Les 330
(26 november)
Ik zal mezelf vandaag geen pijn meer doen.
1. Laten we deze dag vergeving aanvaarden als onze enige functie. Waarom zouden we onze denkgeest aanvallen en hem beelden geven van pijn? Waarom zouden we hem leren dat hij machteloos is, wanneer God Zijn macht en Liefde aanreikt en hem uitnodigt te nemen wat reeds het zijne is? De denkgeest die bereid is gemaakt de gaven van God te aanvaarden, is aan de geest teruggegeven, en breidt zijn vrijheid en zijn vreugde uit, zoals het de Wil is van God, verenigd met die van hem. Het Zelf dat God geschapen heeft kan niet zondigen en kan daarom niet lijden. Laten we er vandaag voor kiezen dat Hij onze Identiteit is, en zo voorgoed ontsnappen aan alles wat de droom van angst ons schijnbaar biedt.
2. Vader, Uw Zoon kan niet worden gekwetst. En als we denken dat we lijden, verzuimen we slechts onze ene Identiteit te kennen, die we delen met U. We willen daar vandaag naar terugkeren om voorgoed van al onze vergissingen te worden bevrijd, en te worden verlost van wat we dachten dat we waren.
Toelichting:
Telkens wanneer ik denk dat ik minder ben dan wat God geschapen heeft doe ik mezelf pijn. Ik kwets mezelf niet werkelijk, maar ik ervaar wel de volledige illusie van pijn, opoffering en lijden. Al mijn lichamelijke en emotionele gevoelens bevestigen dit. Alleen de visie van Christus ziet voorbij deze illusie.
Het Tekstboek vertelt ons op een krachtige wijze hoe belangrijk het is om niet te vertrouwen op wat onze ogen en oren ons vertellen, en te beseffen dat dit alleen de projectie is van onze eigen gedachten:
Het geheim van de verlossing is slechts dit: dat jij dit jezelf aandoet. Wat ook de vorm van de aanval is, dit is nog steeds waar. Wie ook de rol van vijand of van aanvaller op zich neemt, dit is nog steeds de waarheid. Wat ook de oorzaak lijkt van enig leed of lijden dat je voelt, dit is nog steeds waar. Je zou namelijk helemaal niet reageren op figuren in een droom waarvan je wist dat je die droomde. Laat ze zo haatdragend en kwaadaardig zijn als ze maar zijn, ze kunnen geen effect op jou hebben, behalve wanneer jij naliet in te zien dat het jouw droom is (T27.VIII.10:1-6).
De boze droom is het gevolg van een vals beeld van mezelf als iets anders dan het Zelf dat God geschapen heeft. Ik acht mezelf nog steeds in staat om te zondigen en te lijden. Omdat ik dit over mezelf geloof, geloof ik het ook over anderen en projecteer ik mijn geloof op hen. Ik projecteer mijn zonde en schuld op hen. Elke keer als ik zonde of zwakheid in een broeder zie, is dat alleen een weerspiegeling van mijn eigen gedachten over mijzelf. Ik zie niet iets werkelijks, maar een meesterlijke, bijna perfecte illusie, geprojecteerd door mijn ongelooflijk machtige denkgeest. Het is het geprojecteerde beeld van mijn eigen gedachten over mijzelf dat mij pijn doet.
Als ik denk dat ik zwak ben, als ik denk dat mijn leven een puinhoop is, zie ik mijn ware Identiteit niet. Niets van dit alles gebeurt werkelijk. Ik leef in een boze droom over mezelf. Vanuit een metafysisch standpunt is niets wat in mijn leven gebeurt van belang. Het is slechts een boze droom. Het enige wat er toe doet is dat het de staat van mijn denkgeest weerspiegelt.
We “worden verlost van wat we dachten dat we waren” (2:3). En de weg naar die verlossing is begrijpen dat het leven niets anders is dan een droom. De weg naar verlossing is vergeven: begrijpen dat ik, wanneer ik iets zie dat ik meen te moeten veroordelen, alleen mijn eigen gedachten zie die ik naar buiten heb geprojecteerd. Dan kan ik ervoor kiezen om het anders te zien, om een situatie die mijn boosheid lijkt te rechtvaardigen te veranderen in een situatie die mijn liefde rechtvaardigt: Ik zie een verwarde broeder die, net als ik, het contact met zijn ware Identiteit is kwijtgeraakt. Ik zie hem als schuldig, omdat ik mijn eigen schuld op hem projecteer. In plaats daarvan kies ik ervoor mijn liefde op hem te richten, zodat hij kan beginnen te ontwaken, net als ik. Door dat te doen geef ik die liefde aan mezelf en draag ik bij aan mijn eigen ontwaken.
Waarom zouden we onze denkgeest aanvallen en hem beelden geven van pijn? Waarom zouden we hem leren dat hij machteloos is? (1:2-3).
Wat leer ik mijn denkgeest door de gedachten die ik denk? Wat leer ik mijn denkgeest door me schuldig te voelen? Ik ben nog aan het herstellen, ik ben nog niet klaar. Als ik niet gerehabiliteerd hoefde te worden was ik niet hier! Daarom wil ik vandaag mijn gedachten observeren en zien hoe ze mij aanvallen wanneer ik naar het ego luister en mij verheffen wanneer ik luister naar de Heilige Geest.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE SCHEPPING”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de schepping”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Denk aan de oordelen die je over iemand hebt en realiseer je dat deze oordelen jou pijn doen. Zeg vervolgens:
“Ik zal mezelf vandaag geen pijn meer doen.
Ik wil mezelf niet leren dat ik een zondaar ben.
Laat vergeving mij leren dat ik Gods Zoon ben.”
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de schepping”- tekst.
Wat is de schepping 10:
Deel 10: WdII.11.5:2-3
1. De schepping is de som van al Gods Gedachten, oneindig in getal en overal totaal zonder beperkingen. Alleen liefde schept, en alleen als zichzelf. Er is geen tijd geweest waarin al wat zij geschapen heeft er niet was. Noch zal er een tijd zijn waarin wat zij ook schiep enig verlies lijdt. Voor eeuwig en altijd zijn Gods Gedachten precies zoals ze waren en zoals ze zijn, onveranderd door de tijd heen en nadat de tijd voorbij is.
2. Aan Gods Gedachten is alle macht gegeven die hun eigen Schepper heeft. Want Hij wil aan liefde toevoegen door haar uit te breiden. Zo heeft Zijn Zoon deel aan de schepping en moet hij daarom delen in de macht om te scheppen. Wat God gewild heeft dat voor eeuwig Eén is zal nog Eén zijn wanneer de tijd is gedaan; en het zal door de loop der tijden niet worden veranderd, en blijven zoals het was voor de gedachte aan tijd begon.
3. De schepping is het tegendeel van alle illusies, want de schepping is de waarheid. De schepping is de heilige Zoon van God, want in de schepping is Zijn Wil in ieder aspect compleet, ervoor zorgend dat elk deel het geheel bevat. Haar eenheid is voor eeuwig als onschendbaar gewaarborgd, blijft eeuwig in Zijn heilige Wil bewaard, buiten elke mogelijkheid tot schade, scheiding, onvolmaaktheid, en buiten enige smet op haar zondeloosheid.
4. Wij zijn de schepping, wij de Zonen van God. We lijken elk apart te zijn en ons niet bewust van onze eeuwige eenheid met Hem. Maar achter al onze twijfels, voorbij al onze angsten is nog altijd zekerheid. Want liefde blijft bij al haar Gedachten, terwijl haar zekerheid de hunne is. De Godsherinnering is in onze heilige denkgeest, die zijn eenheid en verbondenheid met zijn Schepper kent. Laat onze functie erin bestaan alleen deze herinnering terug te doen keren, alleen Gods Wil op aarde te laten geschieden, alleen onze innerlijke gezondheid weer terug te vinden en slechts te zijn zoals God ons geschapen heeft.
5. Onze Vader roept ons.
"We horen Zijn Stem en we vergeven de schepping in de Naam van haar Schepper, de Heiligheid zelf, wiens Heiligheid gedeeld wordt door Zijn eigen schepping, wiens Heiligheid nog altijd deel is van ons."
Onze Vader roept ons op om de schepping te vergeven. We hebben naar Gods schepping gekeken – naar onszelf, onze broeders en zusters, en naar al het andere waaruit de schepping bestaat – en we hebben er een oordeel over uitgesproken. We hebben schuld en lelijkheid gezien waar God uitsluitend heiligheid en schoonheid schiep. In deze wereld kunnen we geen liefde scheppen of uitbreiden in de zuivere vorm die alleen de Hemel toebehoort, maar we kunnen vergeven. We kunnen ophouden met het vinden van fouten en ons oordeel over- en onze veroordeling van alles en iedereen loslaten. Elk moment biedt ons de gelegenheid om dat te doen; elke ontmoeting is een kans om vergeving te beoefenen.
Alles waar we naar kijken zonder daar de heiligheid van God in te zien, heeft vergeving nodig. Alles wat we anders zien dan als een weerspiegeling van Gods heiligheid is een daad van niet-vergeven, een veroordeling van Gods schepping. Wanneer iets zich als onheilig voordoet, moeten we de hulp van de Heilige Geest inroepen om voorbij die verschijning de waarheid van Gods heiligheid te zien. Zonde is een illusie en alleen heiligheid is waar.
In zekere zin is alles wat de Cursus ons leert het herkennen van Gods schepping, overal en in alles, en vooral in onszelf. De heiligheid van onze Schepper is nog altijd deel van ons. Laten we daarom tegen iedereen die we ontmoeten zeggen – in gedachten, woorden en daden:
Ik wil je met de ogen van Christus aanschouwen, en mijn volmaakte zondeloosheid in jou zien (WdI.161.11:8).