Les 275

(2 oktober)

Gods helende Stem beschermt alles vandaag.

1. Laten we vandaag aandachtig luisteren naar de Stem namens God, die spreekt van een aloude les die vandaag niet méér waar is dan op enige andere dag. Maar deze dag is gekozen als het tijdstip waarop we zullen zoeken en horen en leren en begrijpen. Luister samen met mij. Want de Stem namens God vertelt ons van dingen die we op eigen kracht niet kunnen begrijpen, noch afzonderlijk kunnen leren. Hierin is alles beschermd. En hierin wordt de genezing door de Stem namens God gevonden.

 

2. Uw helende Stem beschermt alles vandaag en dus laat ik alles over aan U. Over niets hoef ik me zorgen te maken. Want Uw Stem zal me zeggen wat ik moet doen en waarheen ik moet gaan, tegen wie ik moet spreken en wat ik hem moet zeggen, welke gedachten ik moet denken en welke woorden ik de wereld geven moet. De geborgenheid die ik breng, wordt mij gegeven. Vader, Uw Stem beschermt alles, door mij heen.


Toelichting:

In deze les vertelt Jezus ons dat we ons met Hem moeten verenigen om samen naar Gods Stem te luisteren:

 

Luister samen met mij. Want de Stem namens God vertelt ons van dingen die we op eigen kracht niet kunnen begrijpen, noch afzonderlijk kunnen leren (1:3-4).

 

De vereniging waar Jezus hier op aandringt, is niet in de eerste plaats gericht op andere mensen, hoewel dat er zeker bij hoort. Maar we worden met name opgeroepen om ons met hem te verenigen. Aangezien het geloof in de werkelijkheid van de afscheiding het grote probleem is, kan dit niet alléén en afzonderlijk worden opgelost. Alléén en afgezonderd zijn is het probleem! Elke vorm van genezing, verlossing en verlichting, die de Stem namens God ons schenkt, wordt gedeeld.

 

Ik kan me hier en nu met Jezus verenigen om de Stem namens God te horen, in de privacy van mijn huis, zonder andere mensen om me heen. Wat ik dan hoor is altijd een vorm van de boodschap “Gods Zoon is onschuldig”, wat zowel op Jezus als op mij van toepassing is. Ik deel het met Hem. Vrede, veiligheid en bescherming zijn het resultaat van het loslaten van elke verdediging tegen Jezus en zijn aanwezigheid in mijn leven. Jezus en ik hebben hetzelfde doel en dezelfde belangen. Hij valt mij niet aan en ik val Hem niet aan. “Hierin is alles beschermd” (1:5).

 

Als ik daarna weer de wereld inga kan ik aan iedereen die ik ontmoet doorgeven wat ik in de aanwezigheid van Jezus heb gevonden. Wat hij en ik samen hebben gehoord delen we niet alleen met elkaar, maar met elke Zoon van God. Ik hoor de helende Stem van mijn Vader en deze beschermt alles en iedereen, zodat Ik me nergens zorgen over hoef te maken (2:2). We delen hetzelfde belang en hetzelfde doel. We zijn allemaal voor dit ene doel in de wereld. Elke waarneming van wedijver of aanval, van mijn kant of van de kant van een ander, is slechts een onjuiste waarneming en dus niets om bang voor te zijn.

 

De geborgenheid die ik breng, wordt mij gegeven (2:4).

 

Ik geef de geborgenheid van mijn vriendschap met Jezus aan de wereld, en terwijl ik haar geef wordt ze mij gegeven. Ik kan zeggen: “Iedereen die ik ontmoet is veilig bij mij, en ik ben veilig bij iedereen”. Elke ontmoeting is heilig, omdat ik heilig ben. Als ik dit vandaag tot mijn doel maak ben ik verzekerd van leiding. Dan ontvang ik zeer specifieke aanwijzingen voor mijn doen en laten in deze wereld, ook al is ze slechts een illusie:

 

Want Uw stem zal me zeggen wat ik moet doen en waarheen ik moet gaan, tegen wie ik moet spreken en wat ik hem moet zeggen, welke gedachten ik moet denken en welke woorden ik de wereld geven moet (2:3).

 

Het is een helende Stem die ik hoor, een heling die bestaat uit delen, verenigen en het hebben van dezelfde belangen. Verenigen is helen. “Vergeet niet dat de genezing van Gods Zoon het enige is waartoe de wereld dient” (T24.VI.4:1) en het enige waartoe deze dag dient is de genezing van Gods Zoon in mezelf en in iedereen die ik ontmoet. Niets anders. Laat vandaag een dag zijn waarop ik uitsluitend naar die Stem luister. Laat me “zoeken en horen en leren en begrijpen” (1:2).

 

Alan Watts schreef een boek met de titel: “De wijsheid van onzekerheid”. Hij zegt daarin dat het zoeken naar zekerheid in het ego en het lichaam niet verstandig is, omdat daar geen zekerheid gevonden kan worden. Het is veel beter en wijzer om onzekerheid te accepteren en je mee te laten drijven op de stroom van het universum. Wat deze les zegt over het feit dat luisteren naar de Stem alles beschermt, komt op hetzelfde neer. We erkennen dat we de antwoorden niet weten, dat we de dingen niet kunnen overzien. We weten niet wat we moeten doen en waar we heen moeten gaan, tegen wie we moeten spreken en wat we moeten zeggen, welke gedachten we moeten denken en welke woorden we de wereld geven moeten (2:3). Maar Hij weet het wel. In plaats van voortdurend te proberen de antwoorden zelf te bedenken, kunnen we beter in contact blijven met het Antwoord Zelf, de Ene die weet. In plaats van miljoenen op onze bankrekening te willen hebben, kunnen we er beter op vertrouwen dat ons gegeven zal worden wat we nodig hebben, op het moment dat we het nodig hebben. We hoeven ons daar geen zorgen over te maken, we leggen alles in Gods Handen.

 

Alléén en afgezonderd kunnen we geen veiligheid en bescherming vinden, die vinden we alleen door van moment tot moment naar de Stem te luisteren. We kennen de weg naar de Hemel niet, maar we gaan deze weg met Iemand die hem wel kent.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE CHRISTUS”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Christus”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Christus”- tekst.

Wat is de Christus 5:

Deel 5: WdII.6.3:1-3

 

1. Christus is de Zoon van God zoals Hij Hem geschapen heeft. Hij is het Zelf dat wij delen, dat ons met elkaar verenigt, en tevens met God. Hij is de Gedachte die nog steeds woont in de Denkgeest die Zijn Bron is. Hij heeft Zijn heilige woning niet verlaten, noch de onschuld verloren waarin Hij geschapen werd. Hij woont voor eeuwig onveranderd in de Denkgeest van God.

 

2. Christus is de schakel die jou in eenheid houdt met God en er borg voor staat dat de afscheiding niet meer is dan een illusie van wanhoop, want hoop zal eeuwig in Hem verblijven. Jouw denkgeest maakt deel uit van de Zijne en de Zijne van die van jou. Hij is het deel waarin Gods Antwoord ligt, waarin alle beslissingen al genomen en dromen voorbij zijn. Hij blijft onaangeroerd door wat de ogen van het lichaam ook zien. Want hoewel Zijn Vader in Hem het middel voor jouw verlossing heeft geplaatst, blijft Hij toch het Zelf dat, zoals Zijn Vader, van geen zonde weet.

 

"Als woning van de Heilige Geest, en thuis alleen in God, blijft Christus vredig in de Hemel van jouw heilige denkgeest. Dit is het enige deel van jou dat in waarheid werkelijkheid bezit. De rest zijn dromen."

 

Maar deze dromen zullen aan Christus worden gegeven om in het aanschijn van Zijn glorie te vervliegen en jouw heilige Zelf, de Christus, eindelijk aan jou te openbaren.

 

4. Vanuit de Christus in jou reikt de Heilige Geest naar al jouw dromen en nodigt die uit tot Hem te komen, om in waarheid te worden omgezet. Hij zal ze inruilen voor de laatste droom, die God heeft aangewezen als het eind der dromen. Want wanneer vergeving op de wereld rust en vrede over iedere Zoon van God gekomen is, wat kan er dan nog zijn dat dingen gescheiden houdt, want wat blijft er nog te zien behalve Christus’ gelaat?

 

5. En hoe lang zal dit heilige gelaat te zien zijn, wanneer het slechts het symbool is dat de leertijd nu voorbij is, en het doel van de Verzoening eindelijk is bereikt? Dus laten we daarom proberen het gelaat van Christus te vinden en naar niets anders te kijken. Wanneer we Zijn heerlijkheid aanschouwen, weten we dat we geen behoefte meer hebben aan leren, aan waarneming of aan tijd, of aan iets anders dan het heilig Zelf, de Christus die God geschapen heeft als Zijn Zoon.

 

 

Christus, ons ware Zelf, is de “woning van de Heilige Geest” (3:1). De Cursus spreekt vaak over de Heilige Geest als “de Stem namens God” en deze Stem komt voort uit ons Zelf, de Christus in ons. Dat is zijn thuis, de woning waar de Heilige Geest als het ware “verblijft”. Wanneer we een innerlijke impuls voelen die ons in een bepaalde richting leidt, of, net als Helen Schucman, feitelijke woorden horen in onze denkgeest, is het de aanwezigheid van dit “deel” in ons dat dit mogelijk maakt. “Christus is de schakel die jou in eenheid houdt met God” (2:1). Als Christus niet in ons aanwezig zou zijn, zouden we deze boodschappen niet horen, omdat er dan geen schakel met God zou zijn. Sterker nog: als er geen schakel zou zijn met God zouden we helemaal niet bestaan! Het feit dat we deze innerlijke boodschappen, die ons in de richting van God en van de liefde leiden, voelen of horen, bewijst dat er binnenin ons een schakel met God moet zijn. En dat bevestigt op zijn beurt wat de Cursus zegt: dat we niet afgescheiden zijn van God.

 

Verder is Christus “thuis alleen in God” (3:1). Ook dit kennen we uit eigen ervaring. Het gevoel niet thuis te zijn in deze wereld wordt bijna universeel erkend. Iedereen heeft dat wel eens gevoeld, de een misschien sterker dan de ander, maar we hebben het allemaal tot op zekere hoogte ervaren. Waar komt dat gevoel vandaan? Zou het kunnen dat we inderdaad niet thuis zijn in deze wereld, dat minstens een deel van ons alleen thuis is in God?

 

De Cursus adviseert ons naar de innerlijke stem te luisteren, die ons naar huis roept, een thuis dat we ons niet duidelijk kunnen herinneren, maar waarvan we op de een of andere manier weten dat het bestaat (zie Tekstboek, hoofdstuk 21, paragraaf I: “Het vergeten lied” en “Ik zal een ogenblik stil zijn en naar huis toe gaan” WdI.182.t)

 

Christus blijft “vredig in de Hemel van jouw heilige denkgeest” (3:1). Wat er buiten je ook gebeurt, het Christusbewustzijn in je denkgeest blijft eeuwig in vrede.

 

Dit is het enige deel van jou dat in waarheid werkelijkheid bezit. De rest zijn dromen (3:2-3).

 

Dit is een belangrijke verklaring. Voor de meesten van ons lijkt eeuwige vrede ver verwijderd en verborgen te zijn. Voor sommigen misschien heel even bereikbaar tijdens een diepe meditatie, maar het deel van ons bewustzijn dat we als werkelijk zien, lijkt alleen maar onrustig en verward te zijn. Misschien beseffen we wel dat de Christus in ons werkelijk is, maar dat lijkt slechts een uiterst klein deel van onszelf te zijn. Deze les zegt echter dat dit intens rustige en heilige deel het enige is wat werkelijkheid bezit, dat de rest alleen maar dromen zijn.

 

Ik denk dat dit voor velen van ons vaak de belangrijkste bron van angst is. Het idee dat het grootste deel van ons zelfbeeld niet werkelijk is, maar slechts een droom, is beangstigend. We zijn zo geïdentificeerd met deze aspecten van onszelf en zo overtuigd van hun werkelijkheid, dat de gedachte dat ze oplossen en verdwijnen wanneer we werkelijk contact maken met de Christus in onszelf, angstaanjagend is. Het lijkt een soort sterven of zelfvernietiging, alsof de inhoud van onze persoonlijkheid wordt uitgewist door een soort kosmische lobotomie.

 

Het Tekstboek spreekt vaak en nadrukkelijk over de angst om ons ware Zelf te vinden, zoals in Paragraaf III van hoofdstuk 13, “De angst voor verlossing”, waar onder andere wordt gezegd:

 

Je hebt jouw hele krankzinnige geloofssysteem opgebouwd, omdat je meent in Gods Tegenwoordigheid hulpeloos te zijn, en jij wilt jezelf van Zijn Liefde verlossen omdat je denkt dat die jou tot niets vermalen zou. Je bent bang dat ze jou van jezelf weg zou vagen en jou klein zou maken, ome dat je gelooft dat grootheid in verzet besloten ligt, en aanval allure heeft (T13.III.4:1-2).

 

Laten we dit ook eens van de andere kant bekijken. Wat als de inhoud van wat we denken te zijn alleen maar een droom is? Wat zouden we dan verliezen als we dat kwijt zouden raken? Niets. Niets anders dan pijn en lijden; niets anders dan een diep gevoel van eenzaamheid.

 

Verlossing vernietigt de individuele persoonlijkheid niet; ze vernietigt helemaal niets. Ze verwijdert alleen dromen en illusies. Ze neemt alleen weg wat nooit werkelijk is geweest. De Christus is het enige “deel” van onszelf dat werkelijkheid bezit en het enige wat we ooit kunnen verliezen zijn dingen die nooit hebben bestaan.