Les 32
(1 februari)
Ik heb de wereld die ik zie bedacht.
1. Vandaag brengen we het thema van oorzaak en gevolg verder tot ontwikkeling. Jij bent niet het slachtoffer van de wereld die je ziet, omdat jij die bedacht hebt. Je kunt haar even makkelijk opgeven als je haar gemaakt hebt. Je zult haar zien of niet zien, al naar je wenst. Zolang je haar wilt, zul je haar zien; wanneer je haar niet meer wilt, zal ze niet langer voor jou te zien zijn.
2. Het idee voor vandaag geldt, net als de voorgaande, voor je innerlijke en uiterlijke wereld, die in feite dezelfde zijn. Maar omdat jij ze als verschillend ziet, zullen de oefenperioden voor vandaag opnieuw uit twee fasen bestaan, een die betrekking heeft op de wereld die jij buiten je ziet, en een op de wereld die jij in je denkgeest ziet. Probeer bij de oefeningen van vandaag de gedachte te introduceren dat beide in je eigen verbeelding bestaan.
3. We zullen de oefenperioden voor de ochtend en de avond weer beginnen met het idee voor vandaag twee tot drie keer te herhalen, terwijl je om je heen kijkt naar de wereld die jij ziet als buiten jezelf. Sluit dan je ogen en kijk rond in je innerlijke wereld. Probeer ze beide zo gelijk mogelijk te behandelen. Herhaal zonder haast het idee voor vandaag zo vaak als je wilt, terwijl je de beelden die jouw verbeelding aan je bewustzijn voorlegt gadeslaat.
4. Voor de twee langere oefenperioden worden drie tot vijf minuten aangeraden, met drie echt als minimum. Je kunt er meer dan vijf minuten voor nemen als je de oefening rustgevend vindt. Kies om dit te bevorderen een tijdstip uit waarop je weinig afleiding verwacht en waarop je zelf het gevoel hebt er redelijk klaar voor te zijn.
5. Deze oefeningen moeten ook door de dag heen worden voortgezet, en wel zo vaak mogelijk. De kortere toepassingen bestaan uit het langzaam herhalen van het idee, terwijl je ofwel je innerlijke, ofwel je uiterlijke wereld onderzoekt. Het doet er niet toe welke je kiest.
6. Het idee voor vandaag moet ook meteen worden toegepast op elke situatie die jou van je stuk brengt. Beoefen het idee door tegen jezelf te zeggen:
Ik heb deze situatie zoals ik die zie bedacht.
Toelichting:
Als ik niet het slachtoffer van de wereld ben, wat is dan mijn relatie ermee? Ik heb haar bedacht.
En hoe kan ik slachtoffer zijn van iets wat ik zelf heb bedacht?
De bewering dat ik de wereld heb bedacht klink nogal ongeloofwaardig. En dat ik haar even gemakkelijk op kan geven als ik haar heb gemaakt, lijkt nog onwaarschijnlijker. Toch wil het Werkboek juist dát bewijzen. Niet door pure logica, maar door ervaringen die aantonen dat het waar is. Dat is de betekenis van wonderen. Wonderen demonstreren dat de wereld die je buiten je ziet en de wereld die je in je denkgeest ziet, beide in je eigen verbeelding bestaan (2:2-3).
Deze les introduceert dit idee alleen, ze probeert het niet te bewijzen. Het Tekstboek bespreekt dezelfde gedachte op verschillende plaatsten (T21.II.11:1; T20.III.5:1-5). De meest veelzeggende daarvan is:
Maar wat als je inzag dat deze wereld een hallucinatie is? En wat als je werkelijk begreep dat jij haar hebt bedacht? (T20.VIII.7:3-4).
Als je de Cursus doet kun je dit concept niet gemakkelijk ontwijken, omdat het steeds wordt benadrukt. Het enige wat van ons wordt gevraagd is ons open te stellen voor het idee dat we de wereld die we zien zelf hebben bedacht. Het is een concept dat onze denkgeest behoorlijk in verwarring kan brengen, omdat het ons fundamentele geloof over de wereld op zijn kop zet. De wereld heeft een paar leuke dingen te bieden, maar ook een heleboel lelijks. En als mij verteld wordt dat ik daar verantwoordelijk voor ben, dat ik dat heb bedacht, wil ik dat niet echt aannemen.
Als dit vragen bij je oproept, prima. Laat de vragen maar opborrelen. Pas tijdens de oefenperioden van vandaag het idee gewoon toe zoals wordt aanbevolen. Het is oké als een deel van je denkgeest tegensputtert en zegt: “Wat een onzin! Dat geloof ik echt niet!” In de Inleiding zijn we gewaarschuwd dat we ons misschien heftig verzetten tegen sommige ideeën. Maar er wordt ook gezegd:
Wat je reacties op de ideeën ook mogen zijn – gebruik ze. Meer wordt er niet gevraagd (WdI.In.9:4-5).
In het begin kan het moeilijk te accepteren zijn, maar we hebben echt maar twee opties: ik heb de wereld bedacht, of ik ben haar slachtoffer; ik ben de oorzaak, of het gevolg. Er is geen andere keuze. Ik ben ofwel de dromer die de hele knoeiboel bedenkt, of ik maak deel uit van de droom van een ander (misschien wel die van God...). Als ik niet de oorzaak ben, ben ik overgeleverd aan de genade van de wereld. Maar als ik wel de oorzaak ben is er hoop! Dan kan ik de droom veranderen en uiteindelijk misschien wel helemaal ophouden met dromen.
Oefeninstructies:
DOEL
Leren dat je niet het gevolg bent van de wereld, maar dat de wereld het gevolg is van jou.
OEFENING
Twee keer, ’s morgens en ’s avonds, minimaal drie tot vijf minuten.
- Herhaal het idee enkele keren, terwijl je langzaam om je heen kijkt.
- Sluit dan je ogen en pas het idee toe op je innerlijke wereld. Herinner jezelf er aan dat beide werelden hetzelfde zijn.
Zie ook: Het nemen van stille tijd in de ochtend.
HERHALINGEN
Zo vaak mogelijk. Herhaal het idee langzaam terwijl je het zowel op de uiterlijke als op je innerlijke wereld toepast.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Wanneer een situatie je vrede verstoort, reageer dan onmiddellijk met: “Ik heb deze situatie zoals ik die zie bedacht”.
OPMERKING
Het advies in 4:3, over het tijdstip en je bereidheid om te oefenen, wordt in het Werkboek diverse keren op verschillende manieren herhaald, omdat het de kwaliteit van de beoefening verhoogt en je misschien zelfs stimuleert om langer dan vijf minuten te oefenen.