Les 144

(24 mei)

Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God:


Toelichting:

Wat betekent het dat de gedachte dat mijn denkgeest enkel bevat wat ik denk met God, de “volledige waarborg van verlossing krijgt” (WdI.hIV.2:5)?

 

Het betekent dat er niets in mijn denkgeest is dat tegengesteld is aan God; dat wat tegengesteld lijkt te zijn aan Zijn Gedachten – de dingen die ik in mezelf zie als niet goddelijk en niet liefdevol – misvattingen zijn over mezelf; dat er in werkelijkheid niets is dat mij weg kan houden van de heelheid van Gods Zoon. De vijanden en obstakels die in de weg lijken te staan, vooral die welke deel van mij lijken te zijn, zijn niet werkelijk en hebben geen substantie.

 

Als er geen liefde is dan die van God en mijn denkgeest enkel bevat wat ik denk met Hem, zal de leegte die ik soms in mezelf voel, het gebrek aan liefde, het verlangen naar een volledig bevredigende liefde die nooit tekortschiet en er altijd is, iets waar ik in elke situatie op kan vertrouwen, vervuld worden. De gedachte dat ik in deze wereld naar liefde moet zoeken is een vergissing. De liefde die ik zoek bevindt zich in mijzelf, in mijn eigen denkgeest. Ik zoek nergens naar in deze wereld, hoewel ik vaak denk dat ik dat wel doe. Ik zoek naar iets wat ik al heb, maar heb ontkend. En de manier om het te vinden is om het te geven. Om het te zijn.

 

Ik kan liefde niet bezitten. Liefde bezit mij en in dat bezit ligt voldoening. De poging om liefde te krijgen, te bezitten en vast te houden bezorgt me pijn. Liefde delen, laten stromen, en de wereld ermee zegenen geeft vreugde. Erkennen dat mijn denkgeest alleen deze liefde bevat en die aan de wereld schenken is alles wat ik werkelijk wil.

 

Dit, en dit alleen, maakt mij gelukkig.

De woorden: “De wereld die ik zie bevat niets wat ik verlang” kunnen uit wanhoop worden uitgesproken. De werkelijke betekenis ervan is echter: Niets in deze wereld is goed genoeg voor mij. Niets geeft voldoening en dus zal ik hier nooit voldoening vinden. Het is de bedoeling om deze woorden vol vreugde uit te spreken. Als ik een nieuwe auto heb gekocht, van het merk dat ik het mooiste vind, uitgerust met alle accessoires die ik hebben wil, en ik passeer een autokerkhof, dan zeg ik: “Dat autokerkhof bevat niets wat ik verlang”. Ik zeg dat met voldoening. Ik kan het ook zeggen als ik een luxe autohandel passeer, want ik heb immers al wat ik wil. Op diezelfde manier heb ik in God alles al wat ik wil. Er schuilt dus geen enkele wanhoop in de woorden: “deze wereld bevat niets wat ik verlang”. Mijn verlangens zijn allemaal vervuld.

 

Als er geen liefde is dan die van God en Hij Zichzelf, Zijn Gedachte, in mijn denkgeest heeft uitgebreid, kan ik rustig naar de wereld kijken en beseffen dat deze niets bevat wat vergeleken kan worden met wat ik bezit. In mijn hart ontspringt een onuitputtelijke bron van liefde. Ik kan nooit gebrek hebben aan liefde. Ik bén liefde en ik zie diezelfde liefde in iedereen om me heen, voortvloeiend uit dezelfde Bron. Liefde is binnenin mezelf en overal om me heen, ik hoef alleen maar bereid te zijn om haar te zien.

 

Vandaag zoek ik Gods liefde in alles wat ik zie, en ik zal me elke keer verheugen als ik haar vind. Ik wil haar herkennen in elke glimlach, en haar geven bij elke gelegenheid die ik daarvoor krijg. Ik wil elk vonkje ervan in anderen en mezelf aanwakkeren. Dat is verlossing. Dat is mijn functie en mijn geluk. En dat is gegarandeerd, omdat mijn denkgeest enkel Gods liefdevolle Gedachten bevat.


Oefeninstructies:

DOEL

Hoewel Deel I van het Werkboek nog 80 lessen bevat, is deze herhaling toch een voorbereiding op Deel II. Ook de volgende herhaling (Herhaling V) kondigt deze voorbereiding aan. Het Werkboek neemt kennelijk aan dat we een aantal hobbels hebben genomen (zie bijvoorbeeld WdI.122.10:2-4) en dat we ons, nu we minder weerstand hebben, kunnen concentreren op de voorbereiding op het belangrijkste deel van het Werkboek: Deel II.

 

OEFENING

Twee keer ongeveer zeven minuten, aan het begin en aan het einde van de dag.

 

  • Besteed de eerste vijf minuten aan het centrale thema van deze herhaling: “Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God”. Breng je denkgeest tot rust en herhaal dit idee enkele keren langzaam, je bewust van de betekenis van deze woorden. Laat deze gedachte alle andere gedachten vervangen. Onze gebruikelijke gedachten zijn, zoals in de alinea’s 3 en 4 wordt beschreven, niet-vergevingsgezind. Misschien is dit niet meteen herkenbaar omdat ze zich in allerlei vermommingen aan je voordoen. Ze verbergen de waarheid dat je denkgeest enkel bevat wat je denkt met God. Door je te concentreren op dit ene, ware idee, kom je in contact met de ware staat van je denkgeest, die alleen Gods Gedachten denkt. Dit bereidt je voor op een dag die deze ware staat van zijn weerspiegelt, en waarin de gedachten die je denkt afkomstig zijn van God (6:1-2). 

 

  • Begin na deze vijf minuten aan de tweede fase. Lees de beide ideeën die herhaald worden, sluit je ogen en herhaal ze langzaam in jezelf. Elk woord bevat een geschenk van God. Sta je denkgeest toe dit geschenk te ontvangen. “Laat elk woord stralen van de betekenis die God eraan gegeven heeft” (7:4). Ontvang de betekenis die Hij in deze woorden heeft gelegd, want deze ontvankelijkheid is de ware staat van je denkgeest.

 

Het doel van de eerste fase is je voor te bereiden op de tweede fase. Door je vijf minuten uitsluitend te concentreren op een gedachte van God, bereid je je voor op het uitsluitend zien van de betekenis die God aan de twee herhaalde ideeën gegeven heeft.

 

HERHALINGEN

Op elk uur ongeveer een minuut.

Besteed een rustig moment aan het centrale thema en herhaal daarna de twee ideeën van de dag. Doe dat langzaam, en gun jezelf de tijd om de betekenis te zien die God daar voor jou aan gegeven heeft.

 

OPMERKING

Herhaal deze oefening ’s avonds, voordat je gaat slapen. Realiseer je dat het centrale thema deze dag, door jouw trouwe beoefening, “tot een bijzonder moment van zegen en geluk heeft gemaakt” (9:3), zowel voor jezelf als voor de wereld. Realiseer je ook dat je, terwijl je in slaap valt, omhuld bent door Gods dank. Want je maakt nu aanspraak op het erfgoed dat Hij je heeft gegeven.