Les 15

(15 januari)

Mijn gedachten zijn beelden die ik heb gemaakt.

1. Juist doordat de gedachten die jij denkt te denken als beelden verschijnen, herken je ze niet als niets. Je denkt dat je ze denkt en dus denk je dat je ze ziet. Zo kwam jouw ‘zien’ tot stand. Dit is de functie die jij aan de ogen van je lichaam gegeven hebt. Dit is geen zien. Dit is beelden maken. Het neemt de plaats in van zien en vervangt visie door illusie.

 

2. Dit inleidende idee over het proces van beelden maken dat jij zien noemt, zal niet veel betekenis voor je hebben. Je zult het gaan begrijpen als je lichtrandjes hebt gezien rond dezelfde vertrouwde voorwerpen die je nu ziet. Dat is het begin van ware visie. Je kunt er zeker van zijn dat ware visie spoedig zal volgen wanneer zich dit heeft voorgedaan.

 

3. In het verdere verloop zul je misschien veel ‘lichtmomenten’ beleven. Ze kunnen vele vormen aannemen, waaronder nogal onverwachte. Laten ze je geen angst inboezemen. Het zijn de tekenen dat je eindelijk je ogen opent. Ze zullen niet blijvend zijn, omdat ze louter een symbool voor ware waarneming vormen en met kennis geen verband houden. Deze oefeningen zullen je geen kennis openbaren. Maar ze zullen de weg daarheen bereiden.

 

4. Herhaal, bij het beoefenen van het idee van vandaag, het idee eerst voor jezelf en pas het dan toe op alles wat je om je heen ziet, waarbij je dit bij name noemt en je ogen erop laat rusten, terwijl je zegt:

 

Deze/Dit _________ is een beeld dat ik heb gemaakt.

Die/Dat _________ is een beeld dat ik heb gemaakt.

 

Het is niet nodig een groot aantal specifieke onderwerpen in de toepassing van het idee van vandaag te betrekken. Het is echter wel noodzakelijk naar elk onderwerp te blijven kijken terwijl je het idee voor jezelf herhaalt. Het idee moet elke keer vrij langzaam herhaald worden.

 

5. Hoewel je in deze oefening van bij voorkeur een minuut het idee natuurlijk niet op heel veel dingen zult kunnen toepassen, moet je toch proberen je keuze zo willekeurig mogelijk te laten zijn. Als je je ongemakkelijk begint te voelen, is een oefenperiode van minder dan een minuut ook goed. Houd niet meer dan drie oefenperioden waarin je het idee van vandaag toepast, tenzij je je er volkomen mee op je gemak voelt, en ga niet verder dan vier. Het idee kan echter op elk moment van de dag naar behoefte worden toegepast.


Toelichting:

Onze waarneming bestaat uit beelden die door onze gedachten zijn gemaakt. Omdat de gedachten verschijnen als beelden, herkennen we ze niet als “niets”. Het fysieke zien is niet meer dan dit en dit is ook het doel van het fysieke zien. We hebben de ogen van ons lichaam de functie gegeven deze beelden te zien, om de gedachten die we menen te denken geldig te verklaren.

 

Dit is geen zien. Dit is beelden maken.

Het neemt de plaats in van zien en vervangt visie door illusie (1:5-7).

 

De Cursus is zeer consistent in zijn zienswijze over het fysieke zien. Hij zegt onder andere:

 

Alles wat de ogen van het lichaam kunnen zien is een fout, een vergissing in de waarneming, een vervormd fragment van het geheel, verstoken van de betekenis die het geheel eraan zou geven (T22.III.4:3).

De ogen van het lichaam zien alleen vorm. Ze kunnen niet verder zien dan datgene waarvoor ze werden gemaakt. En ze werden gemaakt om vergissingen te zien, en niet om daarachter te kijken (T22.III.5:3-5).

 

Wat onze ogen ons laten zien is een vergissing. Wat onze ogen ons laten zien is een beeld dat we hebben gemaakt en toont niet de waarheid. Ze zijn “gemaakt om vergissingen te zien, en niet om daarachter te kijken”.

 

We moeten leren voorbij het lichamelijke niveau te kijken, en ons gaan realiseren dat wat onze ogen ons laten zien niet de absolute waarheid is. Onze ogen laten ons alleen de vergissingen van onze eigen denkgeest zien.

 

Er is iets voorbij het fysieke niveau dat visie ons kan laten zien. Dat is de betekenis van de “lichtrandjes” (2:2) waar de les het over heeft.

 

In een workshop die ik bijwoonde merkte Ken Wapnick op dat deze “lichtmomenten” (3:1) onder andere worden genoemd in een antwoord aan een vriend van Helen Schucman, die lichtranden om mensen zag en zich afvroeg of er iets niet in orde was met hem.

Deze les legt uit dat dergelijke ervaringen “louter een symbool voor ware waarneming vormen” (3:5). Dat betekent niet dat iedereen dit soort ervaringen zou moeten hebben, het betekent dat we niet hoeven te schrikken wanneer ze zich voordoen.

 

We zoeken echter niet een symbool van ware waarneming, maar ware waarneming zelf. Het zien van “lichtrandjes” betekent alleen dat er iets te zien is dat verder gaat dan het fysieke zien. Dat is het besef waar deze les ons heen wil leiden.


Oefeninstructies:

DOEL

De introductie van het proces van beeldvorming, waarbij je innerlijke gedachten verschijnen als uiterlijke beelden.

 

OEFENING

Drie keer (vier als dat goed voelt), gedurende een minuut (of minder als je je er ongemakkelijk bij voelt).

 

  • Herhaal het idee in jezelf.
  • Kijk vervolgens om je heen en pas het idee willekeurig toe op alles wat je ziet, terwijl je rustig zegt: “Dit/deze... [benoem het voorwerp] is een beeld dat ik heb gemaakt”. Laat je ogen op het voorwerp rusten terwijl je dit zegt.

 

OPMERKING

Wanneer je vandaag onvrede voelt kun je het idee in de volgende vorm toepassen: “Deze [naam of situatie] is een beeld dat ik heb gemaakt”. Dit herinnert je er aan dat de “storende” persoon of situatie die je ziet niet werkelijk is, maar een weerspiegeling van je eigen gedachten.