Les 273
(30 september)
De stilheid van Gods vrede is mijn deel.
1. Misschien zijn we nu klaar voor een dag van ongestoorde vredigheid. Als dit nog niet haalbaar is, zijn we voldaan en zelfs meer dan tevreden te kunnen leren hoe zo’n dag kan worden bereikt. Mochten we een verstoring toelaten, laten we dan leren hoe we die van ons af kunnen zetten en weer tot vrede kunnen komen. We hoeven onze denkgeest slechts met overtuiging te zeggen: ‘De stilheid van Gods vrede is mijn deel,’ en niets kan de vrede verstoren die God Zelf Zijn Zoon geschonken heeft.
2. Vader, Uw vrede is mijn deel. Waarom zou ik dan bang zijn dat iets me kan beroven van wat U zou willen dat ik behoud? Ik kan Uw gaven aan mij niet verliezen. En dus is de vrede die U aan Uw Zoon gegeven hebt nog steeds bij mij, in de stilte en in mijn eigen eeuwige liefde voor U.
Toelichting:
Ik houd van de manier waarop de Cursus ruimte maakt voor iedereen, ongeacht het niveau van onze ontwikkeling. Sommigen van ons, zegt de Cursus, zijn misschien “klaar voor een dag van ongestoorde vredigheid” (1:1). Voor anderen is dit misschien “nog niet haalbaar” (1:2). Als we van het begin af aan met de lessen hebben gewerkt, hebben we er inmiddels 272 gedaan. Maar toch kan een dag van ongestoorde vredigheid nog niet haalbaar zijn. “Haalbaar” betekent “mogelijk” of “uitvoerbaar”. In deze woorden schuilt geen greintje minachting, geen ondertoon die zegt: “Sommigen van jullie hebben niet hun best gedaan.” Er wordt alleen maar gezegd dat het voor jou misschien nog niet mogelijk is. Ook het woordje “nog” heeft betekenis, het maakt duidelijk dat het uiteindelijk mogelijk zal zijn.
Jezus, de auteur van de Cursus, vertrouwt ieder van ons volledig. Niet alleen degenen die de Cursus doen, maar iedereen. Op een dag zal het voor mij, voor jou en voor iedereen mogelijk zijn om een dag door te brengen in ongestoorde vredigheid. Is het niet geweldig om daaraan te denken als je nu nog niet zover bent?
Wil je een kalmte die niet kan worden verstoord, een zachtmoedigheid die nooit kan worden gekwetst, een diepe, blijvende troost, en een rust zo volmaakt dat die nooit kan worden geschonden? Dit alles biedt vergeving jou, en meer (WdI.122.1:6-2:1).
Deze les zegt dat we, als we nog niet in staat zijn om een dag in volmaakte vrede door te brengen, nog altijd “voldaan en zelfs meer dan tevreden” (1:2) kunnen zijn. De weg naar vrede is ook een weg van vrede. Er is geen reden om ons zorgen te maken als we nog niet zover zijn. Het is niet productief om de vrede, die we al bezitten, te verliezen omdat we nog niet volmaakt in vrede kunnen zijn. We kunnen vrede hebben met het feit dat we nog niet in vrede zijn. Dat is het beginpunt. We kunnen voldaan en tevreden zijn terwijl we leren hoe een dag van ongestoorde vredigheid kan worden bereikt.
En hoe leren we dat?
Mochten we een verstoring toelaten, laten we dan leren hoe we die van ons af kunnen zetten en weer tot vrede kunnen komen. We hoeven onze denkgeest slechts met overtuiging te zeggen: ‘De stilheid van Gods vrede is mijn deel’, en niets kan de vrede verstoren die God Zelf Zijn Zoon geschonken heeft (1:3-4).
Met andere woorden: we vertellen onze denkgeest eenvoudig dat vrede ons door God geschonken is. Wanneer er onrust ontstaat, zetten we deze van ons af (1:3). Dit is de praktijk van mentale waakzaamheid, waar het Tekstboek vaak over spreekt. We staan de onrust niet toe onze vrede blijvend te verstoren. We erkennen het als iets wat we niet willen, en laten onze denkgeest terugkeren naar vrede. Dit doen we met overtuiging (1:4). We proberen niet het ego te overschreeuwen. We doen het vriendelijk maar vastberaden, kalm en onbezorgd. We zeggen tegen onze denkgeest: “Vrede. Wees stil”. Spanning leidt niet tot vrede. De woorden “De stilheid van Gods vrede is mijn deel” komen van een plaats in onszelf die altijd in vrede is. Door ze met rustige zekerheid uit te spreken maken we contact met die vredige plek.
En dus is de vrede die U aan Uw Zoon gegeven hebt nog steeds bij mij, in de stilte en in mijn eigen eeuwige liefde voor U (2:4).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE CHRISTUS”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Christus”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Zodra je vandaag merkt dat je geneigd bent om een verstoring toe te laten, zeg dan met rustige zekerheid: “De stilheid van Gods vrede is mijn deel”. Eventueel kun je enkele verwante gedachten toevoegen, die je in deze les vindt, zoals: “Niets kan de vrede verstoren die God Zelf Zijn Zoon geschonken heeft” (1:4) en niets kan me beroven van wat God wil dat ik behoud (2:2).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Christus”- tekst.
Wat is de Christus 3:
Deel 3: WdII.6.2:1-3
1. Christus is de Zoon van God zoals Hij Hem geschapen heeft. Hij is het Zelf dat wij delen, dat ons met elkaar verenigt, en tevens met God. Hij is de Gedachte die nog steeds woont in de Denkgeest die Zijn Bron is. Hij heeft Zijn heilige woning niet verlaten, noch de onschuld verloren waarin Hij geschapen werd. Hij woont voor eeuwig onveranderd in de Denkgeest van God.
"Christus is de schakel die jou in eenheid houdt met God en er borg voor staat dat de afscheiding niet meer is dan een illusie van wanhoop, want hoop zal eeuwig in Hem verblijven. Jouw denkgeest maakt deel uit van de Zijne en de Zijne van die van jou. Hij is het deel waarin Gods Antwoord ligt, waarin alle beslissingen al genomen en dromen voorbij zijn."
Hij blijft onaangeroerd door wat de ogen van het lichaam ook zien. Want hoewel Zijn Vader in Hem het middel voor jouw verlossing heeft geplaatst, blijft Hij toch het Zelf dat, zoals Zijn Vader, van geen zonde weet.
3. Als woning van de Heilige Geest, en thuis alleen in God, blijft Christus vredig in de Hemel van jouw heilige denkgeest. Dit is het enige deel van jou dat in waarheid werkelijkheid bezit. De rest zijn dromen. Maar deze dromen zullen aan Christus worden gegeven om in het aanschijn van Zijn glorie te vervliegen en jouw heilige Zelf, de Christus, eindelijk aan jou te openbaren.
4. Vanuit de Christus in jou reikt de Heilige Geest naar al jouw dromen en nodigt die uit tot Hem te komen, om in waarheid te worden omgezet. Hij zal ze inruilen voor de laatste droom, die God heeft aangewezen als het eind der dromen. Want wanneer vergeving op de wereld rust en vrede over iedere Zoon van God gekomen is, wat kan er dan nog zijn dat dingen gescheiden houdt, want wat blijft er nog te zien behalve Christus’ gelaat?
5. En hoe lang zal dit heilige gelaat te zien zijn, wanneer het slechts het symbool is dat de leertijd nu voorbij is, en het doel van de Verzoening eindelijk is bereikt? Dus laten we daarom proberen het gelaat van Christus te vinden en naar niets anders te kijken. Wanneer we Zijn heerlijkheid aanschouwen, weten we dat we geen behoefte meer hebben aan leren, aan waarneming of aan tijd, of aan iets anders dan het heilig Zelf, de Christus die God geschapen heeft als Zijn Zoon.
Christus is de schakel die ons in eenheid houdt met God (2:1). Als we al enig bewustzijn hebben van de Christus in ons, lijkt het alsof hij alleen een deel van ons is, een klein of verborgen deel. Dat is niet de waarheid, maar zo lijkt het wel. Toch is ieder van ons zich bewust van iets in ons dat méér is dan wat we lijken te zijn. Als we dat bewustzijn niet zouden hebben, zouden we waarschijnlijk niet deze Cursus doen. Ergens weten we dat dit kleine, verborgen deel ons verbindt met God.
Als dat waar is, dan is de afscheiding niet waar. Dan is de afscheiding niet meer “dan een illusie van wanhoop” (2:1). Als we verbonden zijn met God, een zijn met Hem, dan zijn we niet afgescheiden en moet alles, wat zegt dat dit wel zo is, een illusie zijn. In ieder van ons, in de Christus in ons, verblijft eeuwige hoop (2:1). Iets in ons weet dat dit waar is. De band met God is niet verbroken. Ieder van ons heeft deze verborgen bondgenoot in zijn of haar hart. In mij, in jou, is de Christus. De Cursus vertrouwt daar volkomen op omdat Jezus, die zich zijn Christusbewustzijn volledig herinnerde, weet dat het zo is.
Jouw denkgeest maakt deel uit van de Zijne en de Zijne van die van jou (2:2).
Hij is in jou en jij bent in Hem. Het enige wat we hoeven te doen is de denkgeest van Christus toe te laten en te erkennen; dit deel van onze denkgeest, dat we hebben ontkend en betwijfeld. Zijn denkgeest is in ons en dat is onze verlossing. Hij is deel van ons en we kunnen ons daar niet van ontdoen, zelfs niet als we dat zouden willen. In dit deel van onze denkgeest ligt “Gods Antwoord” (2:3). Het Antwoord op de afscheiding. Het Antwoord op pijn en lijden. Het Antwoord op wanhoop. Het Antwoord op elk probleem. Het Antwoord is in jou. Het Antwoord is deel van jou. Het bevindt zich niet buiten je, het kan nergens in de wereld en in niemand anders gevonden worden. Je hebt het al. Je bent het al. Het Antwoord is in jou.
In dit deel van je denkgeest zijn “alle beslissingen al genomen en dromen voorbij” (2:3).
Wat hier gezegd wordt is zo geweldig dat we het nauwelijks kunnen geloven. Er is een deel in onze denkgeest waarin we allemaal, ieder van ons, al voor God gekozen hebben. We hebben al vrede gekozen; we hebben aanval en oordeel al opgegeven. En al onze dromen zijn al voorbij. Gewapend met deze kennis kunnen we er absoluut zeker van zijn dat we zullen slagen – omdat de Christus in ons al is geslaagd.
Het enige wat ons nog te doen staat is erkennen dat dit “deel” van ons alles is wat er is en alles loslaten behalve dit. We hoeven geen verlichting te bereiken, we hoeven alleen maar te erkennen dat we al verlicht zijn. Dit is de waarheid en het enige wat we in deze wereld moeten doen is “het ontkennen van de ontkenning van de waarheid” (T12.II.1:5) en “de blokkades weg te [laten] nemen voor het bewustzijn van de aanwezigheid van liefde, die jouw natuurlijk erfgoed is” (TIn.1:7).