Les 231
(19 augustus)
Vader, ik wil me niets herinneren dan U.
1. Wat kan ik anders zoeken, Vader, dan Uw Liefde? Misschien denk ik dat ik iets anders zoek, iets wat ik vele namen heb gegeven. Toch is Uw Liefde het enige wat ik zoek, of ooit heb gezocht. Want er is niets anders dat ik ooit werkelijk kon wensen te vinden. Laat me mij U herinneren. Wat zou ik anders kunnen verlangen dan de waarheid omtrent mijzelf?
2. Dit is jouw wil, mijn broeder. En je deelt deze wil met mij, en ook met Hem die onze Vader is. Zich Hem herinneren is de Hemel. Dit zoeken we. En dit alleen zal ons gegeven zijn te vinden.
Toelichting:
Deze les gaat over onze wil. Als de Cursus het woord “wil” gebruikt, heeft hij het over een fundamenteel, onveranderlijk deel van ons, het altijd vaststaande doel van ons Zelf. Hij heeft het niet over onze wensen en grillen, maar over onze wil.
In de tweede alinea richt Jezus zich rechtstreeks tot ons en zegt: “Dit is jouw wil, mijn broeder” (2:1). Het is de wil die we delen met hem en met God, onze Vader.
Wat is onze wil? Ons God herinneren, Zijn Liefde kennen. Dat is alles. Toen we begonnen met het lezen van de Cursus zullen slechts weinigen van ons de vraag: “Wat wil je bereiken in dit leven?” beantwoord hebben met de woorden, “mij God herinneren en Zijn Liefde kennen”. En velen van ons hebben waarschijnlijk nog steeds niet het gevoel dat deze woorden bij hen passen. Deze les erkent dat: “Misschien denk ik dat ik iets anders zoek” (1:2).
Wat is dat “andere” dat we zoeken? Misschien rijkdom of roem, een vorm van veiligheid in de wereld, romantiek of opwindende seks, een leuke tijd of een rustig gezinsleven. We hebben het vele namen gegeven. En we denken dat dit de dingen zijn waar we naar zoeken. Maar wat we ook denken, dit is niet wat we werkelijk voor onszelf willen. Het zijn slechts vormen waarvan we geloven dat ze ons iets zullen geven. Maar we zoeken niet de vorm, we zoeken de inhoud. En die menen we in deze dingen te vinden.
En wat is die inhoud? Innerlijke vrede, voldoening, een gevoel van volledigheid en heelheid, een gevoel van waardigheid, een innerlijk weten dat we in essentie goed, liefdevol en geliefd zijn, een gevoel ergens bij te horen, waardevol te zijn. Deze dingen komen voort uit het herinneren van God en het kennen van Zijn Liefde. Ze zijn in ons aanwezig, niet buiten ons. Alleen wanneer we ons de waarheid over onszelf herinneren, alleen wanneer we ons onze verbondenheid met de Liefde zelf herinneren, zullen we vinden wat we zoeken. En we zullen ontdekken dat we zijn wat we zoeken en dat altijd al zijn geweest.
Zich Hem herinneren is de Hemel. Dit zoeken we. En dit alleen zal ons gee geven zijn te vinden (2:3-5).
Mij God herinneren is het enige waar ik werkelijk naar zoek. Daarom wil ik vandaag, in de ochtend en de avond, de tijd nemen om mezelf aan dit feit te herinneren: “Vader, ik wil me niets herinneren dan U”. Ik wil elk uur even stoppen met waar ik mee bezig ben om dit te herhalen. En elke keer wanneer ik merk dat ik iets anders wil, zal ik mezelf vriendelijk corrigeren: God is het enige wat ik wil.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
LEZEN VAN DE “WAT IS VERLOSSING”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is verlossing”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is verlossing”- tekst.
Wat is verlossing 1:
Deel 1: WdII.2.1:1-3
"Verlossing is een belofte, gedaan door God, dat jij jouw weg naar Hem uiteindelijk zult vinden. Het kan niet anders of ze wordt gehouden. Ze garandeert dat er een eind komt aan de tijd, en dat alle gedachten die in de tijd zijn ontstaan eveneens een eind zullen nemen."
Gods Woord is elke denkgeest gegeven die denkt dat hij afzonderlijke gedachten heeft, en zal deze conflictgedachten vervangen door de Vredesgedachte.
2. De Vredesgedachte werd Gods Zoon meteen gegeven zodra zijn denkgeest aan oorlog had gedacht. Voordien was er geen behoefte aan zo’n Gedachte, want vrede werd zonder tegendeel gegeven en wás gewoon. Maar wanneer de denkgeest gespleten is, is er behoefte aan genezing. Dus werd de Gedachte die het vermogen heeft de gespletenheid te genezen deel van elk fragment van de denkgeest, die nog altijd één was, maar zijn eenheid niet herkende. Nu kende hij zichzelf niet en dacht hij dat zijn eigen Identiteit verloren was.
3. Verlossing is ongedaan maken in die zin dat ze niets doet, en nalaat de wereld van dromen en boosaardigheid te steunen. Zo laat zij illusies los. Door die geen steun te geven laat zij ze enkel kalm tot stof vergaan. En wat zij verborgen hielden wordt nu geopenbaard: een altaar voor Gods heilige Naam waarop Zijn Woord geschreven staat, met de geschenken van jouw vergeving daarvoor neergelegd en de Godsherinnering niet ver daarachter.
4. Laten we dagelijks deze heilige plaats bezoeken om er samen een tijdje te vertoeven. Hier delen wij onze laatste droom. Het is een droom waarin geen verdriet schuilt, want hij doet ons heel de heerlijkheid vermoeden die ons door God gegeven werd. Het gras duwt zich door de bodem heen, de bomen botten nu en er zijn vogels in hun takken komen wonen. De aarde wordt in nieuw perspectief herboren. De nacht is voorbij en we zijn samengekomen in het licht.
5. Van hieruit schenken we verlossing aan de wereld, want hier werd verlossing ontvangen. Ons jubellied is de roep tot heel de wereld dat vrijheid is weergekeerd, dat de tijd bijna teneinde is, en dat Gods Zoon slechts een ogenblik hoeft te wachten tot hij zich zijn Vader weer herinnert, dromen voorbij zijn, de eeuwigheid de wereld weggeschenen heeft, en niets dan de Hemel nu bestaat.
Om te beginnen is het belangrijk ons te realiseren dat de Cursus een andere betekenis aan het woord “verlossing” toekent dan traditionele religies. Verlossing betekent voor velen van ons: gered worden van de een of andere dreigende ramp; van de hel bijvoorbeeld, van een vreselijke straf, van de gevolgen van wat we verkeerd hebben gedaan. Het traditionele christendom gebruikt vaak het beeld van een verdrinkende man die een reddingsboei krijgt toegeworpen. De Cursus weerlegt dit idee:
Jouw Zelf heeft geen verlossing nodig, maar jouw denkgeest moet leren wat verlossing is. Je wordt niet verlost van iets, maar je wordt verlost voor de heerlijkheid (T11.IV.1:3-4).
Ook in de Cursus is verlossing een “reddingsboei”, maar ze redt ons op een andere manier. Ze redt ons niet van de dood, maar voor het leven. Ze garandeert dat de dood ons niet kan treffen:
Verlossing is een belofte, gedaan door God, dat jij jouw weg naar Hem uiteindelijk zult vinden (1:1).
We lopen geen gevaar om vernietigd te worden, dat is nooit zo geweest en zal nooit zo zijn. Verlossing, zoals de Cursus haar ziet, is niet gered worden van een ramp, ze voorkomt dat de ramp ooit plaatsvindt.
Voordat de tijd begon deed God een belofte en “het kan niet anders of ze wordt gehouden” (1:2). Deze belofte garandeert ons dat er een eind komt aan de tijd en aan alle ellende die wij in de tijd veroorzaakt lijken te hebben; dat er uiteindelijk in het geheel geen gevolgen zijn; dat leven niet kan eindigen; dat heiligheid niet kan veranderen in zonde en de Hemel niet in de hel. Ze garandeert dat er alleen een illusie van afgescheidenheid kan zijn en een droom van lijden en dood. Ze garandeert dat het ego nooit werkelijkheid kan worden en dat er geen wil kan bestaan die los staat van die van God. Ze garandeert het einde vanaf het begin en is daar volledig zeker van. We zullen tenslotte onze weg naar God vinden, omdat Hij dat heeft beloofd.