Les 22

(22 januari)

Wat ik zie is een vorm van wraak.

1. Het idee van vandaag beschrijft nauwkeurig hoe ieder die er in zijn denkgeest aanvalgedachten op nahoudt, de wereld móet zien. Aangezien hij zijn kwaadheid op de wereld heeft geprojecteerd, ziet hij wraak op het punt staan hem te overvallen. Zijn eigen aanval wordt zo als zelfverdediging gezien. Dit wordt steeds meer een vicieuze cirkel, tot hij bereid is zijn manier van zien te veranderen. Zo niet, dan zullen gedachten van aanval en tegenaanval hem volledig in beslag nemen en zijn hele wereld vullen. Welke innerlijke vrede is er dan nog voor hem mogelijk?

 

2. Aan deze barbaarse fantasie wil je nu juist ontsnappen. Is het geen verheugend nieuws te horen dat het geen werkelijkheid is? Is het geen blije ontdekking te bemerken dat je ontsnappen kunt? Jij hebt zelf gemaakt wat je wilt vernietigen: alles wat je haat en wilt aanvallen en doden. Al wat jou angst inboezemt, bestaat niet.

 

3. Kijk tenminste vijf keer vandaag, telkens zeker een minuut, naar de wereld om je heen. Zeg bij jezelf, terwijl je ogen langzaam van het ene naar het andere voorwerp, van het ene naar het andere lichaam gaan:

 

Ik zie alleen het vergankelijke.

Ik zie niets wat duurzaam is.

Wat ik zie is niet werkelijk.

Wat ik zie is een vorm van wraak.

 

Vraag jezelf aan het einde van elke oefenperiode af:

 

Is dit de wereld die ik werkelijk wil zien?

 

Het antwoord is overduidelijk.


Toelichting:

Van deze les begreep ik in het begin echt helemaal niets. En ik ben er ook niet zeker van dat ik haar nu wel goed begrijp. Maar wat ik wel begrijp wil ik graag met je delen.

 

Als je deze les in praktijk brengt gaat het niet alleen om het oefenen van het idee, maar vooral ook om de vraag aan het eind: “Is dit de wereld die ik werkelijk wil zien?” (3:8).

 

Het begrijpen van de hoofdgedachte is dus niet het enige doel van deze les, het gaat er vooral om dat we gaan beseffen dat we niet echt willen wat we zien. We zien het omdat we het in een onbewust deel van onze denkgeest wél willen. We zien altijd wat we willen zien:

 

Dit komt overeen met de grondwet van alle waarneming: je ziet wat je gelooft dat er is, en je gelooft dat het er is omdat je wilt dat het er is. Waarneming kent geen andere wet dan deze (T25.III.1:3-4).

 

Als we zien wat we zien omdat we het willen zien, en deze les ons leert dat we dit niet echt willen, dat we in werkelijkheid iets anders willen zien, kunnen we veranderen wat we zien. Als we veranderen wat we willen zien verandert onze waarneming.

Als onze denkgeest aanvallende gedachten bevat, moeten we de wereld wel zien als een vijandig, gevaarlijk oord. Dan zien we een wereld van pijn en:

 

Pijn is slechts een getuige van de vergissingen die de Zoon maakt in wat hij denkt dat hij is. Het is een droom van wrede vergelding voor een misdaad die onmogelijk kan zijn begaan, voor een aanval op wat totaal onaantastbaar is (WdI.190.2:3-4).

 

Zoals we gisteren hebben gezien zijn we boos op onszelf, omdat we denken dat we ons hebben afgescheiden van God en daarmee ons thuis hebben vernietigd. Als gevolg daarvan dromen we “een droom van wrede vergelding”. We zijn ook boos op de werkelijkheid omdat deze niet is wat we willen dat ze is en ons niet ondersteunt in onze wens om afgescheiden en speciaal te zijn. We kunnen de woede naar onszelf niet onder ogen zien en de schuld van onze waanzinnige woede over de werkelijkheid niet verdragen. Daarom projecteren we hem:

 

Aangezien hij zijn kwaadheid op de wereld heeft geprojecteerd, ziet hij wraak op het punt staan hem te overvallen (1:2).

 

De woede en aanval die we in de wereld zien reflecteren onze eigen innerlijke woede, de woede die we in onszelf ontkennen en naar buiten projecteren. De wereld die we zien laat ons dus zien wat we denken. “Wat ik zie is een vorm van wraak”, omdat wraak onze eigen denkgeest vult, al zijn we ons daar niet van bewust. Dat we wraak zien in de wereld is het bewijs dat hij in onze denkgeest aanwezig is, want dat is de wet van de waarneming.

 

En hij zal aanvallen, omdat wat hij ziet zijn eigen angst is, buiten hemzelf, klaar om aan te vallen en luidkeels huilend om zich weer met hem te verenigen. Vergis je niet in de intensiteit van de razernij die door geprojecteerde angst onvermijdelijk de kop opsteekt. Hij briest in toorn, en klauwt in de lucht, in de hysterische hoop dat hij zijn maker kan bereiken en verslinden (WdI.161.8:2-4).

 

Aan deze barbaarse fantasie wil je nu juist ontsnappen” (2:1) zegt deze les. Als de wereld er zo uitziet, wat moet dan de staat van onze denkgeest zijn die dit voortbrengt? “Dit wordt steeds meer een vicieuze cirkel, tot hij bereid is zijn manier van zien te veranderen” (1:4). Wij willen ontsnappen aan deze barbaarse fantasie. Het doel van deze les is ons daarbij te helpen. Niets van wat we zien bestaat werkelijk, en als we bereid zijn te veranderen wat we willen zien, zullen we het niet meer zien.

 

De Cursus definieert “werkelijk” als eeuwig, duurzaam en onvergankelijk. Wat vergankelijk is, is niet duurzaam (3:3-4). Wat niet duurzaam is, is niet werkelijk (3:45). En als het niet werkelijk is, wat is het dan? Een vorm van wraak (3:6). Ken Wapnick zei ooit dat de wereld gekristalliseerde schuld is. Deze les zegt dat de wereld gekristalliseerde aanvalgedachten is, gestolde wraak, een wereld van aanval en tegenaanval.

 

Is dit de wereld die ik werkelijk wil zien?

Het antwoord is overduidelijk (3:8-9).

 

Deze les werkt op het niveau van de motivatie. Ze vertelt je niet hoe je de dingen anders kunt zien. Als ze je op het punt kan brengen waarop je anders wil zien is de strijd gestreden, want wat je wilt zien zul je zien. Als deze les je dus motiveert om te denken: “Nee, ik wil deze wereld niet meer zien zoals ik haar zie, wat kan ik daar aan doen?” is ze in haar opzet geslaagd. De vraag zal in de volgende lessen beantwoord worden.


Oefeninstructies:

DOEL

Je motiveren om de wereld anders te willen zien.

 

OEFENING

Tenminste vijf keer gedurende zeker een minuut.

 

  • Kijk om je heen. Zeg, terwijl je langzaam van het ene naar het andere voorwerp kijkt: “Ik zie alleen het vergankelijke. Ik zie niets wat duurzaam is. Wat ik zie is niet werkelijk. Wat ik zie is een vorm van wraak.”
  • Besluit met jezelf de vraag te stellen: “Is dit de wereld die ik werkelijk wil zien?

 

OPMERKING

De vier zinnen die we dienen te herhalen lijken elkaar niet logisch op te volgen, hoewel dat kennelijk wel de bedoeling is. Kijkend naar alinea 2 zou je kunnen zeggen dat ze elkaar wel opvolgen, maar dan in de omgekeerde volgorde: eerst komt de conclusie en daarna de onderbouwende argumenten. De logica hiervan berust op het idee dat beschreven wordt in alinea 1: dat we onze kwaadheid projecteren op de wereld.

  • Als gevolg daarvan zijn we ervan overtuigd dat de wereld wraak op ons wil nemen (de vierde zin).
  • De wraakzuchtige wereld die we zien is dus onze eigen projectie. Hij bestaat alleen in onze fantasie. Het is geen werkelijke wereld (de derde zin).
  • Omdat de wereld niet werkelijk is bezit hij geen realistische eigenschappen, dus geen duurzaamheid (de tweede en eerste zin).