Les 160

(9 juni)

Ik ben thuis. Angst is hier de vreemdeling.

1. Angst is een vreemdeling op de wegen der liefde. Vereenzelvig je met angst en je zult voor jezelf een vreemde zijn. En dus ben jij aan jezelf onbekend. Wat jouw Zelf is, blijft een buitenstaander voor het deel van jou dat meent dat het werkelijk is maar anders dan jijzelf. Wie kan in zulke omstandigheden bij zinnen zijn? Wie anders dan een gek zou kunnen geloven dat hij is wat hij niet is, en tegen zichzelf oordelen?

 

2. Er is een vreemdeling in ons midden die van een idee stamt zo wezensvreemd aan de waarheid, dat hij een andere taal spreekt, naar een wereld kijkt waar de waarheid geen weet van heeft, en datgene begrijpt wat de waarheid als onzinnig beschouwt. Nog vreemder is het dat hij niet beseft tot wie hij komt en toch volhoudt dat zijn huis hem toebehoort, terwijl hij die er thuis is, nu een buitenstaander wordt. En toch, hoe makkelijk zou het zijn te zeggen: ‘Dit is mijn huis. Hier hoor ik thuis, en ik ga niet weg omdat een gek me dat gebiedt.’

 

3. Wat is de reden om dit niet te zeggen? Wat kan de reden anders zijn dan dat jij deze vreemdeling binnen had genodigd om jouw plaats in te nemen en jou een vreemde voor jezelf te laten zijn? Niemand zou zichzelf zo nodeloos uit zijn huis laten verdringen als hij niet dacht dat er een ander huis bestond, meer naar zijn smaak.

 

4. Wie is de vreemdeling? Is het angst of ben jij het die ongeschikt is voor de woning die God Zijn Zoon heeft toebereid? Is angst het Zijne, naar Zijn gelijkenis geschapen? Is het angst die liefde compleet maakt en door haar wordt gecompleteerd? Er is geen woning die liefde én angst kan huisvesten. Ze kunnen niet naast elkaar bestaan. Als jij werkelijk bent, dan moet angst wel een illusie zijn. En als angst werkelijk is, dan besta jij niet eens.

 

5. Hoe eenvoudig dan laat het vraagstuk zich oplossen. Wie angst voelt, heeft slechts zichzelf ontkend en gezegd: Ik ben de vreemdeling hier. En dus laat ik mijn huis over aan iemand die meer op mij lijkt dan ikzelf, en geef hem alles wat ik dacht dat mij toebehoorde. Nu is hij noodgedwongen verbannen, niet wetend wie hij is, onzeker over alles behalve dit: dat hij zichzelf niet is, en dat zijn huis hem is ontzegd.

 

6. Waar zoekt hij nu naar? Wat kan hij vinden? Wie zichzelf een vreemde is, kan geen thuis vinden waar hij ook zoekt, want hij heeft zijn terugkeer onmogelijk gemaakt. Hij is de weg kwijt, tenzij een wonder hem op het spoor komt en hem toont dat hij nu geen vreemdeling is. Het wonder zal komen. Want in zijn huis verblijft nog altijd zijn Zelf. Het heeft geen vreemdeling binnen genodigd en heeft geen wezensvreemde gedachte aangezien voor Zichzelf. En Het zal het Zijne tot zich roepen in de erkenning van wat het Zijne is.

 

7. Wie is de vreemdeling? Is hij niet degene die niet geroepen wordt door jouw Zelf? Je bent nu niet in staat deze vreemdeling in je midden te herkennen, want je hebt aan hem je rechtmatige plaats afgestaan. Toch is jouw Zelf even zeker van het Zijne als God is van Zijn Zoon. Hij kan niet in verwarring verkeren over de schepping. Hij is zeker van wat Hem toebehoort. Geen vreemdeling kan tussen Zijn kennis en de werkelijkheid van Zijn Zoon in staan. Hij weet niet van vreemdelingen. Hij is zeker van Zijn Zoon.

 

8. Gods zekerheid volstaat. Wie Hij Zijn Zoon weet, hoort thuis waar Hij Zijn Zoon voor eeuwig heeft geplaatst. Hij gaf jou antwoord die vraagt: ‘Wie is de vreemdeling?’ Hoor hoe Zijn Stem jou rustig en beslist verzekert dat jij geen vreemde voor je Vader bent, noch dat jouw Schepper tot een vreemde voor jou is gemaakt. Wie God verbonden heeft, blijven voor eeuwig één, thuis in Hem, Hemzelf niet vreemd.

 

9. Vandaag zeggen we dank dat Christus gekomen is om in de wereld te zoeken naar wat Hem toebehoort. Zijn visie ziet geen vreemden, maar aanschouwt de Zijnen en verenigt zich vreugdevol met hen. Zij zien Hem als een vreemde, want ze herkennen zichzelf niet. Maar wanneer ze Hem welkom heten, herinneren zij het zich. En Hij leidt hen weer met zachte hand naar huis, waar zij thuishoren.

 

10. Niet één wordt er door Christus vergeten. Niet één brengt Hij jou niet in herinnering, opdat jouw thuis volledig en volmaakt mag zijn zoals het werd gegrondvest. Hij heeft jou niet vergeten. Maar jij zult je Hem niet herinneren totdat je naar allen kijkt zoals Hij. Wie zijn broeder verloochent, verloochent Hem, en weigert zo de gave van het zien te aanvaarden waardoor zijn Zelf duidelijk wordt herkend, zijn thuis wordt herinnerd en verlossing komt.


Toelichting:

Angst is in feite hetzelfde als ego. Angst – of ego – wordt in deze les gezien als een vreemdeling die ik zelf in mijn huis heb uitgenodigd. Hij heeft mijn huis in bezit genomen en beweert dat hij “ik” is. Hij heeft mijn identiteit bijna volledig overgenomen. En het krankzinnige is dat ik hierin meega. Ik accepteer dat deze vreemdeling zich uitgeeft voor mij en heb mijn huis volledig aan hem overgegeven. Ik heb me laten onteigenen.

 

Wie is de vreemdeling in mijn huis? Ik of het ego? Wanneer mijn denkgeest in beslag wordt genomen door angstgedachten, geloof ik dat ik die angst bén. Ik ben boosheid. Ik ben eenzaamheid. Ik ben het gevoel van hulpeloosheid.

 

Wij hebben er een gewoonte van gemaakt ons te identificeren met onze gedachten en gevoelens, we geloven dat we die gedachten en gevoelens zijn. Deze les leert ons dat al deze manifestaties indringers zijn en geen deel uitmaken van ons authentieke zelf.

 

Ik ben niet het ego, het ego is mij niet.

 

Wanneer ik mij identificeer met de angst heeft hij mij in zijn greep. Dan heeft de angst de leiding. Wanneer ik de angst echter zie als los van mij, kan ik er met kalme mildheid naar kijken. Dan kan ik er met begrip op reageren, in plaats van in paniek te raken. Het is het verschil tussen: “ik ben bang” en “ik heb angstgedachten” of “ik ervaar angst”. Mijn gedachten zijn niet wie ik ben. Ik ben de denker van de gedachten, maar ik ben niet de gedachten zelf.

 

Wanneer we onszelf kunnen scheiden van de angst die we voelen, hebben we ons geïdentificeerd met ons ware Zelf. Ons Zelf is zeker van Zichzelf en geneest onze denkgeest. Het roept ons om naar huis te komen. Als we dit Zelf in onze denkgeest verwelkomen, herinneren we ons wie we zijn. Deze nieuwe visie van onszelf sluit iedereen in. Het is alsof God ons een bril geeft en zegt: “Als je deze opzet zie je je ware Zelf”. Maar als we die bril opzetten en ontdekken dat we niet alleen onszelf, maar iedereen in een nieuw licht zien, komen we in opstand. We willen onszelf wel als onschuldig zien, maar zijn niet bereid iedereen zo te zien. Als we weigeren anderen als onschuldig te zien, zetten we in feite de bril af, weigeren we te zien met de visie van Christus, en zijn we niet in staat onszelf te herkennen.

 

Maar jij zult je Hem niet herinneren totdat je naar allen kijkt zoals Hij (10:4).

 

Wanneer vandaag angstgedachten mijn denkgeest binnendringen, zal ik me realiseren dat zij de vreemdelingen zijn, de indringers, en dat ik degene ben die thuis is, niet de angst. Angst hoort niet in mijn denkgeest thuis, ik hoef hem niet te accepteren. Maar ik zal er ook niet tegen vechten. Ik zal er met mededogen en begrip naar kijken en hem herkennen als een vergissing. Ik kan afstand nemen van mijn angstgedachten, me verbinden met mijn ware Zelf, en ze zien als de illusies die ze zijn. Ik kan met liefde naar mezelf kijken. En vanuit dat barmhartige bewustzijn kan ik al mijn broeders in hetzelfde licht zien: gevangen in hun angst en die angst beschouwend als zichzelf. Ze hebben geen behoefte aan oordeel en aanval, maar aan vergeving, vriendelijkheid en barmhartigheid.


Oefeninstructies:

DOEL

Loslaten van je identificatie met angst en je in plaats daarvan verbinden met je ware Zelf.

 

OEFENING

’s Morgens en ’s avonds, minimaal vijf minuten en in het ideale geval dertig minuten of meer.

 

  • Begin met je te realiseren dat angst en thuis elkaar uitsluiten. Je thuisvoelen betekent je beschut en veilig voelen; het is een gevoel van verbondenheid en ergens bij horen, van gemak en vrede. Wanneer je angst voelt, ontbreken deze gevoelens. Dan voel je je thuisloos.

 

  • Probeer vervolgens in contact te komen met deze gevoelens van thuiszijn. Stel je voor dat je volkomen thuis bent bij jezelf, ongeacht wat zich buiten je afspeelt. Stel je vervolgens voor dat je thuis bent bij God, dat je omhuld bent door Zijn Liefde. Stel je voor dat angst een vage gedachte is aan de buitenkant van je denkgeest, die de vrede van dit innerlijke thuis probeert binnen te dringen, op de deur klopt en op het raam tikt, maar niet in staat is om binnen te komen.

 

  • Maak dan contact met de staat van angst waarin we allemaal leven. Realiseer je dat angst, zorgen en ongerustheid je natuurlijke reacties zijn op de gebeurtenissen in de wereld, een automatische reflex. Dit geeft je het gevoel dat je geen veilige haven hebt, geen echte schuilplaats. Je voelt je afgescheiden van God en vervreemd van jezelf. Het is alsof jijzelf aan de buitenkant van je denkgeest staat, terwijl angst binnen op de troon zit.

 

  • Vraag jezelf nu af: “Wie is de vreemdeling?” Wie is thuis in je denkgeest en wie staat aan de buitenkant, als een thuisloze zwerver? Is dat de angst of ben jij het? Welke staat van zijn is de waarheid en welke is de leugen?

 

  • Beantwoord deze vraag met de woorden die God je gegeven heeft: “Ik ben thuis. Angst is hier de vreemdeling”. Realiseer je dat dit antwoord de waarheid is, omdat het van God afkomstig is. Herhaal het enkele malen. Probeer de waarheid ervan te voelen.

 

  • Neem deze woorden tenslotte mee naar binnen, naar de plaats in jezelf waar je thuis bent en waar geen ruimte is voor angst. Voel de aantrekkingskracht van je thuis en verzink in je ware Zelf, waar je één bent met je Schepper. Als je dit contact verliest zeg dan: “Ik ben thuis”. En wanneer een gedachte binnendringt zeg dan: “Ik ben thuis. Deze gedachte is hier de vreemdeling”.

 

HERHALINGEN

Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.

 

Herhaal het idee en laat je erdoor meenemen naar de plaats in je denkgeest waar je je werkelijk thuisvoelt. Dank je Vader voor de berichten van thuis die Hij je in het afgelopen uur heeft gestuurd, in de vorm van liefdevolle ontmoetingen en verschuivingen in je waarneming. En vraag Hem wat jou in het komende uur te doen staat.

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

  1. Als je de neiging hebt om bang te worden, zeg dan: “Ik ben thuis. Deze angstgedachte is hier de vreemdeling”. Stel je voor dat je thuis bent in je denkgeest, terwijl de angst aan de buitenkant staat, niet bij machte om binnen te komen.
  2. Als je geneigd bent om een broeder als een vreemde te zien, denk er dan aan dat hij een deel van jouw Zelf is. Zeg in gedachten tegen hem: “Jij bent samen met mij thuis. Er zijn hier geen vreemdelingen”.