Les 312

(8 november)

Ik zie alles zoals ik wil dat het is.

1. Waarneming volgt op oordeel. Wanneer we geoordeeld hebben, zien we bijgevolg wat we willen zien. Want ons zicht kan alleen maar dienen om ons te bieden wat we hebben willen. Het is onmogelijk om niet op te merken wat we willen zien en te negeren waarnaar we verkozen te kijken. Hoe zeker moet daarom de werkelijke wereld het heilige zicht komen begroeten van eenieder die de doelstelling van de Heilige Geest tot zijn doel maakt bij het zien. En hij kan niet anders dan waarnemen wat Christus wil dat hij ziet, en de Liefde van Christus delen voor wat hij gadeslaat.

 

2. Ik heb geen ander doel voor vandaag dan te kijken naar een bevrijde wereld, bevrijd van alle oordelen die ik heb geveld. Vader, dit is Uw Wil voor mij vandaag, en daarom is het vanzelfsprekend ook mijn doel.


Toelichting:

Deze les is een vervolg op de vorige. Les 311 vertelde ons dat we alles beoordelen zoals we willen dat het is en deze les vervolgt: “Waarneming volgt op oordeel” (1:1). In dit verband betekent oordeel hetzelfde als interpretatie. Eerst willen we dat iets waar is, vervolgens beoordelen of interpreteren we wat we zien volgens die wens, en als we dat beoordeeld – of geïnterpreteerd – hebben nemen we waar wat we willen zien. “Want ons zicht kan alleen maar dienen om ons te bieden wat we hebben willen” (1:3).

 

De zienswijze van de Cursus met betrekking tot waarneming en de werking daarvan is consequent en indringend:

 

Je ziet wat je gelooft dat er is, en je gelooft dat het er is omdat je wilt dat het er is. Waarneming kent geen andere wet dan deze (T25.III.1:3-4).

 

Als we de werkelijke wereld willen zien, dan zien we die. Als we ons verenigen met de Heilige Geest en zijn doel kunnen we niet anders dan waarnemen wat Christus wil dat we zien, en de Liefde van Christus delen voor wat we gadeslaan (1:6). Het is moeilijk om toe te geven dat we zien wat we willen zien. Het ego heeft letterlijk een zieke geest; de niet herkende egogedachten- en wensen manifesteren zich in de wereld, zelfs als we ons daar niet bewust van zijn. Maar de wereld is de spiegel van onze denkgeest, wat we zien is wat we gekozen hebben te zien. De wereld verandert niet, omdat we bang zijn om naar binnen te kijken en de gedachten te zien die haar veroorzaken. Als we dat wel doen, zal de wereld genezen.

 

Ik herinner me een workshop met Ken Wapnick, waarin hij vertelde over zijn reactie op een aardbeving in Californië. Terwijl hij naar de TV-verslagen keek werd hij zich ervan bewust dat een deel van zijn denkgeest teleurgesteld was over het lage dodental. Iets in hem wilde meer drama. En plotseling realiseerde ik mij dat ik iemand uit mijn omgeving dood wenste. Het was een schok, maar toen ik mezelf toestond me hier volledig bewust van te worden, werd ik me er ook van bewust dat deze gedachte niet nieuw was!

 

We moeten bereid zijn de oorzaak van de wereld die we zien in onze eigen denkgeest te zoeken, zodat we onze gedachten kunnen veranderen. Met andere gedachten zullen we een andere wereld zien. Als we willen, kunnen we een bevrijde wereld zien, “bevrijd van alle oordelen die ik heb geveld” (2:1). Als we willen kunnen we vandaag de wereld anders zien. We zijn niet schuldig als we daar niet voor kiezen, maar als we ons realiseren hoe ongelukkig onze waarneming van de wereld ons tot nu toe heeft gemaakt, kunnen we ons afvragen of we haar niet liever anders willen zien. We kunnen ervoor kiezen de werkelijke wereld te zien. Het is aan ons, aan jou en mij, om daar vandaag voor te kiezen.

 

Vader, dit is Uw Wil voor mij vandaag, en daarom is het vanzelfsprekend ook mijn doel (2:2).


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS HET LAATSTE OORDEEL”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst.

Wat is het Laatste Oordeel  2:

Deel 2: WdII.10.1:3-4

 

1. De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd. En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt.

 

"Eerst zie je een wereld die dit als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen en verdwijnt daarna; haar doel is bereikt en haar missie volbracht."

 

2. Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling. Want het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos. Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets. Daar werd ze geboren en daar eindigt ze ook. En alle figuren in de droom waarmee de wereld begon, verdwijnen met haar. Lichamen zijn nu onbruikbaar en zullen dan ook oplossen in het niets, want de Zoon van God is onbegrensd.

 

3. Jij die geloofde dat het Laatste Oordeel van God de wereld samen met jou zou veroordelen tot de hel, aanvaard deze heilige waarheid: Gods Oordeel is het geschenk van de Correctie die Hij aan al jouw dwalingen heeft verleend, en die jou daarvan en van alle gevolgen die ze ooit maar scheen te hebben, bevrijdt. Bang zijn voor Gods verlossende genade is niets anders dan bang zijn voor totale bevrijding van alle lijden, voor de terugkeer tot vrede, zekerheid en geluk, en voor eenwording met jouw eigen Identiteit.

 

4. Gods Eindoordeel is even genadig als iedere stap in het door Hemzelf vastgestelde plan om Zijn Zoon te zegenen en hem op te roepen terug te keren tot de eeuwige vrede die Hij met hem deelt. Wees niet bang voor liefde. Want zij alleen kan alle leed genezen, alle tranen wegwissen en de Zoon die God als de Zijne erkent zachtjes doen ontwaken uit zijn droom van pijn. Wees niet bang hiervoor. De verlossing vraagt jou haar welkom te heten. En de wereld wacht op jouw blije aanvaarding die haar bevrijden zal.

 

5. Dit is Gods Eindoordeel: ‘Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon, voor immer onschuldig, eeuwig liefdevol en eeuwig geliefd, even onbegrensd als jouw Schepper, totaal onveranderlijk en voor altijd zuiver. Ontwaak daarom en keer terug tot Mij. Ik ben jouw Vader en jij bent Mijn Zoon.’

 

 

In twee zinnen worden hier de Wederkomst, het Laatste Oordeel en de laatste stap beschreven:

 

Eerst zie je een wereld die dit [de Wederkomst] als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen [het Laatste Oordeel] en verdwijnt daarna [de laatste stap]; haar doel is bereikt en haar missie volbracht (1:3-4).

 

Wat de wereld heeft aanvaard is de verklaring dat het onware onwaar is en het ware nooit is veranderd (1:1). De verenigde, genezen denkgeest van het Zoonschap projecteert nog steeds, maar nu “vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest”. Daarom wordt nu een genezen wereld geprojecteerd. Met dit “heilige zicht” spreken we het Laatste Oordeel uit, wat, zoals het Tekstboek zegt, een stille zegen is: “Het is een definitieve genezing in plaats van het uitdelen van straf” (T2.VIII.3:3). Met deze “definitieve genezing” is het doel en de missie (van de Heilige Geest) bereikt en verdwijnt waarneming vanzelf, omdat ze niet meer nodig is. Hier verdwijnt waarneming, in de volgende alinea de wereld, die de weerspiegeling is van onze waarneming. Ze “verglijdt eenvoudig in het niets” (2:3).

 

Waarom is het belangrijk om de betekenis te begrijpen van deze gebeurtenissen met betrekking tot het einde van de wereld? Omdat ze het doel vertegenwoordigen waar de Cursus ons naar toe leidt. In paragraaf VI van hoofdstuk 17 (“Het bepalen van het doel”) zegt het Tekstboek dat we, wanneer we een doel aanvaarden, alles dienen te negeren wat het bereiken daarvan in de weg staat en ons moeten concentreren op datgene wat het doel dichterbij brengt:

 

De waarde van vooraf te beslissen wat jij wilt dat er plaatsvindt ligt eenvoudig hierin dat je de situatie zult zien als een middel om het te doen plaatsvinden. Je zult dan ook alle moeite doen om te negeren wat het bereiken van jouw doel in de weg staat, en je te concentreren op alles wat jou helpt dit te verwezenlijken (T17.VI.4:1-2).

 

Wanneer we er ook maar enig idee van hebben dat het uiteindelijke doel een stille zegen is, een definitieve genezing, een negeren van alle vergissingen en een erkenning van de onschuld van Gods schepping en die van onszelf, dan beginnen we onze dagelijkse situaties te zien “als een middel om het te doen plaatsvinden”. We zullen alle moeite doen om aanvalsgedachten en oordelen te negeren, zowel in onze eigen denkgeest als in die van anderen, omdat we ze zien als iets wat het bereiken van ons doel in de weg staat.

 

Een andere waarde van het begrijpen van het Laatste Oordeel is dat het een van de bronnen van onze angst elimineert. We zullen daar nog nader op ingaan, maar we kunnen nu al zeggen dat het voor velen van ons een grote opluchting is om te weten dat God geen rechtszaak tegen ons aanspant om ons te straffen voor elke minuscule overtreding van Zijn wetten. Het geloof in straf is het gevolg van de indoctrinatie door een cultuur waarin religie vaak vervuld is van angst voor de wraak van God. De Cursus spreekt het idee van een wraakzuchtige, wrekende God echter volledig tegen.