Les 247
(4 september)
Zonder vergeving blijf ik blind.
1. Zonde is het symbool van aanval. Zie ergens zonde, en ik zal lijden. Want vergeving is het enige middel waardoor de visie van Christus tot me komt. Laat ik als de eenvoudige waarheid aanvaarden wat Zijn blik me toont en ik ben totaal genezen. Kom, broeder, laat me jou bezien. Jouw beminnelijkheid weerspiegelt die van mij. Jouw zondeloosheid is de mijne. Jij bent vergeven en ik met jou.
2. Zo wil ik vandaag iedereen bezien. Mijn broeders zijn Uw Zonen. Uw Vaderschap heeft hen geschapen en hen allen aan mij gegeven als deel van U, en ook van mijn eigen Zelf. Vandaag eer ik U in hen en hoop zo deze dag mijn Zelf te herkennen.
Toelichting:
Alle niet-vergeven is in feite het niet vergeven van mezelf. Vandaag zie ik een meer subtiele vorm van niet-vergeven. Misschien denk ik dat mijn gebrek aan liefde en vreugde in het heden te wijten is aan mijn keuzes in het verleden. Maar als ik eerlijk en zonder oordeel naar mijn ego kijk, kan ik toegeven dat ik liefdeloosheid en vreugdeloosheid voel omdat ik hier en nu voor die gevoelens kies.
Zonde en Verzoening moeten even samen op het altaar liggen. De schuld moet naar het heden worden gebracht om genezen te worden. Als ik vermijd mijn identificatie met het ego in het heden te zien verblind ik mezelf. Vermijden het ego in het heden te zien betekent dat ik het nooit zal zien. Dan strompel ik door het leven, blind voor het ego in het hier en nu. Dan word ik er altijd door overrompeld en laat het me steeds weer struikelen. En terwijl ik val zeg ik verdwaasd: “O, dat moet mijn ego zijn geweest!”.
Om ‘ja’ te kunnen zeggen tegen God, moet ik erkennen dat ik nu ‘nee’ zeg. ‘Ja’ moet ‘niet nee’ betekenen (T21.VII.12:4). Alleen als ik besef dat ik ‘nee’ zeg, kan ik daarmee stoppen. En als mijn ‘nee’ stopt, zal ik mij bewust worden van de vrede die er altijd was. ‘Nee’ zeggen tegen ‘nee’, de ontkenning ontkennen, is de manier waarop we ‘ja’ zeggen. Maar we kunnen geen ‘nee’ tegen ‘nee’ zeggen voordat we toegeven dat we ‘nee’ zeggen!
Een onfeilbaar bewijs van het feit dat ik mijn schuld nog niet naar het heden heb gebracht, is dat ik mij nog steeds verontschuldig voor mezelf. Ik zeg dat ik zwak ben en steeds tekortschiet. Als iemand mij wijst op mijn eigen verantwoordelijkheid voor bepaalde situaties voel ik me aangevallen, zelfs wanneer dat uit liefde gebeurt. Ik zeg dan dingen zoals: “ik realiseerde me niet wat ik aan het doen was”, of: “ik was me er niet van bewust dat ik je aanviel”. Maar “ik realiseerde me het niet”, of “ik was me er niet van bewust” zijn geen excuses. Als ik me ergens niet van bewust ben is daar maar één reden voor: ik heb ervoor gekozen om me er niet van bewust te zijn. Als ik mezelf heb aangeleerd om mijn schuld in het heden te ontkennen, kan ik mijn egogedachten niet herkennen.
De angst om in het heden naar het ego te kijken is zo groot dat ik het, zodra ik mij er bewust van word, op het verleden projecteer of het wegduw en ontken dat ik er in het hier en nu mee geïdentificeerd ben. Maar genezing vindt alleen in het heden plaats. De verschrikking van het ego, de wens om me af te scheiden en mijn broeder te doden, moet nu gezien worden om te kunnen genezen. Als ik dat kan toelaten vindt er onmiddellijk genezing plaats. Als ik schuld naar het heden breng, ontmoet ze de Heilige Geest en de Verzoening, want dat is het enige wat er in het heden aanwezig is. Hier verdwijnt de schuld en bestaat niet meer, want schuld kan niet bestaan in de aanwezigheid van de Verzoening, zoals duisternis niet kan bestaan in het licht.
Wanneer ik iets anders in mijn broeders zie dan totale onschuld, verberg ik schuld in mijzelf. Er is geen andere schuld dan die van mezelf. En als ik dat zie, zie ik dat er helemaal geen schuld is.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERELD”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Denk aan iemand die je veroordeeld hebt of niet hebt gewaardeerd en zeg tegen deze persoon:
“[Naam], zonder jou te vergeven blijf ik blind.
Laat me naar je kijken met ogen die nu open zijn.
Jouw beminnelijkheid weerspiegelt de mijne. Jouw zondeloosheid is de mijne.
Jij bent vergeven en ik met jou.”
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de wereld”- tekst.
Wat is de wereld 7:
Deel 7: WdII.3.4:1-2
1. De wereld is onjuiste waarneming. Ze is uit dwaling voortgekomen en heeft haar bron niet verlaten. Ze zal niet langer blijven bestaan dan de gedachte die haar heeft voortgebracht wordt gekoesterd. Wanneer de gedachte van afgescheidenheid gewijzigd is in een van ware vergeving, zal de wereld in een heel ander licht worden gezien, een dat tot de waarheid leidt, waarin heel de wereld met al haar dwalingen zal verdwijnen. Nu is haar bron verdwenen en zijn haar gevolgen dat eveneens.
2. De wereld werd gemaakt als een aanval op God. Ze symboliseert angst. En wat is angst anders dan de afwezigheid van liefde? De wereld was aldus bedoeld als een plaats waar God niet binnen kon gaan en waar Zijn Zoon van Hem gescheiden kon zijn. Hier werd waarneming geboren, want kennis zou dergelijke waanzinnige gedachten niet kunnen voortbrengen. Maar ogen bedriegen en oren horen onjuist. Nu worden vergissingen alleszins mogelijk, omdat er geen zekerheid meer is.
3. In plaats daarvan zijn de mechanismen van illusie ontstaan. En die gaan nu vinden wat hun gegeven werd te zoeken. Hun oogmerk is te beantwoorden aan het doel waartoe de wereld werd gemaakt om daarvan te getuigen en dat tot werkelijkheid te maken. Zij zien in haar illusies niets dan een solide basis waarin waarheid bestaat, instandgehouden los van leugens. Maar alles waarvan ze melding maken is slechts een illusie die gescheiden wordt gehouden van de waarheid.
"Waar het zien werd gemaakt om van de waarheid weg te leiden, kan het ook opnieuw worden gericht. Geluiden worden de roep om God, en aan alle waarneming kan een nieuw doel worden gegeven door Degene die God als Verlosser van de wereld heeft aangesteld."
Volg Zijn licht en zie de wereld zoals Hij die beziet. Hoor alleen Zijn Stem in alles wat tot jou spreekt. En laat Hij jou de vrede en zekerheid schenken die jij hebt weggegooid, maar die de Hemel voor jou in Hem heeft bewaard.
5. Laten we niet voldaan rusten voordat de wereld zich bij onze veranderde waarneming aangesloten heeft. Laten we niet tevreden zijn voordat vergeving totaal is gemaakt. En laten we niet proberen onze functie te wijzigen. Wij moeten de wereld verlossen. Want wij die haar gemaakt hebben, moeten haar door de ogen van Christus zien, opdat wat gemaakt was om te sterven tot eeuwig leven kan worden hersteld.
Waar het zien werd gemaakt om van de waarheid weg te leiden, kan het ook opnieuw worden gericht (4:1).
Het doel waarvoor het ego waarneming gebruikt, kan vervangen worden door een nieuw doel: dat van de Heilige Geest:
Toch hebben we geleerd dat de Heilige Geest voor alle illusies die jij gemaakt hebt een andere toepassing heeft, en daarom ziet Hij er een ander doel in (WdI.64.2:2).
De Heilige Geest leert jou wat het ego gemaakt heeft te benutten om het tegenovergestelde te onderwijzen van wat het ego heeft ‘geleerd’ (T7. IV.3:3).
De Heilige Geest leert ons dus onze ogen en oren te gebruiken om, in plaats van afscheiding en de afwezigheid van God, eenheid te zien en Zijn Aanwezigheid in alles.
Geluiden worden de roep om God, en aan alle waarneming kan een nieuw doel worden gegeven door Degene die God als Verlosser van de wereld heeft aangesteld (4:2).
Aangezien onze ogen werden gemaakt om vergissingen te zien, denken we misschien dat ze nutteloos zijn. Maar de Heilige Geest kan alles gebruiken wat het ego heeft gemaakt. Hij gebruikt ons lichaam als communicatiemiddel. Hij gebruikt onze speciale relaties om ons vergeving en liefde en eenheid te leren. Hij gebruikt ons vermogen om te leren (om vergissingen te leren) om ons de waarheid te onderwijzen. Hij gebruikt de hele wereld als een klaslokaal voor vergeving en als een weerspiegeling van de Hemel. Alles wat het ego heeft gedaan kan door de Heilige Geest gebruikt worden. Uiteindelijk is er dus geen enkel verlies, omdat alle producten van het ego door de Heilige Geest voor Zijn eigen doel worden “gerecycled”.