Les 56
(25 februari)
De herhaling voor vandaag omvat de volgende ideeën:
1. (26) Mijn aanvalsgedachten zijn een aanval op mijn onkwetsbaarheid.
Hoe kan ik weten wie ik ben wanneer ik mezelf voortdurend aangevallen zie? Pijn, ziekte, verlies, ouderdom en dood lijken me te bedreigen. Al mijn hoop, al mijn wensen en plannen lijken overgeleverd aan de genade van een wereld waarover ik geen controle heb. Toch zijn volmaakte veiligheid en volledige vervulling mijn erfgoed. Ik heb geprobeerd mijn erfgoed weg te geven in ruil voor de wereld die ik zie. Maar God heeft mijn erfgoed veilig voor mij bewaard. Mijn eigen werkelijke gedachten zullen mij leren wat het is.
2. (27) Ik wil niets liever dan zien.
Omdat ik inzie dat wat ik zie een weerspiegeling is van wat ik denk te zijn, besef ik dat visie mijn grootste behoefte is. De wereld die ik zie, getuigt van het angstwekkende karakter van het zelfbeeld dat ik heb gevormd. Als ik mij herinneren wil wie ik ben, is het noodzakelijk dat ik dit beeld van mezelf laat gaan. Wanneer dit door de waarheid wordt vervangen, zal visie mij zeker worden geschonken. En met deze visie zal ik met mildheid en liefde de wereld en mezelf beschouwen.
3. (28) Ik wil niets liever dan anders zien.
De wereld die ik zie, houdt mijn angstwekkende zelfbeeld in stand en garandeert de voortzetting ervan. Zolang ik de wereld zie zoals ik die nu zie, kan de waarheid niet tot mijn bewustzijn doordringen. Ik wil graag dat de deur achter deze wereld voor mij geopend wordt, zodat ik daarachter de wereld kan zien die een weerspiegeling is van de Liefde van God.
4. (29) God is in alles wat ik zie.
Achter elk beeld dat ik heb gevormd, blijft de waarheid onveranderd. Achter elke sluier die ik neergelaten heb over het gelaat van de liefde, blijft het licht daarvan ongetemperd. Achter al mijn waanzinnige wensen ligt mijn wil, verenigd met de Wil van mijn Vader. God is nog altijd en voorgoed overal en in alles. En wij die deel zijn van Hem, zullen uiteindelijk voorbijzien aan alle verschijningsvormen en de waarheid herkennen achter elk.
5. (30) God is in alles wat ik zie, want God is in mijn denkgeest.
In mijn eigen denkgeest, achter al mijn waanzinnige gedachten van afscheiding en aanval, ligt de kennis dat alles eeuwig één is. De kennis van Wie ik ben, heb ik niet verloren door die te vergeten. Ze is voor mij bewaard in de Denkgeest van God, die Zijn Gedachten niet verlaten heeft. En ik, die daartoe behoor, ben één daarmee en één met Hem.
Toelichting:
Ik wil graag dat de deur achter deze wereld voor mij geopend wordt, zodat ik daarachter de wereld kan zien die een weerspiegeling is van de Liefde van God (3:4).
De deur, waarover het bovenstaande citaat spreekt, bevindt zich in mijn denkgeest. Het is de deur naar visie. Deze wereld, vol “pijn, ziekte, verlies, ouderdom en dood” (1:3), weerspiegelt wat ik denk te zijn (2:2). Het is een hallucinatie die over de werkelijkheid heen is geplaatst, deze werkelijkheid verbergt en schijnbaar vervangt.
De openingszin van deze herhaling luidt: “Hoe kan ik weten wie ik ben wanneer ik mezelf voortdurend aangevallen zie?” (1:2). Als ik voortdurend aangevallen word, geteisterd door ziekte, verlies, ouderdom en dood, hoe kan ik dan een volmaakte schepping van God zijn? En hoe is God dan in werkelijkheid? Ik geloof in een zelfbeeld dat voortdurend bedreigd wordt. En als ik bedreigd word, hoe kan ik dan een eeuwig, spiritueel wezen zijn? Als het beeld dat ik in deze wereld zie waar is, dan ben ik niets, waardeloos en bestemd om vernietigd te worden. Dan kan ik net zo goed zeggen: “eet, drink en vier feest, want morgen kunnen we dood zijn!” Dan kan ik net zo goed pakken wat ik pakken kan want niets blijft, ook ikzelf niet. In ieder van ons bevindt zich echter een weten dat we méér zijn dan dit. Iets in ons resoneert als we in de Cursus lezen dat niets werkelijks bedreigd kan worden. Als dat waar is en ik werkelijk ben, dan moet de wereld die ik zie onwerkelijk zijn. Dan moet het beeld dat ze me van mezelf laat zien als een kwetsbaar wezen een leugen zijn. Ofwel ik ben werkelijk en de wereld niet, ofwel de wereld is werkelijk en ik niet.
Want ik ben werkelijkheid omdat de wereld dat niet is, en ik wil mijn eigen werkelijkheid kennen (WdI.132.15:3).
Daarom is visie mijn belangrijkste behoefte. Ik wil die deur in mijn denkgeest openen, “voorbijzien aan alle verschijningsvormen” (4:6) en een wereld zien die Gods Liefde weerspiegelt. Dan zal ik mij herinneren wie ik werkelijk ben. “Achter elk beeld dat ik heb gevormd, blijft de waarheid onveranderd” (4:2).
In mijn eigen denkgeest, achter al mijn waanzinnige gedachten van afscheiding en aanval, ligt de kennis dat alles eeuwig één is. De kennis van Wie ik ben, heb ik niet verloren door die te vergeten (5:2-3).
Oefeninstructies:
DOEL
Herhalen van de eerste vijftig lessen om ze dieper op je in te laten werken, te zien hoe ze met elkaar verbonden zijn en hoe samenhangend het denksysteem is waarheen ze je leiden.
OEFENING
Gebruik voor elke oefenperiode ruim twee minuten.
- Lees aan het begin en het eind van de dag de vijf ideeën plus de toelichting.
- Oefen daarna elk uur een van de ideeën in een willekeurige volgorde.
- Oefen elk idee tenminste één keer.
- Als een bepaald idee je bijzonder aanspreekt, concentreer je daar dan op.
Tijdens de uurlijkse oefenperioden:
- Zoek een rustige plek op waar je alleen bent en lees één van de vijf ideeën en de toelichting daarop. Deze toelichtingen zijn geschreven alsof het je eigen gedachten over het idee zijn. Probeer je voor te stellen dat dit echt zo is. Het kan helpen om regelmatig je eigen naam te noemen.
- Sluit je ogen en denk na over het idee en de bijbehorende toelichting. Denk vooral na over de kern van de toelichting. Laat verwante gedachten opkomen. Als je denkgeest afdwaalt, herhaal dan het idee en ga door met je overdenkingen. Dit is dezelfde basisoefening als in Les 50, waarin je actief nadenkt over de ideeën om ze dieper in je denkgeest te laten zinken.