Les 217

(5 augustus)

Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.

Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.

1. (197) Ik kan alleen maar mijn eigen dankbaarheid oogsten.

 

Wie anders moet voor mijn verlossing dank betuigen dan ikzelf? En hoe kan ik, behalve door verlossing, het Zelf vinden aan wie ik mijn dank verschuldigd ben?

 

Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.


Toelichting:

De manier waarop de Cursus verlossing beschrijft is uniek vanwege de combinatie van totale verantwoordelijkheid voor onze eigen verlossing en totale afhankelijkheid van God. Mijn Zelf verlost mij, maar ik kan dat Zelf alleen ontdekken door te erkennen dat wat ik ben niet het resultaat is van mijn eigen inspanningen, maar het geschenk van Gods schepping.

 

Het Tekstboek zegt: “Breng dank aan ieder deel van jou dat jij geleerd hebt zich jou te herinneren” (T13.VII.17:8). De dankbaarheid die we voelen als we beginnen te ontwaken tot wat we zijn, is afkomstig van het Zelf dat we aan het ontdekken zijn. Ik ben degene die dank zegt, ik ben ook Degene aan Wie dank wordt gezegd. Dit is moeilijk te begrijpen tot we het beginnen te ervaren. Ik herinner me een fase waarin dit kristalhelder voor me leek te zijn, in elk geval voor even. Ik werd mij bewust van een liefdevol deel in mezelf dat me voortdurend in de richting van innerlijke vrede en Zelfacceptatie leidde. Het was iets wat er altijd al was geweest, dat méér was dan een deel van mezelf, namelijk de werkelijkheid van mezelf. Tegelijkertijd was ik mij bewust van een ander deel van mijn denkgeest dat zich begon te openen voor die liefde en ik voelde een diepe, onuitsprekelijke dankbaarheid, omdat ik bereid was die liefde te ontvangen. Ik was mij ervan bewust zowel de gever als de ontvanger van liefde te zijn, en op dat moment verdween het kleine zelf, waarvan ik altijd had gedacht dat ik het was, in deze oneindige, constant bewegende stroom van liefde.

 

Deze dankbaarheid jegens mijn Zelf komt op vele manieren tot uitdrukking. Soms, als ik de tijd heb genomen voor een rustige, stille meditatie en mij hernieuwd voel, voel ik de dankbaarheid in me opwellen en zeg ik: “Dank U wel!” Ik weet dan niet zeker wie ik bedank, God of mezelf. Ik ben mezelf dankbaar omdat ik bereid ben geweest deze Cursus te ontvangen en te lezen, en doorga met hem te bestuderen en in praktijk te brengen. En als precies op het juiste moment een zin uit de Cursus bij me opkomt, bedank ik mijn Zelf daarvoor.

 

De Cursus leert ons dat we al ontwaakt zijn, dat de waarheid onaangetast leeft in onze juist gerichte denkgeest. En deze juist gerichte denkgeest, dit Zelf, is het enige deel dat in waarheid werkelijkheid bezit, dat ons onderwijst en naar huis roept. Deze juist gerichte denkgeest is het thuis van de Heilige Geest, Die zowel deel is van ons als van God. Zijn Stem is de Stem namens God, maar het is ook de Stem van mijn Zelf. Alles wat mij in de juiste richting leidt is een geschenk van mijn Zelf.

 

Vandaag wil ik mijn Zelf dankbaar zijn. Ik wil erkennen dat ik mijn eigen dankbaarheid verdien. In plaats van me over mezelf te ergeren, geen geduld te hebben met mezelf, hard te zijn tegen mezelf, teleurgesteld te zijn in mezelf of mezelf niet te vertrouwen, wil ik mezelf mijn eigen dankbaarheid aanbieden. Ik wil me realiseren dat mijn eigen dankbaarheid alles is wat ik nodig heb en wil. Ik wil me realiseren dat ik, wanneer ik heb geleerd om mijn Zelf volledig dankbaar te zijn voor wat ik ben, de reis heb volbracht en tegelijkertijd heb geleerd om God erkentelijk en dankbaar te zijn voor het geschenk dat Hij mij gegeven heeft: mijn Zelf.


Oefeninstructies:

OEFENING

Zorgvuldig herhalen van de laatste twintig lessen, zodat je in een versneld tempo de weg naar God kunt gaan. Met deze laatste herhaling wordt Deel I van het Werkboek afgesloten.

 

OEFENING

’s Morgens en ’s avonds minimaal vijftien minuten. Gedurende deze oefenperioden kun je een Open Mind meditatie doen. De uitgebreide instructies hiervoor vind je na de Inleiding herhaling VI.

 

  • Begin met het herhalen van het centrale thema: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.

 

  • Herhaal vervolgens het idee van de dag en eventueel de cursief gedrukte zinnen daaronder, die bedoeld zijn als hulp bij het oefenen (WdI.hVI.In.6:5).

 

  • Sluit dan je ogen en laat alle mentale rommel en overtuigingen over jezelf en de wereld los. Breng en houd je denkgeest in stille gereedheid om de ervaring van God te ontvangen. Gebruik geen woorden. Wacht alleen maar stil en verwachtingsvol op die ervaring. Vertrouw op de Heilige Geest, in plaats van op woorden. Geef je oefentijd aan Hem en stel je open voor Zijn leiding, waardoor je meditatie misschien in een onverwachte richting wordt geleid.

 

  • Wanneer een afleidende gedachte opkomt – wat ongetwijfeld regelmatig zal gebeuren – zeg dan onmiddellijk: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... (WdI.hVI.In.6:2) herhaal het idee van de dag : "Ik kan alleen maar mijn eigen dankbaarheid oogsten". Dit is waarschijnlijk de meest effectieve manier die het Werkboek aanreikt om afdwalende gedachten te verdrijven.

 

  • Besluit je oefening door nogmaals te herhalen: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.

 

HERHALINGEN

Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.

 

Herhaal het idee van de dag en het centrale thema. Maak je denkgeest dan voor een moment leeg en wacht in stilte op de vrede van God.

 

Herhaal ook tussendoor zo vaak mogelijk het idee van de dag en het centrale thema.

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in onvrede dreigt te raken, bevestig dan onmiddellijk je vrijheid door te zeggen:Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... herhaal het idee van de dag : "Ik kan alleen maar mijn eigen dankbaarheid oogsten".

 

OPMERKING

De voorafgaande achtenveertig lessen hebben ons getraind in een basis-oefenvorm, die bestaat uit een langere oefenperiode ’s morgens en ’s avonds en een herhaling op elk heel uur. Wat daarbij ontbrak waren de regelmatige herhalingen tussendoor, waaraan daarvóór zoveel belang werd gehecht. Nu worden deze frequente herhalingen weer aan de instructies toegevoegd, zodat we, ter voorbereiding op Deel II, beschikken over de complete viervoudige oefenstructuur: ‘s morgens en ’s avonds stille tijd, op elk heel uur een herhaling, frequente herhalingen tussendoor en antwoord op verleidingen.

 

In deze laatste herhaling worden tijdens de oefensessies geen woorden meer gebruikt. We herhalen het idee van de dag en het centrale thema en worden dan stil, zonder woorden en gedachten. Dit helpt ons om “in een hoger tempo en langs een korter pad te komen tot de vrede en sereniteit van God” (WdI.hVI.In.4:2). Het helpt ons ook om ons voor te bereiden op de vormloosheid van Deel II.

 

Het is mogelijk dat God tot ons komt in de gedaante van de Heilige Geest, die ons inspireert om op een speciale manier te oefenen. Hij kan ons ook, zoals de laatste lessen zeggen, een woord of een gedachte geven om ons te helpen, of alleen maar stilheid en een rustige, open denkgeest (WdII.361-365.1:3). Als Hij ons naar een bepaalde oefenvorm leidt is dat prima. Anders wachten we in stilte. In overeenstemming met dit vertrouwen in de Heilige Geest vraagt Jezus ons elke oefenperiode in Zijn Handen te leggen en deze volledige herhaling aan Hem te wijden.