Les 360

(26 december)

Vrede zij met mij, de heilige Zoon van God. Vrede zij mijn broeder, die één is met mij. Laat heel de wereld zo door ons gezegend zijn met vrede.

1. Vader, het is Uw vrede die ik wil geven, zoals ik die van U ontvang. Ik ben Uw Zoon, voor eeuwig precies zoals U mij geschapen hebt, want de Grote Stralen verblijven eeuwig stil en onverstoord in mij. Ik wil in stilte en in zekerheid naar ze reiken, want nergens anders kan zekerheid worden gevonden. Vrede zij met mij, en vrede zij met heel de wereld. In heiligheid werden we geschapen en in heiligheid blijven we. Uw Zoon is Uw evenbeeld in volmaakte zondeloosheid. En met deze gedachte zeggen we vol blijdschap: ‘Amen’.


Toelichting:

Voor praktische doeleinden is dit de laatste les van het Werkboek. De laatste vijf dagen van het jaar worden besteed aan één les, die ons een indruk geeft van hoe de dagen van een “gevorderde” Cursusstudent het beste kunnen worden doorgebracht.

Deze les bevat een samenvatting en een conclusie van de praktijk van het Werkboek.

 

“Vrede zij met mij, vrede zij mijn broeder, vrede zij heel de wereld via ons”. Dat is een van de manieren om de leer van de Cursus samen te vatten: het vinden van vrede in onszelf, het delen van die vrede met elkaar, en samen deze vrede delen met de hele wereld. Vrede vinden in onszelf is de basis, haar delen met anderen bevestigt haar in onszelf, en onze relaties vormen een microkosmos waarin we die vrede leren uitbreiden. Wanneer we geleerd hebben onze vrede te delen, kunnen we haar uitbreiden tot de hele wereld.

 

Vader, het is Uw vrede die ik wil geven, zoals ik die van U ontvang (1:1).

 

De vrede die we ontvangen en geven is de vrede van God. Het is de vrede die voortkomt uit de wetenschap dat we Gods schepping zijn:

 

In heiligheid werden we geschapen en in heiligheid blijven we (1:5).

 

Ik ben Uw Zoon, voor eeuwig precies zoals U mij geschapen hebt, want de Grote Stralen verblijven eeuwig stil en onverstoord in mij (1:2).

 

Niets wat God bij Zijn schepping in mij heeft geplaatst is verloren gegaan. God, eeuwig in vrede, breidde Zichzelf uit om mij te scheppen, en Zijn vrede breidde zich uit in mij en nam mij op in haar stilte. Die stilte is er altijd. In jou en mij bevindt zich een plaats die altijd volmaakt in vrede is en we kunnen die vrede vinden op elk moment dat we daarvoor kiezen. Om haar te vinden hoeven we alleen maar stil te zijn en ons nergens meer mee te bemoeien.

 

Ik wil in stilte en in zekerheid naar ze [de Grote Stralen] reiken, want nergens anders kan zekerheid worden gevonden. Vrede zij met mij, en vrede zij met heel de wereld (1:3-4).

 

Sluit deze morgen je ogen en laat alle gedachten die je bezighouden los. Duw ze niet weg, houd ze niet vast, laat ze gewoon gaan en probeer je bewust te worden van die plaats binnenin je die altijd in vrede is. Span je niet in om haar te vinden, laat haar jou vinden. Wees alleen maar stil. Maak jezelf ontvankelijk voor deze vrede en ze zal komen, omdat ze er altijd is. Wanneer er onrust in je opkomt, laat je denkgeest daar dan niet in blijven hangen. Je hebt geen enkele andere bedoeling dan stil te zijn. Je hebt geen enkel ander doel dan te zeggen: “Vrede zij met mij”.

 

Wanneer je die plaats van vrede bereikt, of wanneer hij jou bereikt, hoe kortstondig ook, voeg er dan aan toe: “En vrede zij heel de wereld”. Wens in alle mildheid al je broeders en zusters deze vrede toe. Dat is het enige waarvoor we hier zijn. Dat is het enige wat werkelijk gedaan moet worden. En dat is genoeg.

 

Uw Zoon is Uw evenbeeld in volmaakte zondeloosheid. En met deze gedachte zeggen we vol blijdschap: ‘Amen’ (1:6-7).

De gedachte van volmaakte zondeloosheid is het doel van de Cursus.

 

Maar de inhoud van de cursus verandert nooit. Het centrale thema is altijd: ‘Gods Zoon is schuldeloos en in zijn onschuld ligt zijn verlossing’ (H1.3:4-5).

 

Wanneer ik mijn eigen volmaakte zondeloosheid heb aanvaard en heb uitgebreid naar de hele wereld, is de verlossing voltooid. Dit doe ik door alles en iedereen te vergeven. Zondeloosheid en vrede gaan samen. Alleen de zondelozen kunnen in vrede zijn; alleen de vreedzamen zijn zonder zonde. De boodschap van de Cursus is totale onschuld. Iedereen is onschuldig en niemand hoeft veroordeeld te worden om anderen vrij te maken.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT BEN IK”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat ben ik”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat ben ik”- tekst.

Wat ben ik  10:

Deel 10: WdII.14.5:3-5

 

1. Ik ben Gods Zoon, compleet, genezen en heel, stralend in de weerspiegeling van Zijn Liefde. In mij is Zijn schepping geheiligd en van eeuwig leven verzekerd. In mij is de liefde vervolmaakt, angst onmogelijk en vreugde gegrondvest zonder tegendeel. Ik ben de heilige woning van God Zelf. Ik ben de Hemel waar Zijn Liefde huist. Ik ben Zijn heilige Zondeloosheid zelf, want in mijn zuiverheid woont de Zijne.

 

2. Nu hebben we bijna geen woorden meer nodig. Maar in de laatste dagen van dit ene jaar dat wij samen, jij en ik, aan God geschonken hebben, vonden we één doel dat we deelden. En zo heb jij je met mij verenigd, dus wat ik ben, ben jij eveneens. De waarheid omtrent wat wij zijn is niet in woorden uit te drukken of te beschrijven. Maar onze functie hier kan ons duidelijk worden, en woorden kunnen hiervan spreken en die ook onderwijzen, als we zelf een toonbeeld van die woorden zijn.

 

3. Wij zijn de brengers van verlossing. We aanvaarden onze rol als verlossers van de wereld, die door onze gezamenlijke vergeving wordt verlost. En dit geschenk van ons wordt daarom aan ons gegeven. We zien ieder als broeder en beschouwen alles als vriendelijk en goed. We zijn niet uit op een functie die voorbij de Hemelpoort ligt. Kennis zal terugkeren, wanneer we ons aandeel hebben vervuld. Wij bekommeren ons enkel om het verwelkomen van de waarheid.

 

4. Onze ogen zijn het waardoor de visie van Christus een wereld ziet die verlost is van elke gedachte aan zonde. Onze oren zijn het die de Stem namens God horen verkondigen dat de wereld zonder zonde is. Onze denkgeesten zijn het die zich met elkaar verenigen wanneer wij de wereld zegenen. En vanuit de eenheid die we hebben bereikt, roepen we al onze broeders op en vragen hen onze vrede te delen en onze vreugde compleet te maken.

 

5. Wij zijn de heilige boodschappers van God die namens Hem spreken, en omdat we Zijn Woord uitdragen aan ieder die Hij tot ons gezonden heeft, ontdekken we dat het in ons hart geschreven staat. En zo zijn we van gedachten veranderd over het doel waarvoor we kwamen en dat we proberen te dienen.

 

"We brengen een blijde boodschap naar de Zoon van God, die dacht dat hij leed. Nu is hij verlost. En nu hij de Hemelpoort voor hem ziet openstaan, zal hij binnengaan en verdwijnen in het Hart van God."



Onze functie hier is “een blijde boodschap naar de Zoon van God [brengen], die dacht dat hij leed” (5:3). De Zoon van God die dacht dat hij leed zijn jij en ik en iedereen die in ons leven komt. Wat een schitterende roeping! De profeet Jesaja zegt in het Oude Testament:

 

De Heer heeft mij gezalfd om aan armen het goede nieuws te brengen, om aan gebroken harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun terugkeer naar het licht... om alle treurenden te troosten, een kroon op hun hoofd te plaatsen in plaats van as en hen vreugdeolie te geven in plaats van een rouwgewaad, een feestgewaad in plaats van verslagenheid” (Jes.61:1-3).

 

In deze Kersttijd beschrijft het evangelie van Lucas het als “een vreugdevolle boodschap, bestemd voor heel het volk” (Luc.2:10). In de Cursus klinkt deze boodschap eveneens en wij zijn de boodschappers. Wij kunnen verkondigen: “Nu is hij [de Zoon van God] verlost” (5:4). De weg naar huis ligt voor ieder van ons open; we weten dat we door volmaakte vergeving de onbegrensdheid van Gods Liefde kunnen ervaren. Wanneer deze blijde boodschap is ontvangen, zullen we uiteindelijk de Hemelpoort binnengaan, wat het binnengaan in het bewustzijn van volmaakte eenheid symboliseert. In die eenheid zullen we “verdwijnen in het Hart van God” (5:5). Dit betekent niet dat we ophouden te bestaan, of dat we geabsorbeerd en uitgewist worden. Het betekent dat alle verschillen en afgescheidenheid verdwijnen, samen met elk verlangen daarnaar. We verdwijnen in de eenheid, maar we zijn ín die eenheid, een essentieel deel ervan, en vervullen stralend onze functie: voor altijd schitteren in de eeuwige glorie van God.