Les 85
(26 maart)
De herhaling van vandaag zal de volgende ideeën omvatten:
1. (69) Mijn grieven verbergen het licht van de wereld in mij.
Mijn grieven tonen me wat er niet is en verbergen voor me wat ik wil zien. Waar wil ik mijn grieven nog voor, nu ik dit inzie? Ze houden me in het duister en verbergen het licht. Grieven en licht kunnen niet samengaan, maar licht en visie moeten verbonden zijn, wil ik kunnen zien. Om te zien moet ik grieven opzijzetten. Ik wil zien en dit zal het middel zijn waarmee ik slagen zal.
2. Concrete toepassingen van dit idee kunnen in de volgende vorm plaatsvinden:
Laat ik dit niet als een belemmering voor mijn zicht gebruiken.
Het licht van de wereld zal dit alles wegschijnen.
Ik heb dit niet nodig. Ik wil zien.
3. (70) Mijn verlossing komt van mij.
Vandaag zal ik inzien waar mijn verlossing ligt. Ze ligt in mij, omdat haar Bron zich daar bevindt. Ze heeft haar Bron niet verlaten en dus kan ze mijn denkgeest niet verlaten hebben. Ik zal haar niet buiten mijzelf zoeken. Ze laat zich niet buiten vinden en dan naar binnen halen. Veeleer zal ze vanuit mijn innerlijk naar buiten reiken, en al wat ik zie zal slechts het licht weerspiegelen dat in mij en in haar schijnt.
4. Deze vormen van het idee zijn voor meer specifieke toepassingen geschikt:
Laat dit me niet ertoe verleiden mijn verlossing buiten mij te zoeken.
Ik zal dit niet mijn gewaarzijn van de Bron van mijn verlossing laten doorkruisen.
Dit heeft niet de macht verlossing van mij weg te nemen.
Toelichting:
Wat is het dat mijn zicht belemmert en voorkomt dat mijn licht kan schijnen? Wat is het dat ik niet nodig heb? Wat is het dat me verleidt om mijn verlossing buiten mezelf te zoeken? Wat is het dat mijn gewaarzijn van de Bron van mijn verlossing in de weg staat en de macht heeft om verlossing van mij weg te nemen?
Kortom: wat wordt bedoeld met “dit”, dat in deze les zes keer voorkomt (2:24, 4:2-4)?
“Dit” is het koesteren van grieven. Alles waar ik niet op reageer vanuit de volmaakte liefde die mijn werkelijkheid is. Alles wat ik afkeur of afwijs, de schuld geef van mijn problemen, of als minder zie dan Gods schepping. Alles in mezelf waar ik naar kijk met iets anders dan mededogen en vergeving. “Mijn grieven tonen me wat er niet is” (1:2). Ze brengen me ertoe iets te zien wat er niet is en waar ik met angst of haat of boosheid op reageer.
Deze reacties zijn net zo weinig op hun plaats als de angst van een kind voor een wapperend gordijn in een donkere kamer. Ik zie iets wat er niet is, want alleen wat God geschapen heeft is werkelijk. Ik zie schaduwen, terwijl de werkelijkheid pure schoonheid is. Grieven laten me niet alleen dingen zien die niet waar zijn, ze verbergen ook wat ik werkelijk wil zien.
Als dit is wat mijn grieven doen, waarom zou ik ze dan willen? Ik wil ze ook niet echt, ik heb ze alleen gebruikt in een misplaatste poging om mezelf te beschermen. Maar ik besef nu dat ik ze niet langer wil of nodig heb. Ik neem mezelf niet kwalijk dat ik er in het verleden voor gekozen heb, maar ik hoef daar niet mee door te gaan. Ik wil zien en dus zet ik ze met plezier opzij, zonder schuld en zonder spijt.
De verlossing die ik zoek bevindt zich in mijn Zelf. Ik zal vandaag niet buiten mezelf zoeken.
Ze laat zich niet buiten vinden en dan naar binnen halen. Veeleer zal ze vanuit mijn innerlijk naar buiten reiken, en al wat ik zie zal slechts het licht weerspiegelen dat in mij en in haar schijnt (3:6-7).
Mijn grieven verleiden me om buiten mezelf naar verlossing te zoeken, denkend dat ik weet wat daar moet veranderen om me vrede te brengen. Ik voel boosheid, spijt of verraad als ik naar de dingen kijk die ik de schuld geef van mijn onvrede. Maar vandaag erken ik dat het antwoord in mijn Zelf te vinden is. In plaats van naar het licht te zoeken, zal ik het licht zijn en mijn hele wereld verlichten.
Oefeninstructies:
OEFENING
Twee keer (één keer per idee), gedurende vijftien minuten.
- Aanbevolen wordt om de eerste helft van de dag te oefenen met het eerste idee, en de tweede helft van de dag met het tweede.
- Lees gedurende drie tot vier minuten rustig het idee en de toelichting daarop. Herhaal dit eventueel en denk erover na.
- Sluit je ogen en besteed de rest van de oefenperiode aan het luisteren naar de boodschap die de Heilige Geest voor je heeft.
Denk daarbij aan het volgende:
- Luister “rustig maar aandachtig”: luister in stilte en met al je aandacht.
- Bewaar een houding van vertrouwen (deze boodschap behoort mij toe), verlangen (ik wil deze boodschap ontvangen) en vastbeslotenheid (ik zal deze boodschap ontvangen).
- Tien minuten alleen maar luisteren biedt de denkgeest alle kans om af te dwalen. Wanneer dat gebeurt herhaal dan de eerste fase. Als je maar heel even wordt afgeleid, realiseer je dan dat de afleidende gedachten geen macht hebben en vervang ze door je vastbeslotenheid om te slagen. Wees vastberaden: “Houd aan je voornemen vast” (4:1), “Weiger op een zijspoor te worden gebracht” (5:2).
Het kan behulpzaam zijn om aan het begin concreet om de boodschap te vragen en dat tussendoor te herhalen, bijvoorbeeld: “Wat is Uw boodschap voor mij vandaag?” Je kunt deze vraag ook gebruiken als hulpmiddel om afdwalende gedachten terug te roepen.
HERHALINGEN
Herhaal het idee zo vaak mogelijk. Gebruik het eventueel als een manier om je vastbeslotenheid om te slagen te versterken.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Wanneer je vrede verstoord dreigt te raken herhaal het idee dan in een vorm die past bij de situatie (zie alinea 6).
- Je kunt een van de drie zinnen aan het eind van elke les gebruiken en toepassen op de situatie die je vrede verstoort. Bijna elke zin bevat het woord “dit” of “deze” of “naam”. Deze woorden kun je vervangen door de bewuste situatie of persoon.
- Je kunt ook een eigen formulering gebruiken, in de vorm van verwante gedachten. Ontspan je en laat een zin opkomen waarmee je de essentie van het idee kunt toepassen op de actuele situatie of persoon.