Les 324

(20 november)

Ik volg slechts, want ik wil niet de leiding.

1. Vader, U bent Degene die mij het plan voor mijn verlossing hebt gegeven. U hebt de weg bepaald die ik heb te gaan, de rol die ik op me heb te nemen en elke stap op het mij aangewezen pad. Ik kan de weg niet kwijtraken. Ik kan er slechts voor kiezen een tijdje af te dwalen, om dan terug te keren. Uw liefderijke Stem zal me altijd terugroepen en mijn voeten de goede kant op leiden. Mijn broeders kunnen allen de weg volgen die ik hun voorga. Maar ik volg slechts op de weg naar U toe, zoals U die mij wijst en wil laten gaan.

 

2. Laten we dus Iemand volgen die de weg kent. We hoeven niet te talmen en we kunnen niet afdwalen van Zijn liefdevolle Hand voor langer dan een ogenblik. We gaan samen onze weg, want we volgen Hem. En Hij is het die de afloop zeker stelt en een veilige thuiskomst waarborgt.


Toelichting:

Een groot deel van de leerweg van de Cursus bestaat uit het leren volgen van onze innerlijke leiding. Die leiding is de Stem namens God, de Heilige Geest. Hij is deel van onszelf en deel van God. In feite is dit hetzelfde, maar omdat wij onszelf als afgescheiden zien, ervaren we die Stem als een afzonderlijke stem, die ons terugroept naar huis:

 

Uw liefderijke Stem zal me altijd terugroepen en mijn voeten de goede kant op leiden (1:5).

 

Vader, ik moet leren dat ik niet alléén ben, dat U de weg hebt bepaald die ik gaan moet, “en elke stap op het mij aangewezen pad” (1:2). Les 321 herinnerde mij eraan:

 

Want ik heb de weg die tot mijn vrijheid leidt noch gemaakt, noch begrepen (WdII.321.1:4).

 

U hebt de weg bepaald en de Heilige Geest is de Stem die namens U spreekt. “Laten we dus Iemand volgen die de weg kent” (2:1). Wat een opluchting om Iemand te hebben die ik kan vertrouwen! Wat een geruststelling om te weten dat ik een Gids heb die elk detail kent van het pad dat door een donkere jungle met vele verwarrende zijwegen voert. Daardoor kan ik de weg niet kwijtraken (1:3).

 

Vandaag wil ik mij herinneren dat elke stap van mijn reis door U is bepaald. Als ik samen met U terugkijk weet ik dat dit waar is. Alles werkte perfect samen om mij te brengen waar ik nu ben. Zelfs mijn omzwervingen waren volmaakt ontworpen om mij de onwaarheid te leren van de illusies die ik volgde. Wat mij verder van U af leek te voeren, bleken lessen te zijn die me dichter bij huis brachten en daar ben ik U dankbaar voor. Ik kan nu vol vertrouwen naar de toekomst kijken omdat ik weet dat ik de weg niet kwijt kan raken. Elke persoon, elke gebeurtenis en elke omstandigheid in mijn leven zal, als ik er vanuit visie naar kijk, een stap verder huiswaarts zijn, een middel om mijn weg naar U terug te vinden.

 

Als ik vandaag afdwaal, breng me dan terug, Vader. Ik dank U voor de gezegende opluchting om te weten dat ik het niet allemaal alléén hoef uit te zoeken. Het is al voor me uitgezocht. Ik kan de dag laten komen zoals hij komt, in het vertrouwen dat alles perfect bepaald is door U, zodat de herinnering van U zo snel mogelijk in me kan dagen.

 

Ik wil niet de leiding”. Ik wil geen leider van anderen zijn. Ik ken de weg voor mezelf niet eens, hoe zou ik die dan kunnen weten voor anderen? Sommige van mijn broeders volgen mij, in feite stuurt U ze voor dat doel naar me toe. Maar alles wat ik doe is Uw Stem volgen; als iemand mij op dit pad volgt, volgt hij niet mij, maar U. Laat ik hen daar altijd aan herinneren en niemand afhankelijk van mij maken.

 

We kunnen niet afdwalen van Zijn liefdevolle Hand voor langer dan een ogenblik (2:2).

 

Voor Jezus zijn zes miljard jaar niet meer dan een “nietig tikje tijd” (T26.V.3:5), dus niets in vergelijking met de eeuwigheid; zo weinig “dat niet één noot in het lied van de Hemel werd gemist” (T26.V.5:4). Wij hebben het gevoel dat we soms veel langer afdwalen dan een ogenblik, maar het “nietig tikje tijd” is hetzelfde als nul. De eeuwigheid is oneindig en daarmee vergeleken is tijd letterlijk niets. De tijd die we besteden aan omzwervingen, die voor ons zo lang lijkt te zijn, is niet meer dan een ogenblik, een oneindig klein deeltje van niets, een fragment van een droom. We kunnen het vergelijken met onze nachtelijke dromen, die uren of zelfs dagen lijken te duren, terwijl ze werkelijkheid slechts enkele seconden in beslag nemen. En dat is alles wat tijd is:

 

Tijd is een kunstgreep, een goocheltoer, een immense illusie waarin figuren als bij toverslag komen en gaan. Toch zit er een plan achter alle verschijningsvormen dat niet verandert. Het draaiboek is geschreven (WdI.158.4:1-3).

 

Er zit een plan achter alle verschijningsvormen en daar kan ik op vertrouwen. Als ik op de Heilige Geest vertrouw weet ik dat de afloop vaststaat. Hij waarborgt een veilige thuiskomst (2:4). Hoe onzeker en verward ik mij ook voel, het kan niet misgaan. Ik heb een perfecte Gids en Hij blijft bij me tot ik het einde van de reis bereik en me weer in mijn Vaders armen laat vallen. “Ik volg slechts, want ik wil niet de leiding.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE SCHEPPING”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de schepping”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de schepping”- tekst.

Wat is de schepping  4:

Deel 4: WdII.11.2:4

 

1. De schepping is de som van al Gods Gedachten, oneindig in getal en overal totaal zonder beperkingen. Alleen liefde schept, en alleen als zichzelf. Er is geen tijd geweest waarin al wat zij geschapen heeft er niet was. Noch zal er een tijd zijn waarin wat zij ook schiep enig verlies lijdt. Voor eeuwig en altijd zijn Gods Gedachten precies zoals ze waren en zoals ze zijn, onveranderd door de tijd heen en nadat de tijd voorbij is.

 

2. Aan Gods Gedachten is alle macht gegeven die hun eigen Schepper heeft. Want Hij wil aan liefde toevoegen door haar uit te breiden. Zo heeft Zijn Zoon deel aan de schepping en moet hij daarom delen in de macht om te scheppen.

 

"Wat God gewild heeft dat voor eeuwig Eén is zal nog Eén zijn wanneer de tijd is gedaan; en het zal door de loop der tijden niet worden veranderd, en blijven zoals het was voor de gedachte aan tijd begon."

 

3. De schepping is het tegendeel van alle illusies, want de schepping is de waarheid. De schepping is de heilige Zoon van God, want in de schepping is Zijn Wil in ieder aspect compleet, ervoor zorgend dat elk deel het geheel bevat. Haar eenheid is voor eeuwig als onschendbaar gewaarborgd, blijft eeuwig in Zijn heilige Wil bewaard, buiten elke mogelijkheid tot schade, scheiding, onvolmaaktheid, en buiten enige smet op haar zondeloosheid.

 

4. Wij zijn de schepping, wij de Zonen van God. We lijken elk apart te zijn en ons niet bewust van onze eeuwige eenheid met Hem. Maar achter al onze twijfels, voorbij al onze angsten is nog altijd zekerheid. Want liefde blijft bij al haar Gedachten, terwijl haar zekerheid de hunne is. De Godsherinnering is in onze heilige denkgeest, die zijn eenheid en verbondenheid met zijn Schepper kent. Laat onze functie erin bestaan alleen deze herinnering terug te doen keren, alleen Gods Wil op aarde te laten geschieden, alleen onze innerlijke gezondheid weer terug te vinden en slechts te zijn zoals God ons geschapen heeft.

 

5. Onze Vader roept ons. We horen Zijn Stem en we vergeven de schepping in de Naam van haar Schepper, de Heiligheid zelf, wiens Heiligheid gedeeld wordt door Zijn eigen schepping, wiens Heiligheid nog altijd deel is van ons.

 

 

God heeft gewild dat de hele schepping één is. En daarom is ze één. De tijd kan op geen enkele manier veranderen wat God geschapen heeft. Tijd en verandering lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn: verandering kenmerkt het voorbijgaan van de tijd en het lijkt onmogelijk dat de tijd voorbijgaat zonder verandering. Gods schepping kan echter niet veranderen, omdat ze buiten het bereik van de tijd ligt. Tijd is niets anders dan een illusie, een droom waarin verandering mogelijk is.

 

Wat wij samen zijn, als Zoon van God, bestond vóór de tijd werd bedacht, bestaat gedurende de schijnbare loop der tijden en zal nog steeds als één bestaan wanneer het idee van tijd voorbij is. De Zoon van God wordt evenmin beïnvloed door wat er in de tijd lijkt te gebeuren, als de zon wordt beïnvloed wanneer ik enkele van haar stralen vang in een vergrootglas en hun pad doe afbuigen, of de oceaan wordt beïnvloed wanneer een kind een stok in het water gooit. Met andere woorden: in het geheel niet. Dat is de macht van de schepping. Ze is onveranderlijk – en daarom ben ik onveranderlijk.

 

Jouw Zelf straalt in deze heilige vreugde, voor eeuwig en altijd onveranderd, onveranderlijk, onveranderbaar (WdI.190.6:5).