Les 249

(6 september)

Vergeving maakt een eind aan alle lijden en verlies.

1. Vergeving schetst een beeld van een wereld waarin lijden voorbij is, verlies onmogelijk wordt en woede zinloos is. De aanval is opgehouden en de waanzin ten einde. Welk lijden is nu nog denkbaar? Welk verlies kan nog worden volgehouden? De wereld wordt een oord van vreugde, overvloed, naastenliefde en oneindig geven. Ze is nu zo verwant aan de Hemel dat ze snel wordt getransformeerd in het licht dat ze weerspiegelt. En zo komt de reis die de Zoon van God begonnen is ten einde in het licht waarvandaan hij kwam.

 

2. Vader, we willen onze denkgeest aan U teruggeven. We hebben die verraden, hem in een klem van bitterheid vastgezet en hem angst aangejaagd met gedachten over geweld en dood. Nu willen we opnieuw in U rusten, zoals U ons geschapen hebt.


Toelichting:

Niet-vergeven is pijnlijk. Het veroorzaakt het dichtslibben, verharden en bewapenen van het hart. Het doet pijn om iemand buiten mijn hart te sluiten. Vergeving beëindigt dat lijden, die pijn, dat verlies, die eenzaamheid. Toch is het niet gemakkelijk om dat te geloven. Het lijkt nog steeds of niet alle pijn te maken heeft met niet-vergeven. Maar toch is dat zo:

 

Het is zeker zo dat alle ellende er niet slechts als niet-vergeven uitziet. Maar dat is de inhoud achter de vorm (WdI.193.4:1-2).

 

Wanneer ik vergeef in de zin zoals de Cursus dit bedoelt: dat ik zie dat zonde niet bestaat, dat ik niet gekwetst ben en dat ik niets verloren heb, dan is woede zinloos (1:1). En als er geen woede is, is er geen aanval. Als vergeving – zowel het schenken als het ontvangen daarvan – aanvaard zou worden door de denkgeest die we met elkaar delen, zou er geen lijden en geen verlies meer zijn:

 

De wereld wordt een oord van vreugde, overvloed, naastenliefde en oneindig geven (1:5).

 

Zo zal ik de wereld zien, als ik kijk met de ogen van Christus. Jezus zag de wereld op deze manier, zelfs toen hij aan het kruis hing. Zijn hart bevatte niets anders dan “naastenliefde en oneindig geven” voor degenen die hem veroordeelden en spijkers door zijn handen sloegen. De werkelijke wereld zien betekent niet dat iedereen ineens getransformeerd wordt tot engelachtige wezens. Jezus zag de werkelijke wereld en werd evengoed gekruisigd. Maar hij leed geen pijn en geen verlies, omdat hij niet met zijn lichaam was geïdentificeerd. Hij wist dat het lichaam niet kon sterven omdat het nooit had geleefd, hij verloor zijn leven dus niet.

 

Zo is het ook voor ons. Het bereiken van de werkelijke wereld door middel van vergeving betekent niet dat de rest van ons leven over rozen zal gaan. Er zal weerstand zijn, er zullen mensen zijn die ons willen kwetsen, ons lichaam kan nog steeds ziek worden, dierbaren zullen nog steeds sterven, auto’s worden nog steeds gestolen, huizen zullen nog steeds afbranden, banen gaan nog steeds verloren. Maar de genezen denkgeest zal dit niet zien als verlies en zal geen pijn ervaren, in de wetenschap dat niets werkelijks bedreigd kan worden (TIn.2:2).

 

Ik geloof dat ook de fysieke weerspiegeling van de denkgeest verandert, wanneer we meer en meer vergeven en de denkgeest vrediger, liefdevoller, vrijgeviger, vriendelijker en barmhartiger wordt. De transformatie van de fysieke weerspiegeling is echter een bijkomend voordeel, niet het doel. Het is onze denkgeest die naar God terugkeert.

 

Wanneer de denkgeest dit verheven niveau van waarneming heeft bereikt, is de Hemel zeer dichtbij. De wereld wordt snel “getransformeerd in het licht dat ze weerspiegelt” (1:6).

 

Vandaag wil ik mijn denkgeest terug laten keren naar God. Ik wil mezelf bevrijden uit de greep van verbittering en mijn denkgeest verlossen van zijn angst voor geweld en dood. Vandaag wil ik rusten in God. Ik wil iedereen vergeven die mij lijkt te willen kwetsen, en mezelf daarmee bevrijden van lijden. Ik wil vandaag vrij zijn van alle lijden. Ik wil in vrede zijn.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERELD”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Ook dit idee kan specifiek worden toegepast. Denk aan iemand met wie je een probleem hebt en zeg: “Mijn vergeving van jou, [naam], maakt een eind aan alle lijden en verlies.

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de wereld”- tekst.

Wat is de wereld 9:

Deel 9: WdII.3.5:1-2

 

1. De wereld is onjuiste waarneming. Ze is uit dwaling voortgekomen en heeft haar bron niet verlaten. Ze zal niet langer blijven bestaan dan de gedachte die haar heeft voortgebracht wordt gekoesterd. Wanneer de gedachte van afgescheidenheid gewijzigd is in een van ware vergeving, zal de wereld in een heel ander licht worden gezien, een dat tot de waarheid leidt, waarin heel de wereld met al haar dwalingen zal verdwijnen. Nu is haar bron verdwenen en zijn haar gevolgen dat eveneens.

 

2. De wereld werd gemaakt als een aanval op God. Ze symboliseert angst. En wat is angst anders dan de afwezigheid van liefde? De wereld was aldus bedoeld als een plaats waar God niet binnen kon gaan en waar Zijn Zoon van Hem gescheiden kon zijn. Hier werd waarneming geboren, want kennis zou dergelijke waanzinnige gedachten niet kunnen voortbrengen. Maar ogen bedriegen en oren horen onjuist. Nu worden vergissingen alleszins mogelijk, omdat er geen zekerheid meer is.

 

3. In plaats daarvan zijn de mechanismen van illusie ontstaan. En die gaan nu vinden wat hun gegeven werd te zoeken. Hun oogmerk is te beantwoorden aan het doel waartoe de wereld werd gemaakt om daarvan te getuigen en dat tot werkelijkheid te maken. Zij zien in haar illusies niets dan een solide basis waarin waarheid bestaat, instandgehouden los van leugens. Maar alles waarvan ze melding maken is slechts een illusie die gescheiden wordt gehouden van de waarheid.

 

4. Waar het zien werd gemaakt om van de waarheid weg te leiden, kan het ook opnieuw worden gericht. Geluiden worden de roep om God, en aan alle waarneming kan een nieuw doel worden gegeven door Degene die God als Verlosser van de wereld heeft aangesteld. Volg Zijn licht en zie de wereld zoals Hij die beziet. Hoor alleen Zijn Stem in alles wat tot jou spreekt. En laat Hij jou de vrede en zekerheid schenken die jij hebt weggegooid, maar die de Hemel voor jou in Hem heeft bewaard.

 

"Laten we niet voldaan rusten voordat de wereld zich bij onze veranderde waarneming aangesloten heeft. Laten we niet tevreden zijn voordat vergeving totaal is gemaakt."

 

En laten we niet proberen onze functie te wijzigen. Wij moeten de wereld verlossen. Want wij die haar gemaakt hebben, moeten haar door de ogen van Christus zien, opdat wat gemaakt was om te sterven tot eeuwig leven kan worden hersteld.

 

 

Hoewel de Cursus zegt: “De wereld is onjuiste waarneming”, minacht hij de wereld niet. In tegendeel, Jezus zegt tegen ons:

 

Laten we niet voldaan rusten voordat de wereld zich bij onze veranderde waarneming aangesloten heeft (5:1).

 

We moeten de wereld niet de rug toekeren, zijn stof van onze schoenen schudden en weglopen. In feite kunnen we dat niet eens, zelfs als we het zouden willen, omdat de wereld een deel van onszelf is: onze schuld, de delen van onszelf die we hebben afgewezen, naar buiten hebben geprojecteerd en vorm hebben gegeven. Als ik word verlost, wordt ook de wereld verlost, omdat de wereld is wie ik ben.

 

Verlossing is alleen verlossing als ze totaal is; niets kan daarvan worden uitgesloten. “Laten we niet tevreden zijn voordat vergeving totaal is gemaakt” (5:2). Ons wordt niet gevraagd om voldaan te rusten en tevreden te zijn met onze individuele verlossing. “Individuele verlossing” is sowieso onmogelijk. Afscheiding is de hel, verlossing is eenheid. Hoe kan ik los van jou verlost worden, als verlossing het eind van afgescheidenheid betekent?

 

Cursusstudenten hebben vaak de neiging om introvert te worden en zich alleen bezig te houden met hun eigen spirituele ontwikkeling, vooral als de nadruk wordt gelegd op de veronderstelling dat de Cursus een “cursus voor zelfstudie” is. Ze nodigen de rest van de wereld niet uit om zich te verenigen met hun veranderde waarneming. De oproep om de wereld te verlossen, waar de Cursus voortdurend de nadruk op legt, wordt opzij geschoven. Maar Jezus zegt:

 

Jij die nu de brenger van verlossing bent, hebt de functie licht naar de duisternis te brengen. De duisternis in jou is naar het licht gebracht. Breng het terug naar de duisternis, vanuit het heilig ogenblik waar jij het naartoe hebt gebracht (T18.III.7:1-3).

 

Keer op keer wijst de Cursus er op dat we de waarheid in onszelf niet volledig kunnen herkennen voordat we deze delen met anderen. “Geven is de manier waarop jij inziet dat je ontvangen hebt” (WdI.159.1:7). Als we de wereld de rug toekeren blijft het niet-vergeven in onze denkgeest ongenezen. Onze functie is niet om tegen de wereld te preken of haar over te halen het met ons eens te zijn of iedereen te “bekeren”. Onze functie is de wereld te vergeven en ons hart in liefde voor haar te openen; door onze vergeving schuld weg te nemen van elke denkgeest en in gedachten, woord en daad de boodschap door te geven: “De Zoon van God is schuldeloos” (T13.I.5:1; H1.3:5; H27.7:8).

 

Dit leerplan, dat maar één oogmerk heeft, hoe het ook wordt onderwezen, vertoont geen tegenstrijdigheid. Elke inspanning die ten behoeve daarvan wordt geleverd beoogt slechts één ding: bevrijding van schuld, tot eeuwige glorie van God en Zijn schepping. En elk onderricht dat hierop is gericht, wijst rechtstreeks naar de Hemel en de vrede van God (T14.V.6:3-5).

 

We worden opgeroepen om niet tevreden te zijn en niet voldaan te rusten totdat vergeving totaal is en schuld is weggenomen van elke gekwelde denkgeest.