Les 223
(11 augustus)
God is mijn leven.
Ik heb geen leven buiten dat van Hem.
1. Ik heb me vergist toen ik dacht dat ik los van God leefde, als een afzonderlijk wezen dat zich in afzondering bewoog, aan niets gebonden, en gehuisvest in een lichaam. Nu weet ik dat mijn leven dat van God is, ik geen ander thuis heb en los van Hem niet besta. Hij heeft geen Gedachten die niet deel zijn van mij, en ik heb geen andere dan de Zijne.
2. Onze Vader, laat ons het gelaat van Christus zien in plaats van onze vergissingen. Want wij die Uw heilige Zoon zijn, zijn zondeloos. We willen onze zondeloosheid aanschouwen, want schuld verkondigt dat we Uw Zoon niet zijn. En we willen U niet langer meer vergeten. We zijn eenzaam hier, en verlangen naar de Hemel, waar we thuis zijn. Vandaag willen we terugkeren. Onze Naam is de Uwe, en we erkennen dat wij Uw Zoon zijn.
Toelichting:
Onze enige vergissing is het idee dat we een soort van leven hebben los van God. Dat hebben we niet. God is Leven. Hij is Zijn. Hij is Bestaan. Hij heeft alles geschapen wat er is en buiten Hem is er niets.
Niets kan losstaan van Hem en desondanks leven (WdI.156.2:9).
Ik heb me vergist toen ik dacht dat ik los van God leefde.
Het grootste deel van mijn tijd hier op aarde heb ik doorgebracht met aan mezelf te denken als iemand of iets dat los van God bestaat. En het grootste deel van mijn spirituele zoektocht is een streven geweest om “terug te komen bij God”, alsof Hij onvoorstelbaar ver bij me vandaan zou zijn. Maar hij is niet ver weg, Hij is niet afgescheiden van mijn Zelf. “Ik heb geen leven buiten dat van Hem”. Er bestaat een gebed dat eindigt met: “Waar ik ben, is God”. Ja, mijn leven is Gods Leven. Mijn gedachten zijn Gods Gedachten. Ik hoef nergens heen en niets te doen om Hem te vinden, Hij is hier. Hij is bij me. Hij is mijn leven. Ik leef als deel van God.
Wanneer we ons realiseren dat we één zijn met God, komt er een grote opluchting over ons heen. Er komt een eind aan alle bittere strijd, aan alle vruchteloze verlangens, aan het pijnlijke gevoel van het van buitenaf naar binnen kijken. Pure vreugde vult onze denkgeest. Er is een milde geamuseerdheid over het dwaze idee waarmee we onszelf hebben gekweld; het idee dat we ooit, in welke geringe mate dan ook, gescheiden konden zijn van Hem. Kan een zonnestraal gescheiden zijn van de zon? Kan een idee gescheiden zijn van de geest die het denkt?
En dus keren we terug naar de stille plek in onszelf, waar dit alles al gekend is. We vragen: “laat ons het gelaat van Christus zien in plaats van onze vergissingen” (2:1). We bevestigen dat we niet langer verloren willen zijn in vergetelheid. We verklaren dat we onze eenzaamheid achter ons willen laten en onszelf willen vinden waar we altijd al zijn geweest: thuis. En in de stilte spreekt God tot ons en vertelt ons dat we Zijn Zoon zijn.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
LEZEN VAN DE “WAT IS VERGEVING”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is vergeving”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Gebruik het gebed van deze les als een inleiding op je meditatie. Met dit gebed verklaar je dat je bereid bent in woordeloze stilte tot God te komen, in afwachting van Zijn vrede (1:1), het horen van Zijn Stem (1:3-5) en het moment waarop Hij Zich aan jou openbaart (2:6).
Om je onder te dompelen in die diepe, stille afwachting kan het behulpzaam zijn het gebed enkele keren te herhalen.
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is vergeving”- tekst.
Wat is vergeving 3:
Deel 3: WdII.1.2:1-2
1. Vergeving ziet in dat wat jij dacht dat je broeder jou heeft aangedaan, niet heeft plaatsgevonden. Wat ze niet doet is: zonden kwijtschelden en ze werkelijk maken. Ze ziet dat er geen zonde is geweest. En in die zienswijze zijn al jouw zonden vergeven. Wat is zonde anders dan een onjuist idee omtrent Gods Zoon? Vergeving ziet eenvoudig de onjuistheid daarvan en laat het daarom los. Wat dan vrij is om nu de plaats daarvan in te nemen, is de Wil van God.
"Een niet-vergevende gedachte is er een die een oordeel velt dat ze niet in twijfel trekt, ook al is het niet waar. De denkgeest is gesloten en zal niet worden bevrijd."
De gedachte beschermt projectie en trekt haar ketenen strakker aan, zodat vervormingen meer versluierd en verborgen zijn, minder makkelijk toegankelijk voor twijfel en nog verder weggehouden van gezond verstand. Wat kan er komen tussen een starre projectie en het doel dat ze als haar gewenste bestemming gekozen heeft?
3. Een niet-vergevende gedachte doet vele dingen. In koortsachtige actie jaagt ze haar doel na, waarbij ze verwringt en omverwerpt wat ze als een doorkruising van haar gekozen pad beschouwt. Verdraaiing is haar doel en tevens het middel waarmee ze dat tot stand wil brengen. Ze doet woeste pogingen de werkelijkheid te vermorzelen, zonder zich ook maar enigszins te bekommeren om wat haar gezichtspunt lijkt tegen te spreken.
4. Vergeving daarentegen is stil en doet in alle rust niets. Ze schendt geen enkel aspect van de werkelijkheid, en probeert die evenmin te verdraaien tot een verschijningsvorm die haar aanstaat. Ze kijkt alleen, en wacht, en oordeelt niet. Wie niet wil vergeven, moet wel oordelen, want hij moet zijn onvermogen om te vergeven rechtvaardigen. Maar wie zichzelf vergeven wil, moet leren de waarheid te verwelkomen precies zoals die is.
5. Doe daarom niets en laat vergeving je tonen wat jou te doen staat, via Hem die je Gids is, je Verlosser en Beschermer, sterk in hoop en zeker van jouw uiteindelijk succes. Hij heeft jou al vergeven, want dat is Zijn functie, Hem gegeven door God. Nu moet jij Zijn functie delen en vergeven wie Hij heeft verlost, wiens zondeloosheid Hij ziet, en wie Hij eert als de Zoon van God.
De tweede alinea gaat over niet-vergeven. Het onderscheidende kenmerk van een niet-vergevende gedachte is dat ze “een oordeel velt dat ze niet in twijfel trekt, ook al is het niet waar” (2:1). Het onderscheidende kenmerk van een vergevende denkgeest is dus dat deze wel bereid is te twijfelen aan zijn eigen oordeel. De niet-vergevende denkgeest zegt: “Ik heb mijn oordeel geveld, breng me niet in verwarring met nieuwe feiten”. De vergevende denkgeest zegt: “Misschien is er een andere manier om hiernaar te kijken”.
In hoofdstuk 4 van het Handboek van leraren, waarin de tien eigenschappen van de gevorderde leraren van God worden besproken, wordt als laatste eigenschap “openheid van denken” genoemd:
Zoals een oordeel de denkgeest afsluit voor Gods Leraar, zo nodigt openheid van denken Hem binnen. Zoals veroordeling de Zoon van God als slecht beoordeelt, zo staat openheid van denken Hem toe beoordeeld te worden door de Stem namens God die in Zijn Naam spreekt (H4.X.1:3-4).
De bereidheid om al onze eigen oordelen los te laten en te luisteren naar die van de Heilige Geest maakt vergeving mogelijk. Een niet-vergevende denkgeest “is gesloten en zal niet worden bevrijd” (2:2). De vergevende denkgeest is open. De Cursus vraagt ons keer op keer om alleen maar bereid te zijn anders naar de dingen te kijken, om alleen maar bereid te zijn te twijfelen aan wat we denken te weten, om alleen maar dit te doen:
Doe eenvoudig dit: wees stil en leg alle gedachten terzijde over wat jij bent en wat God is, alle ideeën die je hebt geleerd ten aanzien van de wereld, alle beelden die je hebt van jezelf (WdI.189.7:1).
Zet je oordeel opzij en “wat dan vrij is om nu de plaats daarvan in te nemen, is de Wil van God” (1:7).