Les 351
(17 december)
Mijn zondeloze broeder is mijn gids naar vrede.
Mijn zondige broeder is mijn gids naar pijn. En ik zal zien wie ik verkies te zien.
1. Wie anders is mijn broeder dan Uw heilige Zoon? En als ik hem als zondig zie, verklaar ik mezelf tot zondaar, niet een Zoon van God; alleen en zonder vrienden in een beangstigende wereld. Maar deze zienswijze is een keuze die ik maak en die ik los kan laten. Ik kan mijn broeder ook als zondeloos zien, als Uw heilige Zoon. En met deze keuze zie ik mijn eigen zondeloosheid, mijn eeuwige Trooster en Vriend aan mijn zijde, en mijn weg veilig en duidelijk. Kies dan voor mij, mijn Vader, door middel van Uw Stem. Want Hij alleen oordeelt in Uw Naam.
Toelichting:
Ik las ooit een artikel van Jon Mundy over Bill Thetford, de man die de notities van Helen Schucman vanuit steno uittypte in gewone taal. Bill zei ooit dat de hele Cursus kan worden samengevat in één enkele zin: Ben je bereid je broeder als zondeloos te zien?
Jon schreef het volgende:
Judy Skutch Whitson vertelt een interessant verhaal over Bill. Op een keer ondervond zij een enorme ego-aanval, gericht op haar vriend, dokter Gerry Jampolsky. In een poging vrede te vinden belde ze Bill Thetford en begon alles op te sommen wat zij als fouten in Gerry waarnam. Bill luisterde totdat ze was uitgeraasd en zei toen rustig: “Judy, ben je bereid je broeder als zondeloos te zien?” “Nee!” riep Judy. “Tja, lieverd”, antwoordde Bill, “als je daartoe bereid bent zul je je heel wat beter voelen."
En hij hing op.
De waarneming van mijn broeder als zondig is een keuze die ik maak. Ze is niet gebaseerd op een feit, ze wordt niet veroorzaakt door iets in mijn broeder, ze is uitsluitend mijn eigen keuze. Deze keuze zal altijd tot pijn leiden. En het is waar wat Bill Thetford zei: wanneer we bereid zijn onze broeder of zuster als zondeloos te zien voelen we ons echt veel beter. De kracht van Bills vraag – een vraag die de Cursus aan ieder van ons stelt – ligt in het feit dat hij het vaak verborgen feit onthult dat we kiezen de ander als zondig te zien en niet bereid zijn dit los te laten. Zolang we daarvoor kiezen kan de Heilige Geest niets voor ons doen. Hij gaat niet in tegen onze wil. Liefde gaat nergens tegenin. We kunnen de pijn van niet-vergeven vasthouden zolang we willen. Wanneer we echter bereid zijn te erkennen dat het onze keuze is hoe we onze broeder willen zien; wanneer we beseffen dat we het niet prettig vinden hoe we ons voelen wanneer we ervoor kiezen hem als zondig te zien, en uiteindelijk bereid zijn onze waarneming te veranderen, kunnen we bidden:
Kies dan voor mij, mijn Vader, door middel van Uw Stem. Want Hij alleen oordeelt in Uw Naam (1:6-7).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT BEN IK”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat ben ik”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Hier volgt een meer specifieke versie van het idee van vandaag. Kies iemand op wie je de volgende tekst toepast:
Mijn zondeloze broeder [naam] is mijn gids naar vrede.
Hij laat me zien dat ik zondeloos ben, dat mijn Trooster en Vriend met me meeloopt en dat ik via een veilig en duidelijk pad op weg ben naar huis.
Mijn zondige broeder [naam] is mijn gids naar pijn.
Hij verklaart dat ik een zondaar ben, dat ik alleen ben en geen vrienden heb, dat ik angstig ronddwaal in een gevaarlijke wereld.
Wie ik kies bepaalt mijn gehele reis.
Vader, kies voor mij wie ik zal zien.
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat ben ik”- tekst.
Wat ben ik 1:
Deel 1: WdII.14.1:1-3
"Ik ben Gods Zoon, compleet, genezen en heel, stralend in de weerspiegeling van Zijn Liefde. In mij is Zijn schepping geheiligd en van eeuwig leven verzekerd. In mij is de liefde vervolmaakt, angst onmogelijk en vreugde gegrondvest zonder tegendeel."
Ik ben de heilige woning van God Zelf. Ik ben de Hemel waar Zijn Liefde huist. Ik ben Zijn heilige Zondeloosheid zelf, want in mijn zuiverheid woont de Zijne.
2. Nu hebben we bijna geen woorden meer nodig. Maar in de laatste dagen van dit ene jaar dat wij samen, jij en ik, aan God geschonken hebben, vonden we één doel dat we deelden. En zo heb jij je met mij verenigd, dus wat ik ben, ben jij eveneens. De waarheid omtrent wat wij zijn is niet in woorden uit te drukken of te beschrijven. Maar onze functie hier kan ons duidelijk worden, en woorden kunnen hiervan spreken en die ook onderwijzen, als we zelf een toonbeeld van die woorden zijn.
3. Wij zijn de brengers van verlossing. We aanvaarden onze rol als verlossers van de wereld, die door onze gezamenlijke vergeving wordt verlost. En dit geschenk van ons wordt daarom aan ons gegeven. We zien ieder als broeder en beschouwen alles als vriendelijk en goed. We zijn niet uit op een functie die voorbij de Hemelpoort ligt. Kennis zal terugkeren, wanneer we ons aandeel hebben vervuld. Wij bekommeren ons enkel om het verwelkomen van de waarheid.
4. Onze ogen zijn het waardoor de visie van Christus een wereld ziet die verlost is van elke gedachte aan zonde. Onze oren zijn het die de Stem namens God horen verkondigen dat de wereld zonder zonde is. Onze denkgeesten zijn het die zich met elkaar verenigen wanneer wij de wereld zegenen. En vanuit de eenheid die we hebben bereikt, roepen we al onze broeders op en vragen hen onze vrede te delen en onze vreugde compleet te maken.
5. Wij zijn de heilige boodschappers van God die namens Hem spreken, en omdat we Zijn Woord uitdragen aan ieder die Hij tot ons gezonden heeft, ontdekken we dat het in ons hart geschreven staat. En zo zijn we van gedachten veranderd over het doel waarvoor we kwamen en dat we proberen te dienen. We brengen een blijde boodschap naar de Zoon van God, die dacht dat hij leed. Nu is hij verlost. En nu hij de Hemelpoort voor hem ziet openstaan, zal hij binnengaan en verdwijnen in het Hart van God.
Deze tekst bevat een van de krachtigste verklaringen van de Cursus over onze ware natuur, hoe deze gerealiseerd kan worden in de wereld van tijd en ruimte, en welke functie hier op een natuurlijke wijze uit voortvloeit.
De eerste alinea bevestigt in de eerste persoon onze werkelijke Identiteit. Het hardop lezen van teksten zoals deze helpt mij om me daar volledig op te concentreren en te voelen wat ik zeg. Wanneer ik dergelijke verklaringen uitspreek alsof ik ze werkelijk geloof, ook al is dat nog niet zo, komen er bovendien tegengestelde gedachten bij me op. Door mij bewust te worden van deze gedachten en ze te noteren kan ik de verborgen overtuigingen van het ego op het spoor komen, zodat ik ze onder ogen kan zien en kan besluiten dat ik ze niet wil.
In de eerste zin lezen we bijvoorbeeld: “Ik ben compleet, genezen en heel”. Meteen komen er gedachten bij me op zoals: “Nou, nee hoor, ik ben verre van compleet, ik heb nog een hele weg te gaan voor ik dat ben. Ja, ik zou wel willen dat ik genezen was, maar dat ben ik niet. Ik ben versnipperd en allesbehalve heel.”
Dit zijn de lessen die het ego me heeft geleerd – en ze zijn niet waar. Door ze te erkennen kan ik inzien dat ze de aanvaarding van de boodschap van de Cursus in de weg staan en kiezen om ze los te laten. Dan kan ik bijvoorbeeld zeggen: “Ik voel me incompleet en dat geloof ik, maar in werkelijkheid ben ik compleet. Ik wil mijn eigen compleetheid leren kennen.”
Ik ben Gods Zoon ..... stralend in de weerspiegeling van Zijn Liefde (1:1).
Het licht in mij is een reflectie van Gods Licht en Gods Liefde. Ik straal, maar mijn glorie is een weerkaatste glorie, zoals het licht van de maan een weerkaatsing is van het licht van de zon en daarvan afhankelijk is. Het licht gaat uit van God en straalt door mij heen, maar het is niet van mij afkomstig. En zolang ik mijn verbinding met mijn Schepper niet erken, blokkeer ik dat licht.
In mij is Zijn schepping geheiligd en van eeuwig leven verzekerd (1:2).
Wat Jezus hier zegt is gelijk aan “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. En wij kunnen dat ook zeggen! We zijn alles wat hij was en is, dat vertelt hij ons in deze Cursus. De schepping is geheiligd – heilig gemaakt – in mij. Wat ik in werkelijkheid ben maakt de schepping heilig. Ik hoef niet meer heilig te worden, ik ben de bron een weerspiegelde bron, maar nog steeds een bron – van heiligheid. En wat ik ben garandeert eeuwig leven voor de hele schepping, omdat de hele schepping is wat ik ben. Ik ben Gods Zoon, de uitstraling van Zijn Liefde die van Hem is uitgegaan en is geworden wie ik ben. En dat is ook wat de hele schepping is: de uitbreiding van Zijn Liefde. Het feit dat ik Gods Zoon ben, dat ik van Hem ben uitgegaan zoals een zonnestraal uitgaat van de zon, garandeert eeuwig leven, omdat God eeuwig is en ik voor eeuwig en altijd Zijn uitbreiding ben.
In mij is de liefde vervolmaakt, angst onmogelijk en vreugde gegrondvest zonder tegendeel (1:3).
Wij vinden het bijzonder moeilijk om te geloven dat er volmaakte liefde in ons is:
Jij hebt zo weinig vertrouwen in jezelf omdat je ongenegen bent het feit te aanvaarden dat er volmaakte liefde in jou is (T15.VI.2:1).
Wat het moeilijk maakt is dus niet het ongeloof dat er volmaakte liefde in ons is, maar onze onwil om dit te aanvaarden. Onze ego-identiteit vereist dat het niet waar is. Wanneer de volmaakte liefde van God in ons is, is wat we zijn afkomstig van God en niet van onszelf, zoals het ego wil geloven. We willen liever angst dan liefde, omdat we angst zelf hebben gemaakt. Maar de waarheid is nog steeds de waarheid: volmaakte liefde is in ons, of we dat nu geloven of niet en of we het nu wel of niet denken te willen. Wat we geloven kan Gods schepping niet veranderen.
“Angst [is] onmogelijk” (1:3).
Dat roept een heleboel reacties op, nietwaar? Als angst onmogelijk is, wat is het dan wat ik voel? De Cursus antwoordt dat wat we voelen een illusie is, een niet-bestaand iets, een hersenspinsel. Het is betekenisloos.
Hoe zou het zijn als ik, wanneer ik angst voel, tegen mezelf zou zeggen: “Ik denk dat ik angst voel, maar angst is onmogelijk”? Hoe zou het zijn als ik zou beseffen dat wat ik denk te voelen niet in mij is, maar in een waanvoorstelling van mezelf?
“En vreugde [is in mij] gegrondvest zonder tegendeel” (1:3).
Dat is mijn werkelijkheid, hoewel ik dat meestal niet zo ervaar. Zelfs wanneer ik vreugde voel, ligt in de schaduw altijd het tegenovergestelde op de loer. Maar dat tegendeel, die angst, die duistere aanwezigheid, is onwerkelijk. Het is niets om bang voor te zijn, want het bestaat in werkelijkheid niet.