Herhaling VI

(20 juli - 8 augustus)

Inleiding

1. Voor deze herhaling nemen we elke dag maar één idee en oefenen dat zo vaak als mogelijk is. Naast de minstens vijftien minuten die je er ‘s morgens en ‘s avonds aan besteedt, en de herinneringsmomenten die je de hele dag door elk uur houdt, dien je het idee zo vaak je kunt ertussendoor te gebruiken. Elk van deze ideeën, mits werkelijk geleerd, zou op zich voor verlossing voldoende zijn. Elk zou genoeg zijn om jou en de wereld te bevrijden van elke vorm van slavernij, en de Godsherinnering uit te nodigen opnieuw te komen.

 

2. Met dit in gedachten beginnen we onze oefening, waarbij we zorgvuldig de ideeën herhalen die de Heilige Geest ons in onze laatste twintig lessen heeft geschonken. Elk omvat het hele leerplan, mits dat idee begrepen, geoefend, aanvaard en toegepast wordt op alles wat heel de dag door lijkt te gebeuren. Een is genoeg. Maar op dat ene mag geen enkele uitzondering worden gemaakt. En daarom is het nodig dat we ze allemaal gebruiken en tot één laten versmelten, waarbij elk aan het geheel dat we leren bijdraagt.

 

3. Deze oefensessies zijn, net als in onze vorige herhaling, gerangschikt rond een centraal thema, waarmee we elke les beginnen en eindigen. Het is dit:

 

Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.

Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.

 

De dag begint en eindigt hiermee. En we herhalen het, telkens op het hele uur, of wanneer we er tussendoor aan denken dat we een functie hebben die de wereld die we zien te boven gaat. Afgezien hiervan en van een herhaling van de speciale gedachte die we voor die dag oefenen, wordt op geen andere vorm van oefening aangedrongen dan dat je alles grondig los laat wat jouw denkgeest verstopt en doof maakt voor rede, eenvoudige waarheid en gezond verstand.

 

4. We zullen bij deze herhaling proberen alle woorden en speciale vormen van oefenen te ontstijgen. Want deze keer proberen we in een hoger tempo en langs een korter pad te komen tot de vrede en sereniteit van God. We sluiten slechts onze ogen en vergeten dan alles wat we meenden te weten en te begrijpen. Want zo worden we bevrijd van alles wat we niet wisten en niet begrijpen konden.

 

5. Eén uitzondering is er maar op dit ontbreken van structuur. Sta niet toe dat ook maar één loze gedachte onweerlegd voorbijgaat. Als je er een ontdekt, ontken dan dat die vat op jou heeft en haast je je denkgeest ervan te verzekeren dat dit niet is wat hij verlangt. Laat dan rustig de gedachte die je ontkend hebt opgeheven worden, en snel en zeker worden vervangen door het idee dat we oefenen voor die dag.

 

6. Wanneer je aan verleiding blootstaat, haast je dan om je er vrij van te verklaren met de woorden:

 

Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik _________.

 

En herhaal dan het idee voor de dag en laat dat de plaats innemen van wat jij dacht. Afgezien van dergelijke speciale toepassingen van het idee van elke dag, voegen we slechts enkele specifieke uitdrukkingen of gedachten toe als hulp bij het oefenen. In plaats daarvan geven we deze momenten van stilte aan de Leraar die in stilte onderwijst, van vrede spreekt en onze gedachten elke betekenis geeft die ze maar hebben.

 

7. Aan Hem draag ik deze herhaling voor jou op. Ik plaats jou onder Zijn hoede en laat Hem jou leren wat je moet zeggen, denken en doen, telkens wanneer jij je tot Hem wendt. Hij zal niet nalaten er voor jou te zijn, telkens wanneer jij Zijn hulp inroept. Laten we de hele herhaling waaraan we nu beginnen opdragen aan Hem, en laten we bovendien niet vergeten aan Wie deze wordt gegeven, terwijl we dag na dag oefenen en voortgaan in de richting van het doel dat Hij ons heeft gesteld, waarbij we Hem toestaan ons te leren hoe we moeten gaan, en volkomen op Hem vertrouwen voor de manier waarop elke oefenperiode het best een liefdevol geschenk van vrijheid aan de wereld worden kan.


Toelichting

Dit is de laatste herhaling van het Werkboek, het einde van deel I. In de Inleiding op het Werkboek werd ons verteld: “Het Werkboek is onderverdeeld in twee hoofdafdelingen: het eerste houdt zich bezig met het ongedaan maken van de manier waarop jij nu ziet, en het tweede met het verwerven van ware waarneming” (WdI.In.3:1). De laatste veertig lessen verklaarden dat ze ons voorbereidden op deel II van het Werkboek. We naderen nu dus het einde van de eerste fase van onze training. Wanneer we de oefeningen hebben gedaan volgens de instructies (en dat is uiteraard de echte sleutel), zijn we nu klaar om een nieuw, hoger niveau van onze training binnen te gaan.

 

Het tweede deel van het Werkboek kent twee duidelijke verschillen met het eerste.

Om te beginnen zijn de lessen aanzienlijk korter, ze beslaan slechts een halve bladzijde. Maar ons wordt wel gevraagd om een tekst over een bepaald thema tien keer te lezen: elke dag één keer, tegelijk met de les van die dag. De nadruk ligt in dit tweede deel minder op het leren van nieuwe ideeën (of het afleren van oude) en meer op het beleven van nieuwe ervaringen en het versterken van de gewoonten die we tijdens het doen van deel I hebben gevormd.

 

Het tweede grote verschil is dat de lessen geen oefeninstructies meer bevatten. Het patroon dat we moeten volgen staat vast en het Werkboek gaat ervan uit dat we dit kennen en voor de rest van de lessen toepassen.

Dit oefenpatroon begon in les 153, met een langere oefenperiode ’s morgens en ’s avonds (stille tijd) en uurlijkse herhalingen. De overige twee aspecten – regelmatige herhalingen tussendoor en, indien nodig, antwoord op verleidingen – blijven enigszins optioneel. Alleen in deze Inleiding op de laatste herhaling worden ze genoemd als iets wat elke dag van ons wordt verwacht:

 

Naast de minstens vijftien minuten die je er ’s morgens en ’s avonds aan besteedt, en de herinneringsmomenten die je de hele dag door elk uur houdt, dien je het idee zo vaak je kunt ertussendoor te gebruiken (1:2).

 

Het woord “naast” maakt duidelijk dat deze regelmatige herhalingen een aanvulling zijn op de ochtend- en avondoefening en de uurlijkse herhalingen. Het antwoord op verleidingen wordt eveneens duidelijk genoemd:

 

Wanneer je aan verleidingen blootstaat, haast je dan om je er vrij van te verklaren met de woorden: ‘Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik...’ En herhaal dan het idee voor de dag en laat dat de plaats innemen van wat jij dacht (6:1-4).

 

Het is de bedoeling dat we deze vier onderdelen van de beoefening gedurende de rest van het jaar dagelijks in praktijk brengen:

  1. ‘s Morgens en s avonds minstens vijftien minuten stille tijd.
  2. Enkele minuten op elk heel uur, waarin we het idee van de dag herhalen.
  3. Regelmatige herhalingen tussendoor, waarbij we aan het idee denken.
  4. Antwoord op verleidingen, waarin we onze egogedachten bewust vervangen door het idee van de dag.

 

Elk van de ideeën is op zich voldoende voor verlossing (1:3). “Elk zou genoeg zijn om jou en de wereld te bevrijden van elke vorm van slavernij, en de Godsherinnering uit te nodigen opnieuw te komen” (1:4). Let echter ook op de voorwaarden die aan deze verklaring zijn toegevoegd: “mits dat idee begrepen, geoefend, aanvaard en toegepast wordt op alles wat heel de dag door lijkt te gebeuren. Een is genoeg. Maar op dat ene mag geen enkele uitzondering worden gemaakt” (2:2-4). Als één idee genoeg is, waarom hebben we dan 365 lessen nodig? Het antwoord is eenvoudig. De auteur weet heel goed dat we geen enkel idee zonder uitzondering toepassen op alles wat elke dag gebeurt. “En daarom is het nodig dat we ze allemaal gebruiken en tot één laten versmelten, waarbij elk aan het geheel dat we leren bijdraagt” (2:5).

 

In deze laatste herhaling, waarin we elke dag een van de voorgaande twintig lessen herhalen, zijn de oefensessies, evenals in Herhaling V, gerangschikt rond een centraal thema:

 

Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij (3:3-5).

 

De bedoeling is om deze drie zinnen iedere morgen en avond en elk uur te herhalen en daar tussendoor wanneer we ons onze ware functie herinneren. We herhalen dit centrale thema samen met het idee van de dag. Die eenvoudige herhaling is de enige specifieke instructie die ons wordt gegeven. Afgezien daarvan is het enige wat we hoeven te doen onze denkgeest zuiveren van tegengestelde gedachten. Het gaat dan wel om “grondig loslaten” van alles wat in de weg staat van waarheid en gezond verstand (3:8), niet om het eenvoudig leegmaken van onze denkgeest. “We sluiten slechts onze ogen en vergeten dan alles wat we meenden te weten en te begrijpen” (4:3).

 

In deze herhaling proberen we alle woorden te ontstijgen (4:1). We zoeken een ervaring van sereniteit en de vrede van God. De enige uitzondering daarop is wat we moeten doen wanneer een “loze gedachte” (5:2) onze stilte binnendringt. Alinea 5 geeft duidelijke instructies over de manier waarop we zulke gedachten, die zich zeker zullen aandienen, kunnen verdrijven. Het belangrijkste is dat we niet één van deze gedachten onweerlegd voorbij laten gaan; dat we in plaats daarvan verklaren: “Deze gedachte wil ik niet”, en haar vervangen door het idee van de dag. Dit doen we elke keer wanneer we verleid worden door het ego. Deze rigoureuze manier om onze denkgeest te trainen vraagt veel van ons. Maar hoe kan onze denkgeest vrij worden van egogedachten als we deze gedachten onweerlegd laten?

 

Ik geloof dat het Tekstboek dit bedoelt als het zegt: “Wees alleen waakzaam voor God en Zijn Koninkrijk” (T6.V.C.). Eerder in het Tekstboek zegt Jezus: “Je bent veel te tolerant tegenover het afdwalen van je denkgeest”(T2.VI.4:6). De remedie van de Cursus is waakzaamheid, het weerleggen van egogedachten en deze vervangen door de gedachten van God.

 

Jezus, de auteur van de Cursus, zegt dat hij onze beoefening onder de hoede van de Heilige Geest plaatst (6:6, 7:1-2). We luisteren naar Hem om te leren wat we moeten zeggen, denken en doen, telkens wanneer we ons tot Hem wenden (7:2). Dit betekent volgens mij wat we al eerder hebben geoefend: vergeving schenken, vrede aanbieden aan de wereld en de ideeën van de dag toepassen op de situaties in ons leven. De nadruk ligt echter op stil zijn, rustig luisteren naar de Stem namens God en onze denkgeest toestaan sereniteit en vrede te ervaren. Het Werkboek heeft zijn specifieke oefeninstructies beëindigd, nu moeten we in plaats daarvan leren luisteren naar de Heilige Geest, “waarbij we Hem toestaan ons te leren hoe we moeten gaan, en volkomen op Hem vertrouwen voor de manier waarop elke oefenperiode het best een liefdevol geschenk van vrijheid aan de wereld worden kan” (7:4).


Oefeninstructies

DOEL

Zorgvuldig herhalen van de laatste twintig lessen, zodat je in een versneld tempo de weg naar God kunt gaan. Met deze laatste herhaling wordt Deel I van het Werkboek afgesloten.

 

OEFENING

’s Morgens en ’s avonds minimaal vijftien minuten. Gedurende deze oefenperioden kun je een Open Mind meditatie doen. De uitgebreide instructies hiervoor vind je hieronder.

 

  • Begin met het herhalen van het centrale thema: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
  • Herhaal vervolgens het idee van de dag en eventueel de cursief gedrukte zinnen daaronder, die bedoeld zijn als hulp bij het oefenen (WdI.hVI.In.6:5).
  • Sluit dan je ogen en laat alle mentale rommel en overtuigingen over jezelf en de wereld los. Breng en houd je denkgeest in stille gereedheid om de ervaring van God te ontvangen. Gebruik geen woorden. Wacht alleen maar stil en verwachtingsvol op die ervaring. Vertrouw op de Heilige Geest, in plaats van op woorden. Geef je oefentijd aan Hem en stel je open voor Zijn leiding, waardoor je meditatie misschien in een onverwachte richting wordt geleid.
  • Wanneer een afleidende gedachte opkomt – wat ongetwijfeld regelmatig zal gebeuren – zeg dan onmiddellijk: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik ik”..... herhaal het idee van de dag (WdI.hVI.In.6:2). Dit is waarschijnlijk de meest effectieve manier die het Werkboek aanreikt om afdwalende gedachten te verdrijven.
  • Besluit je oefening door nogmaals te herhalen: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.

 

HERHALINGEN

Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.

Herhaal het idee van de dag en het centrale thema. Maak je denkgeest dan voor een moment leeg en wacht in stilte op de vrede van God.

Herhaal ook tussendoor zo vaak mogelijk het idee van de dag en het centrale thema.

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in onvrede dreigt te raken, bevestig dan onmiddellijk je vrijheid door te zeggen: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... herhaal het idee van de dag.

 

OPMERKING

De voorafgaande achtenveertig lessen hebben ons getraind in een basis-oefenvorm, die bestaat uit een langere oefenperiode ’s morgens en ’s avonds en een herhaling op elk heel uur. Wat daarbij ontbrak waren de regelmatige herhalingen tussendoor, waaraan daarvóór zoveel belang werd gehecht. Nu worden deze frequente herhalingen weer aan de instructies toegevoegd, zodat we, ter voorbereiding op Deel II, beschikken over de complete viervoudige oefenstructuur: ‘s morgens en ’s avonds stille tijd, op elk heel uur een herhaling, frequente herhalingen tussendoor en antwoord op verleidingen.

 

In deze laatste herhaling worden tijdens de oefensessies geen woorden meer gebruikt. We herhalen het idee van de dag en het centrale thema en worden dan stil, zonder woorden en gedachten. Dit helpt ons om “in een hoger tempo en langs een korter pad te komen tot de vrede en sereniteit van God” (WdI.hVI.In.4:2). Het helpt ons ook om ons voor te bereiden op de vormloosheid van Deel II.

 

Het is mogelijk dat God tot ons komt in de gedaante van de Heilige Geest, die ons inspireert om op een speciale manier te oefenen. Hij kan ons ook, zoals de laatste lessen zeggen, een woord of een gedachte geven om ons te helpen, of alleen maar stilheid en een rustige, open denkgeest (WdII.361-365.1:3). Als Hij ons naar een bepaalde oefenvorm leidt is dat prima. Anders wachten we in stilte. In overeenstemming met dit vertrouwen in de Heilige Geest vraagt Jezus ons elke oefenperiode in Zijn Handen te leggen en deze volledige herhaling aan Hem te wijden.