Les 11

(11 januari)

Mijn betekenisloze gedachten laten mij een betekenisloze wereld zien.

1. Dit is het eerste idee dat we presenteren dat verband houdt met een van de belangrijkste fasen van het correctieproces: de omkering van het denken van de wereld. Het lijkt alsof de wereld bepaalt wat jij waarneemt. Het idee van vandaag introduceert het denkbeeld dat het jouw gedachten zijn die de wereld die jij ziet, bepalen. Wees eens te meer blij dat je dit idee in zijn basisvorm kunt toepassen, want in dit idee is jouw bevrijding verzekerd. De sleutel tot vergeving ligt erin vervat.

 

2. De oefenperioden voor het idee van vandaag moeten iets anders worden aangepakt dan de voorgaande. Begin met gesloten ogen en herhaal het idee langzaam voor jezelf. Doe dan je ogen weer open en kijk rond, dichtbij en ver weg, omhoog en omlaag, overal om je heen. Herhaal het idee gewoon voor jezelf in de minuut ongeveer die je aan de toepassing ervan besteedt, maar zorg ervoor dat je dat zonder haast doet en zonder een gevoel van inspanning of drang.

 

3. Om zoveel mogelijk profijt te hebben van deze oefeningen moeten je ogen vrij snel van het ene naar het andere voorwerp bewegen, omdat ze niet op iets in het bijzonder moeten blijven rusten. De woorden moeten echter op een kalme, vooral ontspannen manier worden gebruikt. Dit idee moet je vooral heel ongedwongen inleiden. Het vormt de basis voor de vrede, de ontspanning en de onbezorgdheid die we proberen te bereiken. Sluit aan het eind van de oefeningen je ogen en herhaal het idee nog een keer langzaam voor jezelf.

 

4. Drie oefenperioden zullen waarschijnlijk voldoende zijn vandaag. Maar als jij je er niet of nauwelijks ongemakkelijk bij voelt en de aandrang hebt meer te doen, mag je tot vijf keer oefenen. Vaker wordt niet aangeraden.


Toelichting:

Deze les “introduceert het denkbeeld dat het jouw gedachten zijn die de wereld die jij ziet, bepalen” (1:3). Dit is een zeer belangrijk thema in de Cursus. Het is de basis van de beroemde zin: “Probeer dan ook niet de wereld te veranderen, maar kies ervoor je denken over de wereld te veranderen” (T21.In.1:7). De denkgeest is primair, de wereld secundair. Wij geloven dat de wereld de oorzaak is van wat we denken, of dit op zijn minst beïnvloedt. De Cursus leert ons echter dat de denkgeest de oorzaak is en de wereld het gevolg.

 

Dit idee, zo wordt ons verteld, “vormt de basis voor de vrede, de ontspanning en de onbezorgdheid die we proberen te bereiken” (3:4). En: “in dit idee is jouw bevrijding verzekerd. De sleutel tot vergeving ligt erin vervat” (1:4-5).

 

Als datgene wat ik buiten mezelf zie wordt veroorzaakt door mijn eigen betekenisloze gedachten, dan is er niets in de buitenwereld dat ik “de schuld kan geven”. Het enige wat ik dus moet doen is mijn gedachten corrigeren.

 

Ik kan vergeven wat ik zie, omdat het betekenisloos is. Ik oordeel en veroordeel alleen wanneer ik meen iets te zien wat iets betekent – iets wat niet deugt, of slecht is, of afschrikwekkend. Maar als het betekenisloos is, is er geen reden voor veroordeling. En als mijn denkgeest de oorzaak is van wat ik zie, hoe kan ik het dan veroordelen? Het enige wat ik kan doen is me realiseren dat ik, zoals het Tekstboek zegt, verantwoordelijk ben voor wat ik zie (T21.II.2:3) en ervoor kiezen mijn denkgeest te veranderen.


Oefeninstructies:

DOEL

Leren dat alles wat je ziet even betekenisloos is, dat er geen werkelijk verschil is tussen alle dingen die je ziet.

 

OEFENING

Drie keer (vier of vijf keer, als je dat haalbaar en wenselijk vindt), gedurende ongeveer een minuut.

 

  • Sluit je ogen en herhaal het idee langzaam en ontspannen, om de vrede en rust die in dit idee besloten liggen te reflecteren.
  • Open dan je ogen en kijk rond, naar links en naar rechts, naar boven en naar beneden, dichtbij en ver weg, terwijl je je ogen vrij snel van het ene naar het andere voorwerp beweegt. Herhaal intussen het idee kalm en zonder inspanning.
  • Sluit tenslotte weer je ogen en herhaal het idee langzaam.

 

OPMERKING

Anders dan in de voorgaande lessen pas je in deze oefening het idee niet specifiek toe op de voorwerpen die je ziet. De herhaling van het idee loopt zelfs niet synchroon met datgene waar je naar kijkt. Beide vinden in een ander tempo plaats. De relatieve snelheid waarmee je om je heen kijkt staat in contrast met de traagheid waarmee je het idee herhaalt.