Les 158
(7 juni)
Vandaag leer ik te geven zoals ik ontvang.
1. Wat is jou gegeven? De kennis dat jij een denkgeest bent, in de Denk geest en zuiver denkgeest, voor eeuwig zonder zonde, volkomen zonder angst, omdat jij uit liefde werd geschapen. Je hebt jouw Bron niet verlaten, want jij bent nog steeds zoals je werd geschapen. Dit werd jou gegeven als kennis die je niet kwijt kunt raken. Het werd eveneens aan elk levend wezen gegeven, want door die kennis alleen leeft het.
2. Jij hebt dit alles ontvangen. Er is niemand die op aarde leeft die dit niet ontvangen heeft. Het is niet deze kennis die jij geeft, want dat is wat de schepping heeft gegeven. Dit alles kan niet worden geleerd. Wat moet jij dan vandaag leren geven? Onze les van gisteren bracht een thema naar voren dat je in het begin van het tekstboek vinden kunt. Ervaring kan niet rechtstreeks worden gedeeld op de manier waarop dat met visie kan. De openbaring dat de Vader en de Zoon één zijn zal mettertijd tot iedere denkgeest komen. Toch wordt dat tijdstip door de denkgeest zelf bepaald, en niet onderwezen.
3. Het tijdstip is al vastgesteld. Het lijkt totaal willekeurig. Toch is er geen stap langs de weg die iemand slechts toevallig zet. Die is al door hem gezet, hoewel hij nog niet op weg is gegaan. Want het lijkt slechts zo dat de tijd één richting uitgaat. We ondernemen slechts een reis die al voorbij is. Toch schijnt ze een toekomst te hebben die ons nog onbekend is.
4. Tijd is een kunstgreep, een goocheltoer, een immense illusie waarin figuren als bij toverslag komen en gaan. Toch zit er een plan achter alle verschijningsvormen dat niet verandert. Het draaiboek is geschreven. Wannéér ervaring een eind komt maken aan jouw twijfelen staat vast. Want wij zien de reis slechts vanaf het punt waarop ze eindigde en kijken erop terug, terwijl we ons inbeelden dat we haar nog eens maken; en we zien mentaal opnieuw wat is voorbijgegaan.
5. Een leraar geeft geen ervaring, omdat hij die niet heeft geleerd. Ze heeft zich aan hem geopenbaard op haar vastgestelde tijd. Maar visie is zijn geschenk. Die kan hij rechtstreeks geven, want de kennis van Christus is niet verloren, omdat Hij een visie heeft die Hij aan ieder geven kan die erom vraagt. De Wil van de Vader en de Zijne zijn verenigd in kennis. Maar er is een visie die de Heilige Geest ziet omdat de Denkgeest van Christus haar ook aanschouwt.
6. Hier vindt de vereniging plaats van de wereld van twijfel en schaduw met het ontastbare. Hier wordt een rustige plaats in de wereld geheiligd door vergeving en liefde. Hier worden alle tegenstrijdigheden verzoend, want hier eindigt de reis. Ervaring – niet geleerd, niet onderwezen, niet gezien – is er eenvoudigweg. Dit ligt voorbij ons doel, want het overstijgt wat moet worden bereikt. Onze betrokkenheid geldt de visie van Christus. Die kunnen we bereiken.
7. De visie van Christus kent één wet. Ze kijkt niet naar een lichaam en verwart het niet met de Zoon die God geschapen heeft. Ze aanschouwt een licht voorbij het lichaam, een idee voorbij wat kan worden aangeraakt, een zuiverheid die niet getemperd wordt door vergissingen, beklagenswaardige fouten, en angstige gedachten over schuld voortvloeiend uit dromen over zonde. Ze ziet geen afscheiding. En ze kijkt naar iedereen, naar elke omstandigheid, alle voorvallen en alle gebeurtenissen, zonder de geringste verflauwing van het licht dat ze ziet.
8. Dit kan onderwezen worden, en moet dat ook door allen die haar willen bereiken. Dit vereist slechts het inzicht dat de wereld niets kan geven wat hiermee in waarde ook maar in de verste verte kan worden vergeleken, noch een doel kan stellen dat niet gewoon verdwijnt zodra dit waargenomen is. En dit geef jij vandaag: zie niemand als een lichaam. Begroet hem als de Zoon van God die hij is, en erken dat hij in heiligheid één is met jou.
9. Aldus zijn zijn zonden hem vergeven, want Christus heeft de visie die de macht heeft aan alle zonden voorbij te zien. Door Zijn vergeving zijn ze verdwenen. Onopgemerkt door de Ene verdwijnen ze eenvoudig, omdat een visie van de heiligheid die daarachter ligt, hun plaats in komt nemen. Het doet er niet toe welke vorm ze aannamen, noch hoe kolossaal ze leken, noch wie door hen gekwetst scheen te zijn. Ze bestaan niet meer. En alle gevolgen die ze schenen te hebben, zijn met hen verdwenen, ongedaan gemaakt, om nooit meer te worden veroorzaakt.
10. Aldus leer jij te geven zoals je ontvangt. En aldus beziet de visie van Christus ook jou. Deze les is niet moeilijk te leren, als jij je herinnert dat jij in je broeder alleen jezelf ziet. Als hij in zonde verloren is, moet jij dat ook zijn; als jij licht in hem ziet, zijn jouw zonden door jezelf vergeven. Elke broeder die jij vandaag ontmoet, verschaft je een nieuwe kans om de visie van Christus over jou te laten schijnen en je de vrede van God te schenken.
11. Het doet niet ter zake wanneer de openbaring komt, want die behoort niet toe aan de tijd. Toch heeft de tijd nog één geschenk te geven waarin ware kennis op zo’n nauwkeurige manier weerspiegeld wordt dat haar beeld haar ongeziene heiligheid deelt, en haar gelijkenis straalt van haar onsterfelijke liefde. We oefenen vandaag in het zien met de ogen van Christus. En door de heilige gaven die wij geven, beziet de visie van Christus ook onszelf.
Toelichting:
Deze les bevat veel diepgaande metafysica, vooral met betrekking tot tijd. Het praktische thema dat wordt behandeld is dat kennis, die bij de Hemel hoort, buiten het leerplan van de Cursus ligt. Ieder van ons heeft kennis ontvangen bij onze schepping, dus ieder levend wezen weet diep vanbinnen dat het nog steeds verbonden is met zijn Bron:
Wat is jou gegeven? De kennis dat jij een denkgeest bent, in de Denkgeest en zuiver denkgeest, voor eeuwig zonder zonde, volkomen zonder angst, omdat jij uit liefde werd geschapen (1:1-2).
Misschien lijkt dit voor ons juist iets wat we niet hebben, en dat dit is wat we aan anderen proberen te geven en zelf te ontvangen. Maar we kunnen het niet geven, want iedereen heeft het al. Het bestaat volledig buiten de tijd. Het moment in de tijd waarop deze kennis zich aan ons openbaart is al door de denkgeest zelf bepaald (2:9). Als het gebeurt, zal het gebeuren.
Wat we in de tijd – die een illusie is – kunnen geven en ontvangen is vergeving. Vergeving is het geschenk waarin ware kennis weerspiegeld wordt, op zo’n nauwkeurige manier “dat haar beeld haar ongeziene heiligheid deelt” (11:2). Wat we kunnen geven is de visie van zondeloosheid, de visie van Christus. We kunnen voorbij het lichaam zien en een licht waarnemen, voorbijzien aan wat aangeraakt kan worden en een idee waarnemen, voorbijzien aan de vergissingen en angsten van onze broeders en zusters en hun zuiverheid waarnemen (alinea 7).
Begroet hem als de Zoon van God die hij is, en erken dat hij in heiligheid één is met jou (8:4).
We kunnen geen kennis geven. Wanneer we anderen ontmoeten kunnen we hen onze visie van hun zondeloosheid geven; door de manier waarop wij hen waarnemen kunnen zij een nieuwe waarneming van zichzelf vinden, die ze uit zichzelf niet hebben gevonden. Als ze reageren op onze barmhartige visie, zullen zij die visie aan ons terugspiegelen, waardoor ze ons in staat stellen de Liefde van God in onszelf waar te nemen. Wanneer we anderen vergeven, vergeven we tegelijkertijd onszelf, omdat “jij in je broeder alleen jezelf ziet” (10:3).
We kunnen niet weten wanneer de openbaring van de waarheid, de ervaring van onze werkelijkheid, zal plaatsvinden:
Het tijdstip is al vastgesteld. Het lijkt totaal willekeurig. Toch is er geen stap langs de weg die iemand slechts toevallig zet (3:1-3).
Elke daad van vergeving brengt dat tijdstip dichterbij. Onze zorg is dus niet de uiteindelijke ervaring, maar het beoefenen van visie, zien met de ogen van Christus. Dat is iets wat we kunnen bereiken, wat we kunnen doen. En dat kunnen we vandaag doen, hier en nu.
Dit kan onderwezen worden, en moet dat ook door allen die haar [de visie van Christus] willen bereiken (8:1).
We ontvangen de visie van Christus door haar te geven. We ontvangen de visie van onszelf als Christus door anderen met Zijn ogen te zien. We ontvangen door te geven.
Dat is het leerplan van de Cursus.
Oefeninstructies:
DOEL
Oefenen om je broeders te zien met de visie van Christus, voorbij hun lichaam, hun vergissingen en hun angstige gedachten, naar de zuivere, onaangetaste heiligheid van hun ware Identiteit.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds, minimaal vijf minuten en in het ideale geval dertig minuten of meer.
Begin zoals gewoonlijk met het herhalen van het idee van de dag. Vandaag leer je hoe je je broeders een visie kunt geven van Wie ze werkelijk zijn, zoals jij van God de visie ontvangt van Wie jij werkelijk bent. De visie die God geeft kan niet rechtstreeks worden doorgegeven, je kunt haar alleen geven in een weerspiegelde vorm, door anderen te vergeven en jouw visie van hun heiligheid te geven.
Rust dan, zoals het Werkboek je heeft geleerd: laat je denkgeest stil worden en daal af in het heiligdom, diep in je binnenste. Blijf geconcentreerd en als je gedachten afdwalen, roep ze dan terug door het idee van de dag te herhalen.
Doe dit vandaag met de intentie om in contact te komen met de kennis van Wie je bent, zodat je deze aan je broeders door kunt geven. Door je onder te dompelen in deze diepe bron in jezelf, zul je het bewustzijn verwerven dat je niet een lichaam bent. En dit is het bewustzijn dat je vandaag met je broeders kunt delen.
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
- Herhaal het idee en probeer een bepaalde broeder of zuster door de ogen van Christus te zien. Probeer bewust voorbij zijn lichaam en persoonlijkheid het heilige licht van zijn ware werkelijkheid te zien.
- Dank dan je Vader voor Zijn gaven die Hij je in het afgelopen uur heeft geschonken – misschien de gave om voorbij de vorm van een broeder zijn werkelijkheid te zien.
- Vraag tenslotte om leiding voor het komende uur. Je kunt aan de mensen denken die je gaat ontmoeten en je op die ontmoetingen voorbereiden door voorbij hun lichaam naar de heiligheid te kijken die daarachter schijnt.
OPMERKING
Neem je voor om iedereen die je ontmoet te zien met de ogen van Christus. Zie hem of haar als Gods Zoon, één met jou, niet als een afzonderlijke denkgeest in een afgescheiden lichaam. Om jezelf te motiveren kun je eraan denken dat je alles wat je in de ander ziet, in jezelf ziet. Als je hem ziet met de visie van Christus, zie je ook jezelf op die manier.