Les 156

(5 juni)

Ik ga met God in volmaakte heiligheid.

1. Het idee van vandaag stelt slechts de eenvoudige waarheid vast die de gedachte aan zonde onmogelijk maakt. Het belooft dat schuld geen oorzaak heeft, en daarom niet bestaat. Dit volgt stellig uit de basisgedachte die in het tekstboek zo vaak wordt vermeld: ideeën verlaten niet hun bron. Als dit waar is, hoe kun jij dan los van God staan? Hoe zou jij, alleen en gescheiden van jouw Bron, door de wereld kunnen gaan?

 

2. We zijn niet inconsequent in de gedachten die we in ons leerplan presenteren. De waarheid moet door en door waar zijn, wil ze waar zijn. Ze kan zichzelf niet tegenspreken, noch in bepaalde delen onzeker en in andere zeker zijn. Jij kunt niet los van God door de wereld gaan, omdat jij zonder Hem niet kunt bestaan. Hij is dat wat jouw leven is. Waar jij bent, is Hij. Er is één leven. Dat leven deel jij met Hem. Niets kan losstaan van Hem en desondanks leven.

 

3. Maar waar Hij is, moet zowel heiligheid als leven zijn. Er is geen eigenschap van Hem die niet wordt gedeeld door alles wat leeft. Wat leeft is heilig zoals Hijzelf, want wat Zijn leven deelt, maakt deel uit van Heiligheid en kan net zomin zondig zijn als de zon kan besluiten van ijs te zijn, de zee kan kiezen los van water te bestaan, of het gras te groeien met zijn wortels zwevend in de lucht.

 

4. Er is een licht in jou dat niet kan doven, waarvan de aanwezigheid zo heilig is dat de wereld wordt geheiligd vanwege jou. Al wat leeft brengt jou geschenken en legt ze in dankbaarheid en vreugde aan je voeten neer. De geur van bloemen is hun geschenk aan jou. De golven buigen zich voor je, en de bomen strekken hun armen uit om je tegen de hitte te beschutten en leggen hun bladeren vóór je op de grond opdat je op een zacht tapijt zult wandelen, terwijl de wind zakt tot een gefluister rond jouw heilig hoofd.

 

5. Het licht in jou is wat het universum verlangt te zien. Alle levende wezens zijn stil in jouw aanwezigheid, want ze herkennen Wie jou vergezelt. Het licht dat jij draagt is dat van hen. En zo zien ze in jou hun eigen heiligheid, en groeten jou als verlosser en als God. Aanvaard hun verering, want die is verschuldigd aan de Heiligheid Zelf die jou vergezelt, terwijl ze in Haar milde licht alle wezens tot Haar gelijkenis en Haar zuiverheid transformeert.

 

6. Dit is de manier waarop verlossing werkt. Als jij een stap terugdoet, treedt het licht in jou naar voren en omgeeft de wereld. Het kondigt niet het eind van zonde aan in straf en dood. Zonde verdwijnt in lichtheid en gelach, omdat haar grillige absurditeit wordt gezien. Het is een dwaze gedachte, een onnozele droom, niet beangstigend, lachwekkend misschien, maar wie wil ook maar een moment verspillen aan zo’n zinloze gril terwijl hij God Zelf benadert?

 

7. Toch heb jij aan precies deze dwaze gedachte vele, vele jaren verspild. Het verleden met al zijn fantasieën is voorbij. Ze houden je niet langer gebonden. De nadering tot God is nabij. En in de kleine tussenpoos van twijfel die nog rest, verlies jij misschien je Metgezel uit het oog en verwar je Hem met de zinloze, oeroude droom die nu voorbij is.

 

8. ‘Wie vergezelt mij?’ Deze vraag moet duizend keer per dag worden gesteld, tot zekerheid een eind aan twijfel heeft gemaakt en vrede tot stand heeft gebracht. Laat vandaag twijfel ophouden. God spreekt voor jou en geeft met deze woorden antwoord op jouw vraag:

 

Ik ga met God in volmaakte heiligheid. Ik verlicht de wereld, ik verlicht mijn denkgeest en alle denkgeesten die God als één met mij geschapen heeft.


Toelichting:

Ideeën verlaten niet hun bron (1:3).

 

Wanneer ik iets denk, blijft die gedachte bij mij. Het wordt niet een losstaand iets, apart van mij. Ik ben een Gedachte van God, daarom kan ik onmogelijk los van Hem bestaan. Ik dacht dat ik afgescheiden was van God en vaak denk en gedraag ik mij alsof dat inderdaad zo is. Maar het is niet zo, dat kan niet. Het is onmogelijk afgescheiden te zijn van God. God is Zijn, Hij is Bestaan. Wat er ook bestaat, het bestaat in Hem. Hij is Leven. Wat er ook leeft, het leeft in Hem.

 

Hij is dat wat jouw leven is. Waar jij bent, is Hij. Er is één leven. Dat leven deel jij met Hem. Niets kan losstaan van Hem en desondanks leven (2:5-9).

 

God is ook heilig. Als God heilig is en ik ben in Hem, dan ben ook ik heilig. “Wat leeft is heilig zoals Hijzelf” (3:3). Daarom ga ik met God in volmaakte heiligheid. Ik kan “net zomin zondig zijn als de zon kan besluiten van ijs te zijn” (3:3). Dit is geen ijdele hoop, het is een feit. Het is de waarheid over mij en jou en over iedereen die leeft. We hebben onszelf echter geleerd dat deze waarheid niet waar is. Het is fascinerend om te merken hoeveel tegengestelde gedachten bij me opkomen als ik het idee van vandaag herhaal. Het kan behulpzaam zijn om het idee tien keer (of vaker...) op te schrijven en in een kolom daarnaast je reacties daarop. Dan krijg je waarschijnlijk zoiets als dit:

 

Ik ga met God in volmaakte heiligheid...

  • Ik ben helemaal niet heilig.
  • Ik heb nog een hele weg te gaan voordat ik heilig ben.
  • Ik vind het niet prettig om heilig genoemd te worden.
  • Ik ga/loop meestal alleen.
  • Enzovoort...

 

Een dergelijke oefening brengt de gedachten aan het licht die mijn denkeest domineren en het idee van vandaag tegenspreken. Deze muur van negatieve gedachten blokkeert het licht in mij. Elk ervan is de een of andere vorm van het idee dat ik een zondaar ben, wat ik waarschijnlijk heftig zou ontkennen als mij ernaar gevraagd werd. Maar de gedachten komen “spontaan” bij me op, als reactie op het idee dat ik in volmaakte heiligheid ga met God.

 

Waar komen ze vandaan?

Van een zorgvuldige training door het ego, een zeer effectieve hersenspoeling, die zo goed is uitgevoerd dat ik me niet eens realiseer dat mijn denkgeest is geprogrammeerd.

Geloof ik dat ik een zondaar ben? Je hebt vele, vele jaren verspild aan precies deze dwaze gedachte zegt deze les (7:1). Ja, dat heb ik inderdaad. Maar als ik mij bewust word van deze negatieve gedachten over mezelf kan ik ze loslaten, een stapje terug doen en ophouden mezelf te beschuldigen.

En dan:

 

Als jij een stap terugdoet, treedt het licht in jou naar voren en omgeeft de wereld (6:2).

 

Deze les beveelt een contra-programmering aan om de programmering van het ego ongedaan te maken. Ze adviseert ons “duizend keer per dag” aan onszelf te vragen: “Wie vergezelt mij?”(8:1) en deze vraag te beantwoorden door naar de Stem namens God te luisteren die zegt:

 

Ik ga met God in volmaakte heiligheid. Ik verlicht de wereld, ik verlicht mijn denkgeest en alle denkgeesten die God als één met mij geschapen heeft (8:5-6).

 

We verwerven geen zekerheid over onze heiligheid door het idee van vandaag een enkele keer te herhalen. We hebben duizenden herhalingen nodig. We moeten het herhalen tot we er zeker van zijn. Als we “duizend keer herhalen” letterlijk nemen en zestien uur per dag wakker zijn, zullen we de woorden iets vaker dan één keer per minuut uit moeten spreken. Dat zijn heel wat herhalingen!

 

Vandaag wil ik de “grillige absurditeit” (6:4) van het idee van zonde zien en om dat idee lachen! Ik wil de prachtige leer van de Cursus in me opnemen, die zegt dat zonde “een dwaze gedachte” is, “een onnozele droom, niet beangstigend, lachwekkend misschien” (6:5). Ik wil het wonder van de woorden: “Ik ga met God in volmaakte heiligheid” over me heen laten komen.


Oefeninstructies:

DOEL

Herprogrammeren van de denkgeest door de Heilige Geest, om de programmering van het ego ongedaan te maken.

 

OEFENING

’s Morgens en ’s avonds, minimaal vijf minuten en in het ideale geval dertig minuten of meer.

 

Hoewel we geen instructies ontvangen voor onze oefenperioden, wordt ons wel verteld hoe we vandaag over het algemeen moeten oefenen. Voordat we dit pad betraden zwierven we rond in de onbewuste overtuiging dat we alléén waren en uitsluitend vergezeld werden door onze zondigheid. We sleepten de zware last met ons mee van wat we meenden gedaan te hebben.

 

Toen we dit pad opgingen, openden we onze denkgeest voor het idee dat God met ons meeloopt, dat Zijn Wezen onscheidbaar met het onze verbonden is en dat we daarom heiligheid in ons meedragen in plaats van zondigheid.

 

Nu hebben we een gespleten denkgeest: een deel dat gelooft dat we alléén en in zondigheid onze weg gaan, en een deel dat gelooft dat we in volmaakte heiligheid met God gaan. Daarom vragen we tijdens onze oefening van vandaag: “Wie vergezelt mij?” (8:1). Dat wil zeggen: God of zonde? Als we deze vraag stellen moeten we ons realiseren dat dit een echte vraag is, we zijn nog niet zeker van het antwoord. En vervolgens moeten we antwoorden: “Ik ga met God in volmaakte heiligheid. Ik verlicht de wereld, ik verlicht mijn denkgeest en alle denkgeesten die God als één met mij geschapen heeft”.

 

Als we deze woorden uitspreken moeten we ons ervan bewust zijn dat het niet onze eigen woorden zijn waarmee we de vraag beantwoorden. Het zijn de woorden die God ons heeft gegeven en waarmee Hij onze vraag voor ons beantwoordt (8:4). Wanneer we dit antwoord oprecht kunnen omarmen zal het licht van onze heiligheid voor iedereen zichtbaar zijn. Zoals alinea 4 zegt zullen zelfs de bloemen, de golven, de bomen en de wind op ons reageren alsof we van koninklijke bloede zijn ze buigen voor ons, leggen een tapijt voor ons neer, beschermen ons tegen de hitte en vullen de lucht met een zoete geur – omdat ze de hemelse Koning waarnemen die ons vergezelt.

 

HERHALINGEN

Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.

 

  • Stel de vraag: “Wie vergezelt mij [God of zonde]?” En antwoord met de woorden: “Ik ga met God in volmaakte heiligheid. Ik verlicht de wereld, ik verlicht mijn denkgeest en alle denkgeesten die God als één met mij geschapen heeft”.
  • Bedank God omdat Hij je in het afgelopen uur heeft vergezeld. Misschien waren er gebeurtenissen waaruit duidelijk bleek dat Hij bij je was.
  • Vraag Hem tenslotte om Zijn leiding in het komende uur; waarheen Hij wil dat je gaat en wat Hij wil dat je doet.

 

SUGGESTIE

Je kunt proberen om de vraag: “Wie vergezelt mij?” en het antwoord: “Ik ga met God” meerdere keren per uur te herhalen. Deze les zegt dat dit duizend keer per dag moeten worden herhaald (8:2), wat ongeveer hetzelfde is als één keer per minuut. Dit aantal is voor ons waarschijnlijk niet haalbaar, maar we zullen evengoed veel profijt hebben van een herhaling enkele keren per uur.