Les 342

(8 december)

Ik laat op alles vergeving rusten, want zo wordt vergeving mij geschonken.

1. Ik dank U, Vader, voor Uw plan mij te verlossen uit de hel die ik heb gemaakt. Hij is niet werkelijk. En U hebt mij het middel verschaft om zijn onwerkelijkheid aan mij te bewijzen. De sleutel ligt in mijn hand, en ik heb de deur bereikt waarachter het eind van dromen ligt. Ik sta voor de Hemelpoort, en vraag me af of ik naar binnen zal gaan om thuis te zijn. Laat ik vandaag niet opnieuw dralen. Laat me alles vergeven en laat de schepping zijn zoals U haar wilt en zoals ze is. Laat ik me herinneren dat ik Uw Zoon ben, en als ik deze deur uiteindelijk open, laat me dan in het schitterende licht van de waarheid alle illusies vergeten, terwijl de herinnering van U tot mij terugkeert.

 

2. Broeder, vergeef me nu. Ik kom tot je om jou met mij mee naar huis te nemen. En terwijl we gaan, gaat de wereld met ons mee op onze weg naar God.


Toelichting:

De sleutel ligt in mijn hand” (1:4). Vergeving is de sleutel. Wanneer ik vergeef ontvang ik vergeving – niet van God als een beloning voor mijn goede daden (God hoeft niet te vergeven omdat Hij nooit heeft veroordeeld) – maar van mijzelf. Vergeving betekent werkelijk niets anders dan “laat de schepping zijn zoals U haar wilt en zoals ze is” (1:7). In mijn egobewustzijn heb ik een illusie van zonde op de wereld gelegd. Als ik met veroordeling naar de wereld kijk, zie ik de werkelijkheid niet zoals ze is. Er is niets om te veroordelen en dat feit is mijn verlossing. Als de zonde die ik in de wereld zie werkelijkheid zou zijn, zou ik samen met de wereld verdoemd zijn. Alleen wanneer ik de schepping laat zijn zoals God haar wil – namelijk onschuldig ben ik vrij van veroordeling.

 

Dit is Gods plan om “mij te verlossen uit de hel die ik heb gemaakt” (1:1). Ik heb de hel gemaakt, God geeft me vergeving als het middel om daaruit te ontsnappen. God zij dank is de hel die ik heb gemaakt niet werkelijk. In deze Cursus heb ik de deur gevonden “waarachter het eind van dromen ligt” (1:4). De sleutel, vergeving, ligt in mijn hand.

 

Ik sta voor de Hemelpoort, en vraag me af of ik naar binnen zal gaan om thuis te zijn (1:5).

 

Elke keer wanneer ik vandaag besef dat ik kan kiezen voor oordeel of vergeving, voor moord of wonder, sta ik voor die poort met de sleutel in mijn hand en vraag ik me af of ik naar binnen zal gaan. Vergeving is de sleutel, de keuze om de deur te openen is aan mij. Om hem te openen moet ik bereid zijn alle illusies te vergeten. Ik moet bereid zijn op te houden met het zien van mijn eigen “zonden” in mijn broeder en hem daarvan bevrijden.

 

Broeder, vergeef me nu. Ik kom tot je om jou met mij mee naar huis te nemen. En terwijl we gaan, gaat de wereld met ons mee op onze weg naar God (2:1-3).

 

Vandaag wil ik bij iedereen die ik ontmoet aan deze regels denken: “Vergeef me nu. Ik kom tot je om jou met mij mee naar huis te nemen”. Ik wil iedereen in gedachten op deze manier begroeten. Laten we samen naar huis gaan!


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS EEN WONDER”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is een wonder”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

De volgende visualisatie is gebaseerd op de les van vandaag. Omdat ze vrij lang is, kan het behulpzaam zijn als iemand de tekst voorleest, of als je de tekst zelf inspreekt op een recorder en deze afspeelt.

 

Sluit je ogen.

Denk aan je huidige leven alsof dit zich afspeelt in de hel.

Denk aan de probleemgebieden in je leven en zie op die plaatsen daadwerkelijk vlammen oplaaien.

Misschien heb je een problematische relatie. Zie daar vlammen.

Misschien heb je financiële problemen. Zie vlammen uit je portefeuille of portemonnee komen.

Misschien voel je je eenzaam en geïsoleerd. Zie een ring van vlammen om je heen, die je scheidt van anderen.

Als er andere probleemgebieden zijn, zie dan ook daar vlammen dansen.

Zie dan op enige afstand een schitterende, massieve deur – de poort naar de Hemel.

Stel je deze deur voor op elke manier die je wilt. Misschien bestaat hij uit goud; misschien is hij bezet met diamanten; misschien straalt hij een bovennatuurlijk licht uit.

Loop naar die deur toe, en als je dichterbij komt, zie je dat er een groot sleutelgat in zit, net als in een kasteelpoort.

Uit het sleutelgat stroomt een helder licht, afkomstig van de glorie die achter deze deur ligt.

Dan zie je dat je een grote, ouderwetse sleutel in je hand hebt. Kijk naar die sleutel; voel hem in je hand.

Als je goed kijkt, zie je dat in sierlijke letters het woord “Vergeving” in de sleutel staat gegraveerd. En als je hem omdraait zie op de andere kant staan: “van ...” en de naam van iemand die je echt moet vergeven, maar wat je steeds hebt uitgesteld. Kijk welke naam dit is en realiseer je dat je, door deze persoon niet te vergeven, in feite geweigerd hebt deze sleutel te gebruiken.

Als het passeren van deze deur betekent dat je dit nu moet doen, kan er twijfel in je opkomen of het dat wel waard is. Misschien geef je de voorkeur aan de vlammen...

Hoelang blijf je nog dralen bij deze deur, terwijl je je afvraagt of je er doorheen zult gaan om thuis te komen?

Neem eindelijk de beslissing deze persoon te vergeven.

Zeg tegen jezelf: “Ik laat vergeving rusten op (naam), want zo wordt vergeving mij geschonken.

Doe je best om echt te menen wat je zegt: “Ik laat vergeving rusten op (naam), want zo wordt vergeving mij geschonken.

En nog een keer: “Ik laat vergeving rusten op (naam), want zo wordt vergeving mij geschonken.

Zie nu dat je, terwijl je dit zei, de sleutel in het slot hebt gestoken en hem al omdraait. Je hebt deze persoon eindelijk vergeven.

De sleutel draait nu helemaal rond en je duwt de deur open, wat je geen enkele moeite kost.

Als de deur openzwaait word je verwelkomd door een stralend licht.

Het licht van de Hemel.

Het licht van God.

Het licht van je ware Zelf.

Je wordt volledig opgenomen in dit licht, in de schittering ervan.

Alle vragen zijn beantwoord, alle verlangens zijn vervuld.

Je bent eindelijk thuis.

Zeg tegen God: “Ik vergeet alles, behalve Uw onveranderlijke Liefde. Ik vergeet alles, behalve dat U hier bent.

Breng enkele ogenblikken door in de koestering van dit licht.

En open je ogen als je daar klaar voor bent.

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is een wonder”- tekst.

Wat is een wonder  2:

Deel 2: WdII.13.1:4-6

 

1. Een wonder is een correctie. Het schept niet, en het brengt in werkelijkheid allerminst verandering. Het slaat slechts verwoesting gade, en herinnert de denkgeest eraan dat wat die ziet onwaar is.

 

"Het maakt vergissingen ongedaan, maar het doet geen poging om aan waarneming voorbij te gaan, noch om de functie van vergeving te overschrijden. Zo blijft het binnen de grenzen van de tijd. Niettemin baant het de weg voor de terugkeer van tijdloosheid en het ontwaken van de liefde, want angst moet wel verdwijnen onder invloed van de milde remedie die het brengt."

 

2. Een wonder bevat de gave van genade, want het wordt gegeven en ontvangen als één. En zo illustreert het de wet van de waarheid waaraan de wereld niet gehoorzaamt, omdat die er volstrekt niet in slaagt te begrijpen hoe zij werkt. Een wonder keert de waarneming om die voorheen op-z’n-kop stond, en maakt aldus een eind aan de vreemde vervormingen die zich manifesteerden. Nu staat de waarneming open voor de waarheid. Nu wordt vergeving als gerechtvaardigd beschouwd.

 

3. Vergeving is de bakermat van wonderen. De ogen van Christus verlenen ze aan alles waar zij in genade en liefde naar kijken. In Zijn zicht is waarneming rechtgezet, en wat bedoeld was om te vervloeken is nu gekomen om te zegenen. Elke lelie van vergeving biedt heel de wereld het stille wonder van de liefde aan. En elk wordt neergelegd voor het Woord van God, op het universele altaar voor de Schepper en de schepping, in het licht van volmaakte zuiverheid en oneindige vreugde.

 

4. Eerst wordt het wonder in vertrouwen aanvaard, omdat erom vragen veronderstelt dat de denkgeest is klaargemaakt om zich een idee te vormen van wat hij niet kan zien en niet begrijpt. Maar dat vertrouwen zal zijn getuigen aanvoeren om te laten zien dat datgene waarop het berust er werkelijk is. En zo zal het wonder jouw vertrouwen erin rechtvaardigen en laten zien dat het berustte op een wereld die werkelijker is dan wat je vroeger zag, een wereld verlost van wat jij dacht dat er was.

 

5. Wonderen vallen als helende druppels regen uit de Hemel op een droge en stoffige wereld, waar hongerende en dorstende schepsels komen sterven. Nu hebben ze water. Nu is de wereld groen. En overal schieten er tekenen van leven op, die laten zien dat wat geboren is nooit dood kan gaan, want wat leven bezit, bezit onsterfelijkheid.



 

Het wonder betreft waarneming, geen rechtstreekse openbaring. Het veroorzaakt een verandering in onze waarneming en maakt de vergissingen daarvan ongedaan.

 

Heelheid is de waarnemingsinhoud van wonderen. Zo corrigeren, of verzoenen ze, de foutieve waarneming van gemis (T1.I.41:1-2).

 

Als mijn denkgeest een wonder ervaart, ziet hij compleetheid in plaats van gemis. Met betrekking tot “zonde”, wat een waarneming is van een gebrek aan liefde in een ander, laat het wonder mij de liefde van die ander zien in plaats van zijn “zonde”. Ik zie hem als heel, in plaats van tekortschietend. Het wonder maakt mijn onjuiste waarneming ongedaan, maar probeert niet daaraan voorbij te gaan. Wonderen gebeuren binnen de context van waarneming en tijd; ze proberen niet mij naar het rijk van kennis en eeuwigheid te brengen. Ze corrigeren mijn waarneming, maar geven me geen kennis. “Zo blijft het binnen de grenzen van de tijd” (1:5). De Cursus herhaalt dit regelmatig, dus kennelijk is het belangrijk.

 

Wat maakt dit zo belangrijk voor ons? Wanneer we een spiritueel pad beginnen te volgen kunnen we overijverig worden. We verwachten dat een wonder ons onmiddellijk naar een geestelijk rijk zal brengen. We willen een snelle genezing. Maar een rechtstreekse omslag van onjuiste waarneming naar zuivere kennis is niet mogelijk. We moeten door de fase van de gecorrigeerde waarneming heen. We kunnen geen stappen overslaan. Het Tekstboek zegt het duidelijk: Waarneming moet eerst op orde worden gebracht voor we iets kunnen kennen of weten (T3. III.1:2). Daar zijn wonderen voor bedoeld: voor het op orde brengen van onze waarneming. Als dat eenmaal is gebeurd, kan God ons van waarneming naar kennis leiden.

 

Verloste waarneming wordt makkelijk in kennis omgezet, want alleen waarneming is tot dwaling in staat, en waarneming heeft nooit bestaan. Eenmaal gecorrigeerd, maakt ze plaats voor kennis, die voor eeuwig de enige werkelijkheid is (T12.VIII.8:6-7).

 

Niettemin baant het [wonder] de weg voor de terugkeer van tijdloosheid en het ontwaken van de liefde, want angst moet wel verdwijnen onder invloed van de milde remedie die het brengt (1:6).

 

De milde remedie van het wonder, het corrigeren van onze waarneming, baant de weg voor de terugkeer van volledige kennis. Zonder het ongedaan maken van onze onjuiste waarneming verzetten we ons tegen kennis en verwerpen we liefde, omdat we daar bang voor zijn. Onze verdraaide waarneming van liefde, bijvoorbeeld, gelooft dat liefde opoffering betekent en dat totale liefde totale opoffering is. Daarom lopen we ervan weg, we zijn er bang voor. Dergelijke waarnemingen moeten veranderd worden voordat we zelfs maar bereid zijn om ware liefde in onszelf te laten ontwaken. Omdat het wonder onze angst wegneemt, opent het de weg voor liefde. Het maakt een eind aan onze weerstand en verwijdert de ruis.