Les 297

(24 oktober)

Vergeving is het enige geschenk dat ik geef.

1. Vergeving is het enige geschenk dat ik geef, want het is het enige geschenk dat ik verlang. En al wat ik geef, geef ik aan mijzelf. Dit is de eenvoudige formule voor verlossing. En ik, die verlost wil worden, wil me die eigen maken, zodat dit de manier wordt waarop ik in een wereld leef die verlossing nodig heeft, en die verlost zal worden wanneer ik de Verzoening voor mezelf aanvaard.

 

2. Vader, hoe zeker zijn Uw wegen, hoe onbetwistbaar hun eindresultaat en hoe nauwgezet is iedere stap in mijn verlossing reeds vastgelegd en door Uw genade volbracht. Dank aan U voor Uw eeuwige gaven, en dank aan U voor mijn Identiteit.


Toelichting:

Wat wil ik graag hebben?

Wat het ook is, het geven ervan is de enige manier om het te ontvangen. En ik realiseer mij steeds meer dat vergeving het enige geschenk is dat ik verlang (1:1).

 

Wat kan ik nog meer verlangen, behalve de volledige bevrijding van de last van zelfveroordeling? Wat wil ik nog liever hebben dan dit? Vrij zijn van zelfveroordeling is erkennen dat God mij volmaakt en compleet geschapen heeft. Het is de erkenning dat niets wat ik ooit heb gedaan, gedacht of gezegd mijn waarde en beminnenswaardigheid in de ogen van God heeft verminderd.

 

Als dit is wat ik wil, laat ik het vandaag dan geven, want “al wat ik geef, geef ik aan mijzelf” (1:2). Laat ik deze erkenning uitbreiden naar iedereen die ik vandaag ontmoet; laat ik erkennen dat niets wat ze ooit hebben gedaan, gedacht of gezegd hun waarde en beminnenswaardigheid in mijn ogen heeft verminderd.

 

Iedere stap in mijn verlossing is reeds vastgelegd (2:1). Niets is over het hoofd gezien. Er is geen reden om ongerust of bang te zijn, of om me zorgen te maken over de vraag of en wanneer het mij zal lukken. Het zál lukken, dat is alles wat ik hoef te weten. Het is al volbracht en ik kan deze illusoire reis in alle rust ondernemen, wetend dat hij in werkelijkheid al voorbij is.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERKELIJKE WERELD”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

De eerste zinnen van deze les zijn puur goud. Ik vind ze bijzonder effectief als oefening: Kies een bepaalde persoon in je leven, bij voorkeur iemand die belangrijk voor je is, en pas het volgende op hem of haar toe:

 

Vergeving is het enige geschenk dat ik geef,

Vergeef deze persoon door voorbij zijn of haar onvolmaakte lichaam en persoonlijkheid te kijken en de zuivere Zoon van God in hem of haar te zien.

 

want het is het enige geschenk dat ik verlang.

Denk aan de schuld die je voelt in deze relatie en hoezeer je ernaar verlangt om vergeven te worden voor alle vergissingen die je hebt begaan.

 

En al wat ik geef, geef ik aan mijzelf.

Voel hoe jouw gave van vergeving naar je terugkeert. Voel je vrijgesproken van al je vergissingen. Zie voorbij je eigen lichaam en persoonlijkheid de zuivere Zoon van God in jezelf.

 

Ik adviseer om deze oefening vandaag elk uur te doen. Het zal een weldadige uitwerking hebben.

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst.

Wat is de werkelijke wereld  7:

Deel 7: WdII.8.4:1

 

1. De werkelijke wereld is een symbool, zoals al het overige wat waarneming te bieden heeft. Toch staat ze voor iets wat tegengesteld is aan wat jij hebt gemaakt. Jouw wereld wordt gezien door ogen vol angst en levert je denkgeest de bewijzen van verschrikking. De werkelijke wereld kan alleen waargenomen worden met ogen die door vergeving zijn gezegend, zodat ze een wereld zien waarin verschrikking onmogelijk is en bewijzen voor angst niet kunnen worden gevonden.

 

2. De werkelijke wereld bevat een tegenhanger voor elke ongelukkige gedachte die zich in jouw wereld weerspiegelt, een feilloze correctie voor de beelden van angst en de geluiden van strijd waar jouw wereld vol van is. De werkelijke wereld toont een wereld die anders wordt gezien, door kalme ogen en met een vredige denkgeest. Daar heerst niets dan rust. Kreten van pijn en verdriet zijn daar niet te horen, want daar rest niets behalve vergeving. En de beelden zijn er vriendelijk. Alleen blije beelden en geluiden kunnen doordringen tot de denkgeest die zichzelf vergeven heeft.

 

3. Wat voor behoefte heeft zo’n denkgeest aan doodsgedachten, aanval- en moordgedachten? Wat kan hij anders om zich heen zien dan geborgenheid, liefde en vreugde? Wat is er dat hij zou verkiezen te verwerpen en wat is er waartegen hij oordelen wil? De wereld die hij ziet komt voort uit een denkgeest die met zichzelf in vrede is. In niets wat hij ziet loert enig gevaar, want hij is zachtaardig, en zachtaardigheid is het enige wat hij ziet.

 

"De werkelijke wereld is het symbool dat de droom van zonde en schuld voorbij is en Gods Zoon niet langer slaapt."

 

Zijn wakkere ogen zien de ontwijfelbare weerspiegeling van de Liefde van zijn Vader, de stellige belofte dat hij is verlost. De werkelijke wereld markeert het einde van de tijd, want haar aanblik maakt tijd zinloos.

 

5. De Heilige Geest heeft de tijd niet nodig als die Zijn doel heeft gediend. Nu wacht Hij slechts dat ene ogenblik nog tot God Zijn laatste stap zet, dan is de tijd verdwenen en heeft in zijn heengaan waarneming met zich meegenomen en enkel de waarheid achtergelaten om zichzelf te zijn. Dat ogenblik is ons doel, want het bevat de Godsherinnering. En terwijl we een vergeven wereld aanschouwen is Hij het die ons roept en mee naar huis komt nemen, en ons herinnert aan onze Identiteit, die onze vergeving aan ons teruggegeven heeft.

 

 

De wereld die gezien wordt door een denkgeest die in vrede is en zichzelf heeft vergeven is een symbool. Een symbool vertegenwoordigt iets of staat ergens voor. Het is niet het object zelf, maar iets wat daarnaar verwijst of het verbeeldt.

 

Wat symboliseert de werkelijke wereld? “Dat de droom van zonde en schuld voorbij is en Gods Zoon niet langer slaapt”. De werkelijke wereld is een symbool dat ons vertelt dat wat waarneming ziet slechts een droom is en dat zich daaraan voorbij een andere werkelijkheid bevindt. In deze hogere orde van werkelijkheid is er niets om te veroordelen. Wanneer we uitsluitend geborgenheid, liefde en vreugde om ons heen waarnemen, zonder dat er ergens gevaar op de loer ligt, dan vertelt dit ons dat we geen lichaam zijn en dat leven niet eindigt; dat alleen liefde werkelijk is en angst niet bestaat. Binnen de illusie van de waarneming zien we iets dat spreekt van een eeuwige werkelijkheid. Wat we zien herinnert ons eraan dat wij niet de droom zijn. Onze denkgeest is al wakker, want:

 

God schept alleen de wakende denkgeest. Hij slaapt niet en Zijn scheppingen kunnen niet delen wat Hij niet geeft, noch omstandigheden maken die Hij niet met hen deelt (WdI.167.8:1-2).

 

Alleen de wakende denkgeest bestaat, omdat God hem wakend geschapen heeft. Wat Hij geschapen heeft kan niet slapen omdat Hij ons die slaap niet gegeven heeft. We kunnen onszelf evenmin slapend maken. Daarom moeten we wakker zijn. Dat is wat de werkelijke wereld symboliseert. In deze wereld is de waarneming van dit symbool ons enige doel. Onze uiteindelijke bestemming ligt voorbij de werkelijke wereld, maar dat is niet onze zorg. Ons werk bestaat uit het bereiken van ware waarneming: waarneming moet eerst op orde worden gebracht voor je iets kunt kennen of weten (T3.III.1:2). En: “je hebt grote behoefte aan onderricht in waarneming, want je begrijpt niets” (T11.VIII.3:5).

 

Wij bevinden ons in een proces waarin waarneming door vergeving op orde wordt gebracht. Hoe meer we vergeven, des te duidelijker en vaker we de werkelijke wereld zullen zien, totdat we niets anders meer zien. En dan zijn we klaar met ons werk en zal God zich naar ons toebuigen om ons thuis te brengen.

 

Vergeving is het middel waardoor ik mijn onschuld zal herkennen. Ze is de weerspiegeling van Gods Liefde op aarde. Ze zal me zo dicht bij de Hemel brengen dat Gods Liefde zich naar mij toe kan buigen en me kan opheffen naar Hem (WdI.60.1:4-6).