Les 325

(21 november)

Al wat ik denk te zien, weerspiegelt een idee.

1. Dit is de grondgedachte van verlossing: wat ik zie weerspiegelt een proces in mijn denkgeest, dat begint met mijn idee van wat ik wil. Van daaruit bedenkt de denkgeest een beeld van wat hij verlangt, van waarde acht en daarom probeert te vinden. Deze beelden worden dan naar buiten geprojecteerd, gezien, als werkelijk beschouwd en als eigendom bewaakt. Uit waanzinnige wensen ontstaat een waanzinnige wereld. Uit oordelen ontstaat een veroordeelde wereld. En uit vergevende gedachten komt een lieflijke wereld voort, genadig voor de heilige Zoon van God, om hem een vriendelijk thuis te bieden, waar hij een poos kan rusten voor hij verder reist, om zijn broeders te helpen samen met hem voort te gaan en de weg te vinden naar de Hemel en naar God.

 

2. Onze Vader, Uw ideeën weerspiegelen de waarheid, en de mijne brengen los van die van U alleen maar dromen voort. Laat me zien wat alleen de Uwe weerspiegelen, want die en die alleen bepalen de waarheid.


Toelichting:

Deze les bevat waarschijnlijk de beste samenvatting van de theorie van de Cursus over waarneming:

 

Wat ik zie weerspiegelt een proces in mijn denkgeest, dat begint met mijn idee van wat ik wil. Vandaaruit bedenkt de denkgeest een beeld van wat hij verlangt, van waarde acht en daarom probeert te vinden. Deze beelden worden dan naar buiten geprojecteerd, gezien, als werkelijk beschouwd en als eigendom bewaakt (1:1-3).

 

Alles wat we zien is een projectie, we zien absoluut niets werkelijks met onze fysieke ogen. Alles “weerspiegelt een proces in mijn denkgeest”en niet meer dan dat. We zien alleen geprojecteerde beelden. Zoals een van de eerste lessen van het Werkboek zegt: “Ik heb alles wat ik zie alle betekenis gegeven die het voor mij heeft” (WdI.2.t).

 

Door te kiezen wat we willen zien ontstaat de wereld die we zien. Als we oordeel kiezen, zien we een veroordeelde wereld; als we vergeving kiezen zien we een lieflijke wereld (1:5-6). Dit is de reden waarom de Cursus is gericht op het genezen van de denkgeest en niet op het veranderen van de wereld. Het is niet nodig om de wereld te veranderen, ze verandert tegelijk met onze gedachten. Proberen dingen te veranderen in deze wereld is hetzelfde als proberen een film te repareren in het scherm, zei Ken Wapnick. De enige manier om een film te repareren is de filmrol in de projector te repareren, of de projector zelf. De denkgeest is de projector van de wereld.

 

Wanneer we vergevende gedachten koesteren wordt de wereld een vriendelijk thuis, waar we een poos kunnen rusten voor we verder reizen (1:6). Ze wordt een plaats waar we onze broeders helpen samen met ons voort te gaan en de weg te vinden naar de Hemel en naar God (1:6). Dat is wat we doen in deze wereld als onze denkgeest genezen is: anderen helpen om hetzelfde te doen. Wat we werkelijk willen is dat Gods ideeën weerspiegeld worden in de wereld, niet die van onszelf. Los van Gods ideeën brengen de onze “alleen maar dromen voort” (2:1).

 

Vandaag wil ik niet dromen, ik wil dat de werkelijkheid weerspiegeld wordt in mijn wereld. Alles begint met mijn idee van wat ik wil. Daarom, Vader, vraag ik Uw hulp om alleen de waarheid te verlangen, alleen vrede, alleen liefde. Ik wil eenheid, geen afgescheidenheid. Ik wil genezing, geen conflict. Ik wil vrede, geen oorlog. Als ik denk dat ik iets anders wil of iets behalve de waarheid, help me dan om dit te herkennen en ter genezing in Uw licht te brengen, zodat ik het los kan laten.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE SCHEPPING”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de schepping”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de schepping”- tekst.

Wat is de schepping  5:

Deel 5: WdII.11.3:1-2

 

1. De schepping is de som van al Gods Gedachten, oneindig in getal en overal totaal zonder beperkingen. Alleen liefde schept, en alleen als zichzelf. Er is geen tijd geweest waarin al wat zij geschapen heeft er niet was. Noch zal er een tijd zijn waarin wat zij ook schiep enig verlies lijdt. Voor eeuwig en altijd zijn Gods Gedachten precies zoals ze waren en zoals ze zijn, onveranderd door de tijd heen en nadat de tijd voorbij is.

 

2. Aan Gods Gedachten is alle macht gegeven die hun eigen Schepper heeft. Want Hij wil aan liefde toevoegen door haar uit te breiden. Zo heeft Zijn Zoon deel aan de schepping en moet hij daarom delen in de macht om te scheppen. Wat God gewild heeft dat voor eeuwig Eén is zal nog Eén zijn wanneer de tijd is gedaan; en het zal door de loop der tijden niet worden veranderd, en blijven zoals het was voor de gedachte aan tijd begon.

 

"De schepping is het tegendeel van alle illusies, want de schepping is de waarheid. De schepping is de heilige Zoon van God, want in de schepping is Zijn Wil in ieder aspect compleet, ervoor zorgend dat elk deel het geheel bevat."

 

Haar eenheid is voor eeuwig als onschendbaar gewaarborgd, blijft eeuwig in Zijn heilige Wil bewaard, buiten elke mogelijkheid tot schade, scheiding, onvolmaaktheid, en buiten enige smet op haar zondeloosheid.

 

4. Wij zijn de schepping, wij de Zonen van God. We lijken elk apart te zijn en ons niet bewust van onze eeuwige eenheid met Hem. Maar achter al onze twijfels, voorbij al onze angsten is nog altijd zekerheid. Want liefde blijft bij al haar Gedachten, terwijl haar zekerheid de hunne is. De Godsherinnering is in onze heilige denkgeest, die zijn eenheid en verbondenheid met zijn Schepper kent. Laat onze functie erin bestaan alleen deze herinnering terug te doen keren, alleen Gods Wil op aarde te laten geschieden, alleen onze innerlijke gezondheid weer terug te vinden en slechts te zijn zoals God ons geschapen heeft.

 

5. Onze Vader roept ons. We horen Zijn Stem en we vergeven de schepping in de Naam van haar Schepper, de Heiligheid zelf, wiens Heiligheid gedeeld wordt door Zijn eigen schepping, wiens Heiligheid nog altijd deel is van ons.

 

 

De algemene zienswijze van Een cursus in wonderen over de schepping bevat enkele fundamentele feiten: alleen wat God geschapen heeft is werkelijk of waar; alles wat God geschapen heeft is werkelijk, waar en eeuwig; daarom is alles wat niet eeuwig en niet onveranderlijk is niet werkelijk en niet waar.

 

Op basis van deze uitgangspunten concludeert de Cursus dat alle dingen van deze wereld – de aarde zelf, het gehele fysieke universum, en vooral ons lichaam en ons schijnbare leven hier op aarde – niet Gods schepping kunnen zijn, omdat ze niet eeuwig en onveranderlijk zijn. Alles wat we met onze ogen kunnen zien, zelfs de schijnbaar tijdloze sterren, heeft een einde. En wat eindigt is niet werkelijk, in de betekenis die de Cursus aan dit woord geeft. Alles wat eindigt valt in de categorie “illusies”.

 

Verder is Gods schepping holografisch: elk deel bevat het geheel (3:2). Dit concept daagt de logica uit die op feiten is gebaseerd. De beste vergelijking is een hologram. Wanneer een holografisch beeld wordt vastgelegd op een fotografische plaat, zal het licht dat op deze plaat schijnt een driedimensionaal beeld produceren. Het beeld van een appel zal een 3D appel laten zien en je kunt diverse kanten van de appel bekijken door de invalshoek van de belichting te veranderen. Wanneer de fotografische plaat in vier stukken is gebroken, zie je niet vier beelden van delen van de appel, maar alleen vier kleinere beelden van de complete appel. Elk deel bevat het geheel.

 

Gods schepping is hiermee te vergelijken. We kunnen haar fragmenteren zoveel als we willen, maar het geheel van de schepping wordt altijd weerspiegeld in elk deeltje. De hele schepping is in jou en in mij. De hele schepping is wat de Cursus “de heilige Zoon van God” noemt (3:2). Gods Wil is compleet in ieder aspect een ander woord voor “deel”. De Cursus gebruikt vaak verschillende woorden voor “deel”, zoals “aspect” of “fragment” en verwijst naar wat wij “individu” of “persoon” noemen. Maar het uitgangspunt is altijd dat elk aspect het Geheel bevat. We zijn een aspect of een deel van de Zoon van God en tegelijkertijd zijn we het Geheel.

 

Een van de symptomen van het geloof in afscheiding is onze identificatie met het deel, terwijl we het contact met het Geheel verloren zijn. Ik zie mezelf bijvoorbeeld als een individu met de naam Allen Watson, zoals jij jezelf waarschijnlijk ziet als een individu met jouw naam. Maar in feite zijn we een gedeeld Zelf, een Heelheid. Het leerproces van de Cursus leidt ons van de identificatie met een deel naar identificatie met het Geheel. De leeromgeving van een heilige relatie is bedoeld om ons isolement, ons deel-zijn, af te breken en onze identificatie met het Geheel te versterken, door ons tot het inzicht te brengen dat “de ander” in feite een deel is van ons gedeelde Zelf. We ervaren dezelfde gedachten. Wat de een beïnvloedt, beïnvloedt ook de ander. Wat ik denk beïnvloedt jou en vice versa. Wat ik aan jou geef, geef ik aan mezelf. Als ik jou vergeef word ik bevrijd.

 

Wanneer deze afbraak van deel-zijn en de verwezenlijking van Heel-zijn in de heilige relatie is geleerd, begint dit zich uit te breiden naar alle andere “aspecten” van de schepping, alles wat we hebben gezien als “niet-ik”.