Les 229

(17 augustus)

Liefde, die mij geschapen heeft,

is wat ik ben.

1. Ik zoek mijn eigen Identiteit en vind die in deze woorden: ‘Liefde, die mij geschapen heeft, is wat ik ben.’ Nu hoef ik niet meer te zoeken. Liefde heeft gezegevierd. Zo kalm heeft Ze op mijn thuiskomst gewacht, dat ik me niet langer van het heilig gelaat van Christus af zal wenden. En wat ik zie, bevestigt de waarheid van de Identiteit die ik probeerde kwijt te raken, maar die mijn Vader veilig voor mij heeft bewaard.

 

2. Vader, ik dank U voor wat ik ben, dat U mijn Identiteit onaangetast en vrij van zonden hebt bewaard, te midden van alle zondegedachten die mijn dwaze denkgeest verzonnen heeft. En ik dank U dat U me daarvan hebt verlost. Amen.


Toelichting:

Veel lessen van deel II van het Werkboek lijken een staat van zijn uit te drukken die verder reikt dan waar ik ben. In werkelijkheid drukken ze echter mijn ware staat van zijn uit, de staat van mijn juist gerichte denkgeest. Deze staat van zijn kunnen we bereiken in het heilig ogenblik. Het is geen toekomstige zijnstoestand, een deel van mijn denkgeest weet en gelooft het al. Dit deel leidt me naar huis. “Nu hoef ik niet meer te zoeken”(1:2) is de waarheid. Het deel van mijn denkgeest dat dit betwijfelt en ontkent, is niet werkelijk.

 

Liefde is wat ik ben, ze is mijn Identiteit. Als ik eerlijk kijk naar wat ik in plaats daarvan denk te zijn, kan ik ontdekken wat Liefde niet is en ware Liefde leren kennen.

 

Liefde wordt niet geleerd. Haar betekenis ligt in haarzelf. En jouw leren eindigt wanneer je hebt ingezien wat ze allemaal niet is. Dat is de belemmering; dat is wat ongedaan moet worden gemaakt (T18.IX.12:1-4).

 

Liefde wacht op me: “Zo kalm heeft Ze op mijn thuiskomst gewacht” (1:4). Liefde is kalm omdat dit het effect van vergeving is, ze “is stil en doet in alle rust niets” (WdII.1.4:1). Mijn eigen Liefde wacht erop mij alles te vergeven wat ik denk gedaan te hebben, alles wat ik dacht te zijn behalve Liefde. Ik probeerde mijn Identiteit kwijt te raken (1:5), maar God heeft deze voor mij bewaard, in mijzelf, als mijzelf. “Te midden van alle zondegedachten die mijn dwaze denkgeest verzonnen heeft”, heeft mijn Vader mijn Identiteit bewaard, “onaangetast en vrij van zonden” (2:1). Naar die Identiteit wil ik nu terugkeren. Ik wil mijn dankbaarheid uitdrukken naar God omdat ik deze Identiteit nooit verloren heb, ook niet als ik zelf dacht te weten wat ik was. Ik kan niet iets anders zijn dan zoals God mij geschapen heeft. “Liefde, die mij geschapen heeft, is wat ik ben”.

 

In mijn hart, in mijn denkgeest, in de stille en rustige kern van mijn wezen, ligt alles waar ik ooit naar heb gezocht. Dat wil ik mij nu herinneren.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

 

LEZEN VAN DE “WAT IS VERGEVING”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is vergeving”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Als je het idee van vandaag herhaalt, kun je dat eventueel doen in de geest van de eerste alinea. Dit idee betekent het eind van al je zoeken. Je hebt gezocht naar een antwoord op de vraag: “Wie ben ik”? En hier, in dit idee, vind je het antwoord. Probeer het in die geest te herhalen.

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is vergeving”- tekst.

Wat is vergeving 9:

Deel 9: WdII.1.5:1-2

 

1. Vergeving ziet in dat wat jij dacht dat je broeder jou heeft aangedaan, niet heeft plaatsgevonden. Wat ze niet doet is: zonden kwijtschelden en ze werkelijk maken. Ze ziet dat er geen zonde is geweest. En in die zienswijze zijn al jouw zonden vergeven. Wat is zonde anders dan een onjuist idee omtrent Gods Zoon? Vergeving ziet eenvoudig de onjuistheid daarvan en laat het daarom los. Wat dan vrij is om nu de plaats daarvan in te nemen, is de Wil van God.

 

2. Een niet-vergevende gedachte is er een die een oordeel velt dat ze niet in twijfel trekt, ook al is het niet waar. De denkgeest is gesloten en zal niet worden bevrijd. De gedachte beschermt projectie en trekt haar ketenen strakker aan, zodat vervormingen meer versluierd en verborgen zijn, minder makkelijk toegankelijk voor twijfel en nog verder weggehouden van gezond verstand. Wat kan er komen tussen een starre projectie en het doel dat ze als haar gewenste bestemming gekozen heeft?

 

3. Een niet-vergevende gedachte doet vele dingen. In koortsachtige actie jaagt ze haar doel na, waarbij ze verwringt en omverwerpt wat ze als een doorkruising van haar gekozen pad beschouwt. Verdraaiing is haar doel en tevens het middel waarmee ze dat tot stand wil brengen. Ze doet woeste pogingen de werkelijkheid te vermorzelen, zonder zich ook maar enigszins te bekommeren om wat haar gezichtspunt lijkt tegen te spreken.

 

4. Vergeving daarentegen is stil en doet in alle rust niets. Ze schendt geen enkel aspect van de werkelijkheid, en probeert die evenmin te verdraaien tot een verschijningsvorm die haar aanstaat. Ze kijkt alleen, en wacht, en oordeelt niet. Wie niet wil vergeven, moet wel oordelen, want hij moet zijn onvermogen om te vergeven rechtvaardigen. Maar wie zichzelf vergeven wil, moet leren de waarheid te verwelkomen precies zoals die is.

 

"Doe daarom niets en laat vergeving je tonen wat jou te doen staat, via Hem die je Gids is, je Verlosser en Beschermer, sterk in hoop en zeker van jouw uiteindelijk succes. Hij heeft jou al vergeven, want dat is Zijn functie, Hem gegeven door God."

 

Nu moet jij Zijn functie delen en vergeven wie Hij heeft verlost, wiens zondeloosheid Hij ziet, en wie Hij eert als de Zoon van God.

 

 

Wat staat ons te doen, nu we geconfronteerd worden met het schrille contrast tussen vergeven en niet-vergeven?

Doe niets... (5:1).

 

We worden niet opgeroepen om iets te doen, we worden opgeroepen om op te houden met doen, omdat er niets is dat gedaan moet worden. Voor het ego betekent doen: oordelen, en daar moeten we mee ophouden. Het gevoel dat er iets gedaan moet worden is een oordeel dat bevestigt dat er iets ontbreekt in onszelf, maar er ontbreekt niets. Dat moeten we onthouden. Geloven dat er iets gedaan moet worden is een ontkenning van onze heelheid, die altijd intact is gebleven.

 

Laat vergeving je tonen wat jou te doen staat, via Hem die je Gids is” (5:1). Onszelf vergeven betekent: loslaten van het stuurwiel over ons leven, ophouden met proberen “de dingen beter te maken”, wat alleen maar zegt dat er iets verkeerd is.

 

Anderen vergeven betekent: ophouden met denken dat het onze taak is hen te corrigeren. De Heilige Geest is de enige die weet wat we moeten doen – als we al iets moeten doen – en Zijn leiding zal ons vaak verrassen. Er zal nog wel iets zijn wat we moeten “doen”, maar wij zijn niet degenen die bepalen wat dat is. Ons doen is vaak dodelijk, het dooft de geest in plaats van deze te bevestigen, het legt schuld op in plaats van deze weg te nemen.

 

De Heilige Geest is mijn Gids, mijn Verlosser en mijn Beschermer (5:1). Laat me in elke situatie, waarin ik in de verleiding kom om iets te doen, stoppen, mij realiseren dat mijn oordeel onbetrouwbaar is, het loslaten, en het in Zijn Handen leggen. Hij is sterk in hoop en zeker van mijn uiteindelijk succes (5:1). Hoe vaak ben ik zeker van mijn uiteindelijk succes, als ik mezelf of anderen veroordeel? Laat ik dus elke situatie overlaten aan de zorg van Degene die daar zeker van is. Hij zal me zeggen wat ik moet doen.

 

Hij heeft jou al vergeven, want dat is Zijn functie” (5:2).

Laat ik, elke keer als ik iets verschrikkelijks gedaan meen te hebben en dat aan Hem geef, eraan denken dat Hij me al vergeven heeft. Ik hoef niet bang te zijn om Zijn Tegenwoordigheid binnen te gaan. Zijn functie, de reden van Zijn bestaan, is mij vergeven. Niet om mij te veroordelen, niet om me te straffen, niet om mij het gevoel te geven dat ik slecht ben, maar om mij te vergeven. Waarom zou ik nog een ogenblik langer bij Hem wegblijven? Laat ik dankbaar in Zijn liefdevolle armen vallen en Hem horen zeggen: “Mijn broeder, wat je denkt is niet de waarheid” (WdI.134.7:5). Hij zal de woelige wateren van mijn geest tot rust brengen en me vrede geven.