Les 237
(25 augustus)
Nu wil ik zijn zoals God mij geschapen heeft.
1. Vandaag wil ik de waarheid over mezelf aanvaarden. Ik zal in heerlijkheid opstaan en het licht in me toestaan heel de dag door over de wereld te schijnen. Ik breng de wereld de tijding van verlossing die ik hoor wanneer God mijn Vader tot mij spreekt. En ik aanschouw de wereld die Christus mij wil laten zien, ervan bewust dat dit de bittere droom van de dood beëindigt, ervan bewust dat het mijn Vaders Roep is tot mij.
2. Christus is vandaag mijn ogen, en Hij is de oren die vandaag luisteren naar de Stem namens God. Vader, ik kom tot U door Hem die Uw Zoon is en tevens mijn ware Zelf. Amen.
Toelichting:
De lessen in Deel II gaan over het realiseren van Wie of Wat ik werkelijk ben:
Het werkboek is onderverdeeld in twee hoofdafdelingen: het eerste houdt zich bezig met het ongedaan maken van de manier waarop jij nu ziet, en het tweede met het verwerven van ware waarneming (WIn.3:1).
In dit tweede deel ligt de nadruk dus op ware waarneming. Er wordt aangenomen dat we ons op zijn minst bewust zijn geworden van het denksysteem van het ego, hoewel niet wordt verondersteld dat het ego volledig ongedaan is gemaakt. Als dat het geval zou zijn, zouden er geen lessen meer nodig zijn.
Wat we in deze laatste lessen doen, is het in praktijk brengen van de Cursus en deze toepassen in ons leven: “Nu wil ik zijn zoals God mij geschapen heeft”. Het doel is niet om de ideeën alleen maar te begrijpen en vervolgens op te slaan in de rubriek “Feiten: de menselijke natuur, de waarheid”, maar om de Zoon van God te zijn, door die waarheid naar ons bewustzijn te brengen en ernaar te leven.
“Ik zal in heerlijkheid opstaan” (1:2). Elke dag kan in heerlijkheid beginnen, stralend en helder. Heerlijkheid betekent volgens het woordenboek: zaligheid, glorie, pracht, grootheid, majesteit en verhevenheid. Geen woord dus dat we gemakkelijk met onszelf associëren. Maar vandaag kunnen we een poging doen ons bewust te zijn van onze heerlijkheid.
Ik ben een stralend wezen. Het licht van liefde en vreugde straalt van mij uit naar de wereld om deze te zegenen. In mijn stille tijd kan ik me dat voorstellen en me bewust zijn van mijn licht. En gedurende de dag kan ik het licht in me toestaan over de wereld te schijnen (1:2).
Ik breng de wereld de tijding van verlossing die ik hoor wanneer God mijn Vader tot mij spreekt (1:3).
Dit heeft meer te maken met zijn dan met doen. Het heeft meer te maken met stralen dan met spreken. We onderwijzen vrede door vredig te zijn, niet zozeer door erover te praten. Als ik vreugdevol, kalm en liefdevol ben en de mensen om me heen aanvaard zoals ze zijn, zal mijn houding meer zeggen dan woorden.
Vandaag wil ik op mijn werk en in mijn ontmoeting met anderen stralend zijn. Ik ben zoals God mij geschapen heeft, dus ik ben stralend. Ik hoef niets te doen om stralend te worden. Het enige wat nodig is, is alert zijn op gedachten die het licht in mij dimmen, en dan kiezen om anders te denken.
In zekere zin is dit een vervolg op een eerdere les, waarin we de Heilige Geest vroegen waar we heen moesten gaan, wat we moesten doen en wat we moesten zeggen. De nadruk ligt nu op wat we zijn. Zolang we handelen zoals God ons geschapen heeft en niet vanuit ons onafhankelijke zelf, maakt het niet uit waar we heen gaan, wat we doen en zeggen. Dan aanschouwen we de wereld die Christus ons wil laten zien, “ervan bewust dat het mijn Vaders Roep is tot mij” (1:4).
De wereld zien door de ogen van Christus kan een constante oproep worden om te zijn Wie ik ben, om Zijn Liefde te laten schijnen en uit te stralen en Zijn Antwoord te zijn aan de wereld.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
LEZEN VAN DE “WAT IS VERLOSSING”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is verlossing”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is verlossing”- tekst.
Wat is verlossing 7:
Deel 7: WdII.2.4:1
1. Verlossing is een belofte, gedaan door God, dat jij jouw weg naar Hem uiteindelijk zult vinden. Het kan niet anders of ze wordt gehouden. Ze garandeert dat er een eind komt aan de tijd, en dat alle gedachten die in de tijd zijn ontstaan eveneens een eind zullen nemen. Gods Woord is elke denkgeest gegeven die denkt dat hij afzonderlijke gedachten heeft, en zal deze conflictgedachten vervangen door de Vredesgedachte.
2. De Vredesgedachte werd Gods Zoon meteen gegeven zodra zijn denkgeest aan oorlog had gedacht. Voordien was er geen behoefte aan zo’n Gedachte, want vrede werd zonder tegendeel gegeven en wás gewoon. Maar wanneer de denkgeest gespleten is, is er behoefte aan genezing. Dus werd de Gedachte die het vermogen heeft de gespletenheid te genezen deel van elk fragment van de denkgeest, die nog altijd één was, maar zijn eenheid niet herkende. Nu kende hij zichzelf niet en dacht hij dat zijn eigen Identiteit verloren was.
3. Verlossing is ongedaan maken in die zin dat ze niets doet, en nalaat de wereld van dromen en boosaardigheid te steunen. Zo laat zij illusies los. Door die geen steun te geven laat zij ze enkel kalm tot stof vergaan. En wat zij verborgen hielden wordt nu geopenbaard: een altaar voor Gods heilige Naam waarop Zijn Woord geschreven staat, met de geschenken van jouw vergeving daarvoor neergelegd en de Godsherinnering niet ver daarachter.
"Laten we dagelijks deze heilige plaats bezoeken om er samen een tijdje te vertoeven."
Hier delen wij onze laatste droom. Het is een droom waarin geen verdriet schuilt, want hij doet ons heel de heerlijkheid vermoeden die ons door God gegeven werd. Het gras duwt zich door de bodem heen, de bomen botten nu en er zijn vogels in hun takken komen wonen. De aarde wordt in nieuw perspectief herboren. De nacht is voorbij en we zijn samengekomen in het licht.
5. Van hieruit schenken we verlossing aan de wereld, want hier werd verlossing ontvangen. Ons jubellied is de roep tot heel de wereld dat vrijheid is weergekeerd, dat de tijd bijna teneinde is, en dat Gods Zoon slechts een ogenblik hoeft te wachten tot hij zich zijn Vader weer herinnert, dromen voorbij zijn, de eeuwigheid de wereld weggeschenen heeft, en niets dan de Hemel nu bestaat.
Als het altaar voor God zich in mezelf bevindt, maar nog grotendeels verborgen blijft voor mijn bewustzijn, raadt de Cursus mij aan dagelijks deze heilige plaats te bezoeken (4:1). Dit is het oefenen van het heilig ogenblik, zoals het Tekstboek aanbeveelt (T15.II.5-6; T15.IV): even ophouden met wat we aan het doen zijn en, samen met Jezus, onze denkgeest naar die heilige plaats in onszelf brengen: “laten we dagelijks deze heilige plaats bezoeken om er samen een tijdje te vertoeven” (4:1, cursivering door auteur). Als je ervoor openstaat kun je deze zin opvatten als een uitnodiging van Jezus om elke dag, samen met hem, enige tijd door te brengen in Gods aanwezigheid. Wanneer je op de een of andere manier moeite hebt met de figuur van Jezus, stel je dan eventueel een andere spirituele gids voor, die je ware Zelf representeert. Ga samen met hem of haar de tempel binnen waar het altaar staat en breng enige tijd door in vereniging met God.
We moeten er dus een gewoonte van maken om onze denkgeest naar het heilig ogenblik te brengen, er aan denken dat Jezus (of de Heilige Geest) ons vergezelt en ons herinneren dat het altaar voor God, “waarop Zijn Woord geschreven staat” (3:4) zich in onszelf bevindt. Dat Woord is het Woord van de verlossing, de belofte dat we onze weg naar Hem uiteindelijk zullen vinden (1:1). Het is de Vredesgedachte die onze conflictgedachten vervangt. Op deze ontmoetingsplaats ervaren we de nooit onderbroken communicatie tussen God en ons. Hier baden we in de stroom van liefde die onophoudelijk heen en weer stroomt tussen de Vader en de Zoon.
Het Tekstboek beschrijft deze heilige ontmoetingsplaats als volgt:
Dit alles ligt veilig binnenin je, waar de Heilige Geest straalt. Hij straalt niet in verdeeldheid, maar in de ontmoetingsplaats waar God, verenigd met Zijn Zoon, tot Zijn Zoon spreekt via Hem. Communicatie tussen dat wat niet verdeeld kan zijn, kan geen einde nemen. De heilige ontmoetingsplaats van de ongescheiden Vader en Zijn Zoon, is in de Heilige Geest en in jou gelegen. Elke stoornis in de communicatie die God Zelf met Zijn Zoon wil hebben is hier volstrekt onmogelijk. Ongebroken en ononderbroken stroomt de liefde doorlopend tussen de Vader en de Zoon, zoals Beiden dat willen. En zo is het (T14.VIII.2:10-16).
En zo is het.... Dit wil ik dagelijks beseffen en ervaren, door naar deze heilige plaats te gaan. Hier breng ik mijn schuld en angst naar toe en leg ze voor het altaar neer, terwijl ik de Verzoening aanvaard voor mezelf. Hier hernieuwt mijn denkgeest het contact met zijn Bron. Hier herontdek ik de oneindige eenheid die de mijne is, mijn erfgoed als Gods Zoon. Hier verdwijnen mijn nachtmerries en adem ik de zuivere lucht in van de Hemel en mijn thuis.