Les 241

(29 augustus)

Dit heilig ogenblik is het moment van verlossing.

1. Wat een vreugde is er vandaag! Het is een tijd van bijzondere viering. Want deze dag reikt aan de verduisterde wereld het moment van haar vastgestelde bevrijding aan. De dag is gekomen waarop verdriet voorbijgaat en pijn verdwenen is. De heerlijkheid van de verlossing breekt vandaag over een bevrijde wereld aan. Dit is de tijd van hoop voor talloze miljoenen. Ze zullen nu verenigd worden, nu jij hen allen vergeeft. Want ik zal vandaag door jou vergeven zijn.

 

2. We hebben elkaar nu vergeven en zo komen we ten langen leste weer tot U. Vader, Uw Zoon, die nooit is weggegaan, keert terug naar de Hemel en naar zijn thuis. Wat zijn we blij nu we onze innerlijke gezondheid herkregen hebben en dat we ons herinneren dat wij allen één zijn.


Toelichting:

Vandaag is “een tijd van bijzondere viering” (1:2), omdat het heilig ogenblik het moment van verlossing is, en “waar en wanneer je maar wilt kun je aanspraak maken op het heilig ogenblik” (T15.IV.4:4). Telkens wanneer we aanspraak maken op het heilig ogenblik is er reden voor een bijzondere viering! Het is alsof je een kind vertelt dat het elke dag Kerstmis kan zijn als het dat wil. En dat is precies wat de Cursus ons vertelt in Hoofdstuk 15, paragraaf X, waar het gaat over Kerstmis, “De tijd van de wedergeboorte”:

 

Het heilig ogenblik is waarlijk de tijd van Christus (T15.X.2:1)

 

Het ligt in jouw vermogen deze tijd van het jaar heilig te maken, omdat het in je vermogen ligt te zorgen dat de tijd van Christus nú is” (T15.X.4:1).

 

Dus waarom niet vandaag? Waarom niet elke dag? Waarom niet nu? Elke keer wanneer ik het wil, kan ik een gelegenheid scheppen waarin “verdriet voorbijgaat en pijn verdwenen is” (1:4). Het oefenen van het heilig ogenblik biedt me dit aan. Ik kan op elk moment een venster naar de werkelijke wereld openen en haar weldadige atmosfeer inademen. Ik kan een verenigde wereld ervaren, bijeen gebracht door mijn vergeving.

 

Die ervaring is er nog niet meteen als ik mijn ogen sluit en zeg: “Dit heilig ogenblik is het moment van verlossing”. Ik ben er zeker van dat de werkelijkheid, die ik af en toe ervaar, er altijd is, maar mijn bewustzijn ervan blijft zeer wisselend. Wanneer je echter één keer zo’n moment van verlossing hebt meegemaakt, en weet dat wat je ervaart eeuwig is, kun je er nooit meer aan twijfelen dat het altijd aanwezig is. Er zijn nog veel barrières die mijn bewustzijn ervan blokkeren; mijn grieven verbergen het grootste deel van de tijd nog steeds het licht van de wereld voor mij. Maar het is er en mijn vergeving kan het bevrijden.

 

Elke keer als ik de tijd neem om het me te herinneren, elke keer als ik aanspraak maak op het heilig ogenblik, verdwijnt er een barrière en wordt mijn bereidwilligheid weer een beetje groter. Hoe zou ik mijn tijd beter kunnen gebruiken? Les 127 zei: “Dit is het allerbeste gebruik van de tijd dat er is” (zie les 127, alinea 7 en 8.). Tenslotte: Jezus zegt in deze les dat wij hem vergeven:

 

Want ik zal vandaag door jou vergeven zijn (1:8).

 

Vandaag wil ik onderzoeken of ik nog iets tegen hem heb. Of er nog iets is wat ik niet vertrouw of waar ik nog bang voor ben, iets wat ik hem verwijt of kwalijk neem.

Want zelfs als ik hem als leraar respecteer kan ik boos op hem zijn.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERELD”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Wees vandaag alert op elke vorm van angst, inclusief onrust, bezorgdheid of nervositeit. Herhaal het idee op dat moment op deze specifieke manier: “Ook in deze vorm is angst niet gerechtvaardigd, want ze is in geen enkele vorm gerechtvaardigd”.

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de wereld”- tekst.

Wat is de wereld 1:

Deel 1: WdII.3.1:1-4

 

"De wereld is onjuiste waarneming. Ze is uit dwaling voortgekomen en heeft haar bron niet verlaten. Ze zal niet langer blijven bestaan dan de gedachte die haar heeft voortgebracht wordt gekoesterd. Wanneer de gedachte van afgescheidenheid gewijzigd is in een van ware vergeving, zal de wereld in een heel ander licht worden gezien, een dat tot de waarheid leidt, waarin heel de wereld met al haar dwalingen zal verdwijnen."

 

Nu is haar bron verdwenen en zijn haar gevolgen dat eveneens.

 

2. De wereld werd gemaakt als een aanval op God. Ze symboliseert angst. En wat is angst anders dan de afwezigheid van liefde? De wereld was aldus bedoeld als een plaats waar God niet binnen kon gaan en waar Zijn Zoon van Hem gescheiden kon zijn. Hier werd waarneming geboren, want kennis zou dergelijke waanzinnige gedachten niet kunnen voortbrengen. Maar ogen bedriegen en oren horen onjuist. Nu worden vergissingen alleszins mogelijk, omdat er geen zekerheid meer is.

 

3. In plaats daarvan zijn de mechanismen van illusie ontstaan. En die gaan nu vinden wat hun gegeven werd te zoeken. Hun oogmerk is te beantwoorden aan het doel waartoe de wereld werd gemaakt om daarvan te getuigen en dat tot werkelijkheid te maken. Zij zien in haar illusies niets dan een solide basis waarin waarheid bestaat, instandgehouden los van leugens. Maar alles waarvan ze melding maken is slechts een illusie die gescheiden wordt gehouden van de waarheid.

 

4. Waar het zien werd gemaakt om van de waarheid weg te leiden, kan het ook opnieuw worden gericht. Geluiden worden de roep om God, en aan alle waarneming kan een nieuw doel worden gegeven door Degene die God als Verlosser van de wereld heeft aangesteld. Volg Zijn licht en zie de wereld zoals Hij die beziet. Hoor alleen Zijn Stem in alles wat tot jou spreekt. En laat Hij jou de vrede en zekerheid schenken die jij hebt weggegooid, maar die de Hemel voor jou in Hem heeft bewaard.

 

5. Laten we niet voldaan rusten voordat de wereld zich bij onze veranderde waarneming aangesloten heeft. Laten we niet tevreden zijn voordat vergeving totaal is gemaakt. En laten we niet proberen onze functie te wijzigen. Wij moeten de wereld verlossen. Want wij die haar gemaakt hebben, moeten haar door de ogen van Christus zien, opdat wat gemaakt was om te sterven tot eeuwig leven kan worden hersteld.

 

 

De eerste zin beantwoordt deze vraag met: “De wereld is onjuiste waarneming” (1:1). De rest van deze pagina bevat de uitleg van deze verklaring.

 

Sommigen van ons, die de Cursus voor het eerst bestuderen, denken misschien dat dit betekent dat de wereld zelf werkelijk is, maar onze waarneming ervan onjuist. Jezus zegt echter duidelijk dat de wereld en onjuiste waarneming hetzelfde zijn. De wereld is een hallucinatie, we nemen iets waar wat er niet is.

 

In mijn waarneming ben “ik” in mijn hoofd en kijk ik naar een wereld die “niet ik” is, die van mij afgescheiden is. Maar dat is niet de waarheid. Er is geen wereld buiten mijn denkgeest (zie T18.VI.1:1 en T12.III.6:7).

 

Wat naar buiten is geprojecteerd en schijnbaar buiten de denkgeest ligt, is helemaal niet buiten, maar een gevolg van wat zich vanbinnen bevindt, en heeft zijn bron niet verlaten (T26.VII.4:9).

 

De wereld is “uit dwaling voortgekomen” (1:2) en heeft onze denkgeest, die haar bron is, nooit verlaten. De Cursus zegt het vaak: “Ideeën verlaten hun bron niet”. De wereld is het onjuiste idee van afscheiding in onze denkgeest. Wanneer onze denkgeest (die we met iedereen delen) het idee van afgescheidenheid niet langer koestert, zal de wereld, die dat idee vertegenwoordigt, gewoon verdwijnen.

 

Velen van ons, die zijn opgevoed in een religieuze traditie die leert dat God de wereld schiep, hebben veel pijn en verwarring doorstaan, omdat ze niet begrepen hoe God zo’n puinhoop kon scheppen. Als Hij daar verantwoordelijk voor was, was het nog maar de vraag of je Hem wel wilde kennen. Wat een opluchting is het dan om je te realiseren dat Hij de wereld niet geschapen heeft, dat ze is voortgekomen uit een dwaling van onze denkgeest, die ten onrechte vasthoudt aan het idee van de afscheiding. De ellende van deze wereld weerspiegelt alleen de ellende in onze denkgeest, veroorzaakt door het geloof in afscheiding. Het is alsof we ons afvroegen: “Hoe zou het zijn als we afgescheiden zouden zijn?” Een eerdere les zei:

 

Ik kan aan deze wereld ontsnappen door aanvalgedachten op te geven (WdI.55.3:1).

 

Dat gaat over hetzelfde. Als we onze aanvalsgedachten opgeven, de gedachten van afgescheidenheid die we nog steeds koesteren, kunnen we de wereld achter ons laten. De Cursus helpt ons deze gedachten op te geven en de problemen van de wereld bij de wortel aan te pakken.