Les 116

(26 april)

Voor de herhaling ‘s ochtends en ‘s avonds:

1.  (101) Gods Wil voor mij is volmaakt geluk.

 

Gods Wil is volmaakt geluk voor mij. Ik kan alleen maar lijden door het geloof dat er een andere wil is, los van de Zijne.

 

2.  (102) Ik deel Gods Wil dat ik gelukkig ben.

 

Ik deel mijn Vaders Wil voor mij, Zijn Zoon. Wat Hij mij heeft gegeven, is al wat ik wens. Wat Hij mij heeft gegeven, is al wat er is.

 

3.    Op het hele uur:

Gods Wil voor mij is volmaakt geluk.

 

Op het halve uur:

Ik deel Gods Wil dat ik gelukkig ben.


Toelichting:

Ergens in ons huist een duistere en verschrikkelijke mythe. Die mythe zegt dat Gods Wil lijden en opoffering betekent, het verlies van alles waar we van houden, het opgeven van alles wat ons dierbaar is, omwille van Zijn Koninkrijk. Gehoor geven aan Gods Wil is volgens deze mythe donker en vreugdeloos. Maar Gods Wil is geluk. Hoe zou Liefde iets anders voor ons kunnen willen? Ieder menselijk wezen wil dat degenen van wie we houden gelukkig zijn. Hoe hebben we ooit kunnen denken dat God, de volmaakte Geliefde, iets anders voor ons wil dan volmaakt geluk? Ons lijden moet dus afkomstig zijn van het geloof dat er een andere wil is die ons geluk wil vernietigen, een wil tegengesteld aan die van God. Misschien denken we heimelijk dat het onze eigen wil is en zo niet, dan heeft iets of iemand buiten ons het op ons voorzien. Maar er is geen andere wil. Er is geen kwaadwillende macht die ons tot doelwit van vernietiging maakt. Er is alleen God.

 

Ik deel Gods Wil dat ik gelukkig ben.

 

Ik ben niet ongeneeslijk zelfdestructief, met een duistere antipathie ten opzichte van God, het universum en mijzelf, die me onvermijdelijk de dood in jaagt. Mijn werkelijke wil is één met die van God, en ik wil geluk. “Ik wil dat er licht is”, zegt les 73. Zijn Wil is alles wat ik wil.

 

De Cursus spreekt vaak over het donkere fundament van het ego dat tot de dood leidt. De modder van dit fundament stroomt onze denkgeest binnen en vertroebelt en bevuilt onze ervaringen in deze wereld. Maar de Cursus laat ons niet zonder hoop achter. Hij brengt ons de boodschap dat het ego niet is wie we zijn, hoe werkelijk het ook lijkt te zijn. Het heeft geen macht over ons, het is een onjuist product van de denkgeest. En omdat we het zelf hebben gemaakt, kunnen we het weer ongedaan maken. Omdat we het zelf hebben gekozen, kunnen we een nieuwe keuze maken. Als we ophouden bang te zijn voor de donkere hoeken in onze denkgeest en ernaar kijken, zullen we zien dat ze geen substantie hebben. We kunnen er doorheen kijken, naar ons ware Zelf. Dan zullen we zien wat het donkere fundament van het ego al die tijd verborgen heeft gehouden: onze intense en vurige liefde voor God en de Zijne voor ons (T13.III.2:8). In het werkelijke fundament van ons wezen, wensen we wat God wenst, beminnen we wat God bemint en willen we wat God wil.

 

Vandaag rust ik in de gelukkige overtuiging dat aan de wortel van mijn bestaan een onweerstaanbaar streven naar de waarheid ligt. Misschien ervaar ik nu nog geen volmaakt geluk, maar dat zal gebeuren. Dat kan niet anders, omdat mijn hart het wil, samen met God. En er is niets dat dit in de weg staat, dat de werkelijkheid en macht heeft om dit tegen te houden.

 

Niets kan de verwezenlijking verhinderen van wat God verwezenlijkt wil zien. Wat ook jouw reacties op de Stem van de Heilige Geest mogen zijn, naar welke stem jij ook besluit te luisteren, welke vreemde gedachten er ook bij jou mogen opkomen, Gods Wil is geschied (T13.XI.5:3-4).

 

“Er bestaat geen enkele kans dat de Hemel niet jouw deel zal zijn, want God is zeker, en wat Hij wil is even zeker als Hij” (T13.XI.8:9).


Oefeninstructies:

DOEL

Een tweede kans om de laatste twintig lessen in praktijk te brengen. Dit zal je helpen om met vastere tred en een sterker vertrouwen verder te gaan (In.12:3).

 

OPMERKING

Probeer de onderstaande instructies zo nauwkeurig mogelijk op te volgen. Als je een oefenperiode mist – een lange of een korte – omdat het niet mogelijk is op de aangegeven tijdstippen te oefenen, belemmert dit je voortgang niet. Maak je daar dus geen zorgen over. Als je echter oefenperioden mist omdat je er niet de tijd voor neemt, vertraagt dit je voortgang wel. Je hebt ze gemist omdat je dacht dat andere dingen je meer op zouden leveren. Zodra je je herinnert dat je oefeningen je alles kunnen bieden (4:5), is het goed om meteen een oefening te doen, als een bevestiging dat verlossing je werkelijke doel is. Wees eerlijk tegen jezelf. Laat “Ik wil niet oefenen” niet doorgaan voor “Ik kan niet oefenen”. Leer onderscheid te maken tussen situaties die werkelijk ongeschikt zijn om te oefenen en situaties waarin je wel zou kunnen oefenen als je dat zou willen.

 

OEFENING

Twee keer, ’s morgens en ’s avonds, gedurende vijf minuten of langer. In het ideale geval zijn dit de eerste en de laatste vijf minuten van de dag.

 

  • Lees de twee ideeën van de dag en de daarbij behorende toelichtingen, en sla ze op in je geheugen.

  • Sluit je ogen en begin na te denken over deze beide ideeën. Laat op de volgende manier verwante gedachten bij je opkomen: Onderzoek je denkgeest op de behoeften, problemen en zorgen in je leven. Laat bij elk daarvan gedachten opkomen die verwant zijn aan de beide ideeën en pas deze toe op de bewuste behoefte, probleem of zorg. Met andere woorden: pas de ideeën creatief toe om de behoefte, het probleem of de zorg te verdrijven.

  • Laat dan de bewuste toepassing los, herhaal de ideeën en laat spontaan verwante gedachten bij je opkomen. Vertrouw daarbij op de natuurlijke wijsheid van je denkgeest, wat een belangrijk thema is in deze derde herhaling. Span je niet in, laat de gedachten vanzelf opkomen. Ze hoeven niet rechtstreeks verwant te zijn aan de ideeën, maar ze mogen er ook niet mee in strijd zijn. Als je gedachten afdwalen, of er niets meer bij je opkomt, herhaal de ideeën dan en probeer het opnieuw.

  • Als je dit hebt geprobeerd maar het voor jou niet werkt, kan de volgende, meer gestructureerde versie behulpzaam zijn:

 

 

  1. Laat een behoefte, probleem of zorg bij je opkomen en benoem dit concreet, bijvoorbeeld: “Ik zie mijn conflict met ..... (naam) als een probleem”.
  2. Herhaal één of beide ideeën van de dag. Bijvoorbeeld: “Ik ben geest”.
  3. Onderzoek, terwijl je dit doet, of er enig inzicht bij je opkomt met betrekking tot de behoefte, het probleem of de zorg waar je het idee op toepast. Bijvoorbeeld: “Als geest kan ik niet gekwetst worden. Ik ben volkomen onkwetsbaar”.
  4. Ga door met het op laten komen van dergelijke verwante gedachten, of ga verder met de volgende behoefte, probleem of zorg.

 

HERHALINGEN

Elk uur en elk half uur, gedurende een moment.

 

  • Herhaal de ideeën van de dag: het eerste op het volle uur, het tweede op het halve uur.
  • Sta je denkgeest toe om gedurende een moment te rusten in stilte en vrede.
  • Probeer het idee daarna in gedachten te houden, klaar om te gebruiken als antwoord op verleidingen.

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Herhaal het idee dat je het laatst hebt gebruikt zodra je vrede verstoord dreigt te raken. Door dit idee toe te passen op alles wat er die dag gebeurt maak je al die gebeurtenissen heilig.

 

OPMERKING

De korte oefenperioden (de herhalingen om het half uur) en het antwoord op verleidingen zijn even belangrijk als de lange oefenperioden. Door de herhalingen over te slaan pas je datgene, wat je in de ochtend- en avondoefening hebt geleerd, niet toe op je leven, waar je juist de geweldige uitwerking ervan kunt ervaren. Laat dit niet onbenut (10:1). Versterk het geleerde elk half uur en leg de ideeën daarna niet naast je neer (11:3). Houd ze klaar voor gebruik als antwoord op alle kleine verstoringen van je vrede. Op deze manier smeed je een ononderbroken keten van je lange oefenperioden naar alle dagelijkse beslommeringen.