Les 222

(10 augustus)

God is met mij.

Ik leef en beweeg in Hem.

1. God is met mij. Hij is mijn Levensbron, het leven binnenin mij, de lucht die ik adem, het voedsel dat mij in leven houdt, het water dat mij reinigt en vernieuwt. Hij is mijn thuis waarin ik leef en beweeg, de Geest die mijn handelen leidt, mij Zijn Gedachten biedt en borg staat voor mijn totale vrijwaring van pijn. Hij omringt mij met goedheid en zorg, en bewaart in liefde de Zoon die Hij verlicht en die ook Hem verlicht. Hoe stil is hij die de waarheid kent waar Hij vandaag van spreekt!

 

2. Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U.


Toelichting:

In deze les worden we opnieuw naar de Tegenwoordigheid van God gebracht, zonder woorden, in stilte. Ons enige bewustzijn is dat van God, Zijn Naam is op onze lippen.

Wat betekent het om te leven en te bewegen in God? Dit is de boodschap die de apostel Paulus aan de inwoners van Athene gaf, toen hij over de “onbekende God” sprak en zei: “door Hem hebben wij het leven, het bewegen en het zijn” (Hnd.17:23,28).

Deze les spreekt over de alomtegenwoordigheid van God: God is God, overal en altijd. In een mooie beeldspraak leidt deze les onze gedachten naar de allesdoordringende Tegenwoordigheid, die nooit los van ons staat, “naderbij dan ademen en dichterbij dan handen en voeten”, zoals Tennyson het uitdrukte.

 

Aangezien de wereld een illusie is, zoals de Cursus steeds benadrukt, is God niet letterlijk “het water dat mij reinigt en vernieuwt” (1:2). Het is beeldspraak voor onze spirituele werkelijkheid, daar waar we ons werkelijk bevinden. God is alles waar we in de wereld naar zoeken. Hij is de ware Bron van ons leven. We denken dat we in de wereld leven, maar we leven in God. We denken dat ons lichaam ons thuis is, maar Hij is ons thuis. We denken dat we lucht ademen, maar we ademen Hem. We leven en bewegen niet in de wereld, we leven en bewegen in Hem.

 

Het hardop lezen van deze les is een mooie oefening. We kunnen de eerste alinea ook in een gebed veranderen: “U bent mijn levensbron, U bent mijn thuis....” We kunnen deze woorden gebruiken om onze oefening mee te beginnen en onze denkgeest onder te dompelen in een vervuld zijn van God, beschermd door Zijn liefdevolle zorg.

Dan zijn we stil en laten ons wegzinken in deze Tegenwoordigheid, om even in vrede bij Hem te rusten.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

 

LEZEN VAN DE “WAT IS VERGEVING”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is vergeving”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Het gebed in deze les nodigt ons uit voor een Naam-van-God-meditatie (zie oefeninstructies bij les 183 en 184). Het spreekt over een periode waarin we ons tot God wenden met geen enkel ander woord in onze denkgeest dan Zijn Naam en deze Naam gebruiken als een verzoek om Zijn Tegenwoordigheid binnen te gaan en met Hem in vrede te rusten.

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is vergeving”- tekst.

Wat is vergeving 2:

Deel 2: WdII.1.1:2-7

 

1. Vergeving ziet in dat wat jij dacht dat je broeder jou heeft aangedaan, niet heeft plaatsgevonden.

 

"Wat ze niet doet is: zonden kwijtschelden en ze werkelijk maken. Ze ziet dat er geen zonde is geweest. En in die zienswijze zijn al jouw zonden vergeven. Wat is zonde anders dan een onjuist idee omtrent Gods Zoon? Vergeving ziet eenvoudig de onjuistheid daarvan en laat het daarom los. Wat dan vrij is om nu de plaats daarvan in te nemen, is de Wil van God."

 

2. Een niet-vergevende gedachte is er een die een oordeel velt dat ze niet in twijfel trekt, ook al is het niet waar. De denkgeest is gesloten en zal niet worden bevrijd. De gedachte beschermt projectie en trekt haar ketenen strakker aan, zodat vervormingen meer versluierd en verborgen zijn, minder makkelijk toegankelijk voor twijfel en nog verder weggehouden van gezond verstand. Wat kan er komen tussen een starre projectie en het doel dat ze als haar gewenste bestemming gekozen heeft?

 

3. Een niet-vergevende gedachte doet vele dingen. In koortsachtige actie jaagt ze haar doel na, waarbij ze verwringt en omverwerpt wat ze als een doorkruising van haar gekozen pad beschouwt. Verdraaiing is haar doel en tevens het middel waarmee ze dat tot stand wil brengen. Ze doet woeste pogingen de werkelijkheid te vermorzelen, zonder zich ook maar enigszins te bekommeren om wat haar gezichtspunt lijkt tegen te spreken.

 

4. Vergeving daarentegen is stil en doet in alle rust niets. Ze schendt geen enkel aspect van de werkelijkheid, en probeert die evenmin te verdraaien tot een verschijningsvorm die haar aanstaat. Ze kijkt alleen, en wacht, en oordeelt niet. Wie niet wil vergeven, moet wel oordelen, want hij moet zijn onvermogen om te vergeven rechtvaardigen. Maar wie zichzelf vergeven wil, moet leren de waarheid te verwelkomen precies zoals die is.

 

5. Doe daarom niets en laat vergeving je tonen wat jou te doen staat, via Hem die je Gids is, je Verlosser en Beschermer, sterk in hoop en zeker van jouw uiteindelijk succes. Hij heeft jou al vergeven, want dat is Zijn functie, Hem gegeven door God. Nu moet jij Zijn functie delen en vergeven wie Hij heeft verlost, wiens zondeloosheid Hij ziet, en wie Hij eert als de Zoon van God.

 

 

Wat ze [vergeving] niet doet is: zonden kwijtschelden en ze werkelijk maken. Ze ziet dat er geen zonde is geweest (1:2-3).

 

Dit is het onderscheid tussen ware en valse vergeving, wat door het Lied van het gebed “vergeving-ter-vernietiging” wordt genoemd (L2.I.2:1). Er is een groot verschil tussen zonde zien in een ander en worstelen om daaraan voorbij te zien, of het verlangen om te straffen los te laten en geen zonde te zien maar een vergissing, een roep om hulp van een verward kind van God en op een natuurlijke wijze te reageren met liefde. Wanneer de Heilige Geest ons op deze manier naar een “zonde” in een ander laat kijken, kunnen we ook onze eigen “zonden” in een heel ander licht zien. In plaats van onze fouten te rechtvaardigen kunnen we toegeven dat het vergissingen zijn en ze zonder schuld loslaten.

 

Zonde is niets anders dan “een onjuist idee omtrent Gods Zoon” (1:5). Het is een onjuiste inschatting van onszelf, geprojecteerd op iedereen om ons heen. Het is het geloof dat we werkelijk afgescheiden zijn en Gods Liefde aanvallen. Daarom zien we overal aanvallers.

 

Het proces van vergeving wordt hier (1:6-7) gezien in drie stappen:

 

  1. Eerst zien we de onjuistheid van het idee van zonde. We erkennen dat er geen zonde is begaan; de Zoon van God (in onszelf en anderen) is nog steeds de Zoon van God en geen duivel. Hij heeft zich vergist, maar niet gezondigd.
  2. In aansluiting op de eerste stap en als een natuurlijk gevolg daarvan laten we het idee van zonde los. We laten het vallen. We laten onze grieven en aanvalgedachten los. De eerste stap is een keuze, de tweede is daar het onvermijdelijk gevolg van. Als we geen aanval meer zien, welke reden is er dan voor een tegenaanval?
  3. De derde stap is Gods aandeel. Er komt iets om de plaats van de zonde in te nemen; de Wil van God is vrij om, ongehinderd door onze illusies, door ons heen te stromen en Liefde volgt haar natuurlijke loop. Hierin ervaren we ons ware Zelf, de uitbreiding van Gods eigen Liefde.

 

Het enige wat we dus hoeven te doen – als je dat al “doen” kunt noemen – is bereid zijn iets anders te zien dan een aanval, iets anders dan zonde. We hoeven alleen maar bereid te zijn om toe te geven dat onze waarneming van zonde onjuist is. Als we dat doen zal de Heilige Geest Zijn waarneming met ons delen. Hij weet wat vergeving is, wij niet. Ons aandeel bestaat er hoofdzakelijk uit Hem te vragen ons dit te leren. Hij doet de rest en alles vloeit voort uit dat beetje bereidwilligheid...