Les 52
(21 februari)
De herhaling voor vandaag omvat de volgende ideeën:
1. (6) Ik voel onvrede omdat ik zie wat er niet is.
De werkelijkheid is nooit angstaanjagend. Ze kan onmogelijk mijn vrede verstoren. Werkelijkheid brengt louter volmaakte vrede. Wanneer ik onvrede voel, komt dat altijd doordat ik de werkelijkheid heb vervangen door illusies die ik zelf verzonnen heb. Die illusies verstoren mijn vrede, omdat ik ze werkelijkheid heb verleend en ik daardoor de werkelijkheid als een illusie beschouw. Niets in Gods schepping wordt ook maar enigszins door deze verwarring van mij beïnvloed. Ik raak altijd mijn vrede kwijt om niets.
2. (7) Ik zie alleen het verleden.
Wanneer ik om me heen kijk, veroordeel ik de wereld waarnaar ik kijk. Ik noem dit zien. Ik reken alles en iedereen het verleden aan, en maak ze tot mijn vijand. Wanneer ik mezelf vergeven heb en me herinner Wie ik ben, zal ik wie of wat ik maar zie, zegenen. Er zal geen verleden zijn en daarom ook geen vijand. En ik zal met liefde kijken naar alles wat ik eerst niet zag.
3. (8) Mijn denkgeest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.
Ik zie alleen mijn eigen gedachten, en mijn denkgeest is voortdurend bezig met het verleden. Wat kan ik dan zien zoals het is? Laat me eraan denken dat ik naar het verleden kijk om te voorkomen dat het heden in mijn denkgeest daagt. Laat me begrijpen dat ik de tijd probeer te gebruiken tegen God. Laat me leren het verleden los te laten, in het besef dat ik zodoende niets opgeef.
4. (9) Ik zie niets zoals het nu is.
Als ik niets zie zoals het nu is, kan inderdaad gezegd worden dat ik niets zie. Ik kan alleen zien wat nu is. De keuze is niet het verleden of het heden zien, de keuze is slechts: zien of niet zien. Wat ik verkoos te zien, heeft me mijn visie gekost. Nu wil ik opnieuw kiezen, opdat ik kan zien.
5. (10) Mijn gedachten betekenen niets.
Ik heb geen privé-gedachten. Toch ben ik me alleen van privé-gedachten bewust. Wat kunnen deze gedachten betekenen? Ze bestaan niet en dus betekenen ze niets. Toch is mijn denkgeest deel van de schepping en deel van haar Schepper. Wil ik mij niet liever aansluiten bij het denken van het universum dan alles wat echt het mijne is te verdoezelen met mijn armzalige, betekenisloze ‘privé-gedachten’?
Toelichting:
“De werkelijkheid is nooit angstaanjagend” (1:2). Alleen wat God geschapen heeft is werkelijk. Als ik angst voel zie ik kennelijk iets wat er in werkelijkheid niet is. Ik verzin die beangstigende illusies zelf.
Het is geruststellend om te lezen: “Niets in Gods schepping wordt ook maar enigszins door deze verwarring van mij beïnvloed” (1:7). Dit is de basis voor het loslaten van schuld. Ik kan verward zijn, me vergissen, misleid en misleidend, maar niets daarvan beïnvloedt de werkelijkheid. De werkelijkheid is onveranderlijk, wat ik ook doe. De zon houdt niet op met schijnen als ik mijn ogen sluit. Dus niets wat ik heb gedaan heeft enig gevolg. Er is niets waarover ik mij schuldig hoef te voelen.
“Als ik niets zie zoals het nu is, kan inderdaad gezegd worden dat ik niets zie” (4:2). Alles is zoals het nu is. Niet zoals het gisteren was en niet zoals het morgen (misschien) zal zijn. Alles bestaat nu. Dat is de enige manier waarop ik alles kan zien. Dat is hoe alles is. Als ik het verleden zie, zie ik niets, want het verleden is niet hier.
“Ik heb geen privé-gedachten” (5:2). Stel je voor dat iedereen je gedachten kon zien, dat de manier waarop je over je baas denkt de oorlog in Syrië zou beïnvloeden. Wat denk je? Dat kan. Dat gebeurt. En toch: “Ze bestaan niet en dus betekenen ze niets” (5:5). Als je gelooft privé-gedachten te hebben zijn ze in elk geval betekenisloos. Ze hebben invloed binnen de illusie, maar ze beïnvloeden niets werkelijk.
Alleen gedachten die worden gedeeld hebben werkelijk invloed en de enige gedachten die werkelijk gedeeld kunnen worden zijn de gedachten die je denkt met God.
Oefeninstructies:
DOEL
Herhalen van de eerste vijftig lessen om ze dieper op je in te laten werken, te zien hoe ze met elkaar verbonden zijn en hoe samenhangend het denksysteem is waarheen ze je leiden.
OEFENING
Gebruik voor elke oefenperiode ruim twee minuten.
- Lees aan het begin en het eind van de dag de vijf ideeën plus de toelichting.
- Oefen daarna elk uur een van de ideeën in een willekeurige volgorde.
- Oefen elk idee tenminste één keer.
- Als een bepaald idee je bijzonder aanspreekt, concentreer je daar dan op.
Tijdens de uurlijkse oefenperioden:
- Zoek een rustige plek op waar je alleen bent en lees één van de vijf ideeën en de toelichting daarop. Deze toelichtingen zijn geschreven alsof het je eigen gedachten over het idee zijn. Probeer je voor te stellen dat dit echt zo is. Het kan helpen om regelmatig je eigen naam te noemen.
- Sluit je ogen en denk na over het idee en de bijbehorende toelichting. Denk vooral na over de kern van de toelichting. Laat verwante gedachten opkomen. Als je denkgeest afdwaalt, herhaal dan het idee en ga door met je overdenkingen. Dit is dezelfde basisoefening als in Les 50, waarin je actief nadenkt over de ideeën om ze dieper in je denkgeest te laten zinken.