waarneming van de wereld.