Les 48
(17 februari)
Er valt niets te vrezen.
1. Het idee voor vandaag stelt eenvoudig een feit vast. Het is geen feit voor wie in illusies gelooft, maar illusies zijn geen feiten. In waarheid valt er niets te vrezen. Dit is heel makkelijk in te zien. Maar het is heel moeilijk in te zien voor wie wil dat illusies waar zijn.
2. De oefenperioden vandaag zullen heel kort, heel eenvoudig en heel frequent zijn. Herhaal het idee gewoon zo vaak mogelijk. Je kunt het met open ogen op elk moment en in elke situatie gebruiken. Het valt echter sterk aan te raden dat je, als het even kan, er een minuut of zo voor neemt om je ogen te sluiten en het idee verscheidene malen langzaam voor jezelf te herhalen. Het is buitengewoon belangrijk dat je het idee onmiddellijk aanwendt, mocht iets je innerlijke vrede verstoren.
3. De aanwezigheid van angst is een onmiskenbaar teken dat jij op je eigen kracht aan het vertrouwen bent. Het besef dat er niets te vrezen valt, toont dat jij je ergens in je denkgeest, hoewel niet per se op een plaats die je nu al herkent, God herinnerd hebt en Zijn kracht de plaats van jouw zwakheid hebt laten innemen. Zodra je hiertoe bereid bent, valt er inderdaad niets te vrezen.
Toelichting:
Zoals de derde alinea duidelijk maakt is het idee van vandaag verbonden aan dat van gisteren. Beide gaan over het vertrouwen in de kracht van God tegenover het vertrouwen in die van onszelf, los van Hem. “De aanwezigheid van angst is een onmiskenbaar teken dat jij op je eigen kracht aan het vertrouwen bent” (3:1). En zoals de les van gisteren zegt: “Wie kan zijn vertrouwen stellen in zwakheid en zich veilig voelen?“ (WdI.47.2:3).
Wanneer we vertrouwen op onze eigen kracht voelen we angst; wanneer we vertrouwen op Gods kracht niet. Angst is echter niet iets om bang voor te zijn, het is slechts een waarschuwingssignaal dat aangeeft dat ons vertrouwen misplaatst is. Dit vraagt om correctie, niet om veroordeling.
Gezien vanuit het perspectief van de juist gerichte denkgeest valt er niets te vrezen. God is alles wat er is en wij zijn deel van Hem. Buiten Hem bestaat er niets. Dus natuurlijk valt er niets te vrezen. Angst is het geloof in iets anders, in een valse god, een idool dat God bestrijdt en overwint. In feite zijn we bang voor onszelf, omdat we geloven dat wij God bestreden hebben.
Maar wat we denken gedaan te hebben heeft nooit plaatsgevonden en daarom valt er niets te vrezen. “Niets werkelijks kan bedreigd worden”(TIn.2:2).
Als we in illusies geloven lijkt angst werkelijk te zijn, maar we zijn bang voor niets. Deze les zegt dat dit heel gemakkelijk is in te zien (1:4). Wat het moeilijk doet lijken is dat we willen “dat illusies waar zijn” (1:5). Want als ze niet waar zijn, zijn we niet wie we denken te zijn en wie we wensen te zijn. Daarom houden we vast aan de illusies die het ego bevestigen en door dat te doen houden we vast aan angst.
Als we onszelf toestaan ons te herinneren dat er niets te vrezen valt en dit gedurende de dag bewust herhalen, laten we daarmee het volgende zien:
Het besef dat er niets te vrezen valt, toont dat jij je ergens in je denkgeest, hoewel niet per se op een plaats die je nu al herkent, God herinnerd hebt en Zijn kracht de plaats van jouw zwakheid hebt laten innemen (3:2).
Dit is wat het Tekstboek de “juist gerichte denkgeest” noemt. Er is een deel van onze denkgeest – in werkelijkheid het enige deel dat er is – waarin we ons God al herinnerd hebben. Dat is het deel van de denkgeest dat ons uit de droom doet ontwaken.
Heb je je ooit afgevraagd hoe je bij Een cursus in wonderen terecht bent gekomen en waarom hij je aansprak? Je juist gerichte denkgeest heeft deze ervaring voor jou gecreëerd. Je ware Zelf spreekt via deze bladzijden tot jou om je te doen ontwaken. Elke keer dat we de gedachte van deze les herhalen: “Er valt niets te vrezen”, vereenzelvigen we ons met het deel van de denkgeest dat al ontwaakt is en zich al herinnerd heeft. En omdat we al ontwaakt zijn is de afloop onvermijdelijk. We hebben deze gedachte echter nog nodig om afstand te kunnen nemen van onze illusies en de altijd aanwezige waarheid van onze werkelijkheid te herkennen.
Oefeninstructies:
DOEL
Inzien dat we nergens bang voor hoeven te zijn, omdat we deel zijn van God.
OEFENING
Zo vaak mogelijk. Dit kan op twee manieren:
- Herhaal het idee. Dit kun je – in jezelf – met geopende ogen in elke situatie doen, zelfs tijdens een gesprek. Het neemt niet meer dan twee seconden in beslag.
- Sluit gedurende twee minuten je ogen en herhaal het idee enkele keren langzaam.
OPMERKING
Vandaag zijn er geen langere oefenperioden, dus je kunt je richten op een frequente herhaling. Dit was ook het geval bij de lessen 20, 27 en 40. De les van vandaag is dus een onderdeel van een serie die ons de belangrijke gewoonte aanleert om vaak te oefenen. Zet je er dus helemaal voor in. Hoe meer je investeert, hoe meer je eruit haalt. Stel aan het begin van de dag een bepaalde frequentie vast en probeer je daaraan te houden. Je kunt eventueel een van de frequenties kiezen die in voorgaande lessen zijn aanbevolen:
Twee keer per uur (les 20).
Twee tot vier keer per uur (les 27).
Drie tot vier keer per uur (les 39).
Zes keer per uur (les 40).
De gemiddelde frequentie is dus drie tot vier keer per uur, maar wordt bij het vorderen van de lessen steeds verhoogd. Je kunt het beste een frequentie kiezen waarvan je zeker weet dat deze voor jou haalbaar is, en je voornemen je daaraan te houden. Je kunt ook proberen om onder verschillende omstandigheden te oefenen. Als je gedurende de dag merkt dat je een oefening hebt overgeslagen, maak je dan niet druk. Dat overkomt ieder van ons. Pak gewoon de oefening weer op meteen en zonder schuldgevoel.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Herhaal het idee onmiddellijk zodra je vrede verstoord raakt.