Les 150
(30 mei)
Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God:
Toelichting:
Aanvaarden van de Verzoening voor mezelf betekent: God toestaan mij te bevrijden van alle vormen van schuld. Het betekent: loslaten van alle oordelen over mezelf, al mijn kleinerende zelf-evaluaties. Het betekent ook: aanvaarden dat ik niet mijn gedachten en vooral niet mijn ego ben. Ik ben niet wat ik dacht te zijn. Ik ben niet wat ik vrees te zijn. Aanvaarden van de Verzoening voor mijzelf betekent dat ik naar mijn ego kan kijken zonder veroordeling en het kan herkennen als niet meer dan een domme vergissing, die gecorrigeerd kan worden.
Wanneer ik de Verzoening voor mezelf aanvaard, stop ik met mezelf te beoordelen aan de hand van willekeurige normen en accepteer ik mezelf precies zoals ik ben.
Ik ben in staat om met liefde en barmhartige acceptatie naar mezelf te kijken. In het heilig ogenblik aanvaard ik de Verzoening en om zo’n ogenblik binnen te gaan is het niet noodzakelijk om geen onzuivere gedachten te hebben. Ik moet alleen geen gedachten hebben die ik vast wil houden (T15.IV.9:1-2). Ik erken dat ik vergissingen heb begaan, maar ik ben bereid elke vergissing te laten corrigeren en accepteer geen schuld met betrekking tot deze vergissingen. Ik sta mijn vergissingen niet toe me bij het heilig ogenblik vandaan te houden, omdat het heilig ogenblik juist de plaats is waar deze vergissingen gecorrigeerd kunnen worden en hun gevolgen ongedaan kunnen worden gemaakt. Dit is verlossing.
Verlossing is ongedaan maken in die zin dat ze niets doet, en nalaat de wereld van dromen en boosaardigheid te steunen. Zo laat zij illusies los. Door die geen steun te geven laat zij ze enkel kalm tot stof vergaan (WdII.2.3:1-3).
Dit is het enige wat over ware genezing gezegd kan worden. Alles wat minder is dan dit, is alleen maar verlichting van symptomen, een verandering van de vorm zonder enige verandering van de inhoud. De basis-oorzaak van schuld moet ongedaan worden gemaakt.
“De Heilige Geest weet dat alle verlossing een uitweg is uit schuld” (T14. III.13:4). Weten dat mijn denkgeest enkel bevat wat ik denk met God betekent ontsnappen aan schuld; het betekent verlossing en de werkelijke genezing van al mijn ziekten. Verzoening is Gods antwoord op alles in mijn denkgeest wat anders lijkt te zijn dan Hij. Verzoening verwijdert elke gedachte die tegengesteld is aan de waarheid en laat alleen de zuivere waarheid van mijn onschuld achter. Ik kan elke onzuivere gedachte, elke onwaardige gedachte, elke schuldige gedachte, elke gedachte van isolement en afgescheidenheid, elke gedachte van pijn en wraak en wanhoop, naar deze wonderbaarlijke plaats van Verzoening brengen, daar op het altaar leggen en zien hoe ze verdwijnen:
Dit is de omslag die ware waarneming brengt: wat naar buiten werd geprojecteerd, wordt vanbinnen gezien, en daar laat vergeving het verdwijnen. Want daar is het altaar voor de Zoon opgericht, en daar wordt zijn Vader herinnerd. Hier zijn alle illusies naar de waarheid gebracht, en op het altaar gelegd. Wat buiten je wordt gezien, moet wel buiten het bereik van vergeving liggen, want het lijkt voor eeuwig zondig. Waar is er nog hoop zolang zonde als buiten jou wordt gezien? Op welke remedie kan schuld hopen? Maar binnenin je denkgeest gezien, liggen schuld en vergeving voor een ogenblik zij aan zij, op één altaar naast elkaar. Daar worden ziekte en de enige remedie ertegen tenslotte in één helende helderheid verenigd. God is gekomen om op het Zijne aanspraak te maken. Vergeving is totaal. (VvT4.6:1-10).
Oefeninstructies:
DOEL
Hoewel Deel I van het Werkboek nog 80 lessen bevat, is deze herhaling toch een voorbereiding op Deel II. Ook de volgende herhaling (Herhaling V) kondigt deze voorbereiding aan. Het Werkboek neemt kennelijk aan dat we een aantal hobbels hebben genomen (zie bijvoorbeeld WdI.122.10:2-4) en dat we ons, nu we minder weerstand hebben, kunnen concentreren op de voorbereiding op het belangrijkste deel van het Werkboek: Deel II.
OEFENING
Twee keer ongeveer zeven minuten, aan het begin en aan het einde van de dag.
- Besteed de eerste vijf minuten aan het centrale thema van deze herhaling: “Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God”. Breng je denkgeest tot rust en herhaal dit idee enkele keren langzaam, je bewust van de betekenis van deze woorden. Laat deze gedachte alle andere gedachten vervangen. Onze gebruikelijke gedachten zijn, zoals in de alinea’s 3 en 4 wordt beschreven, niet-vergevingsgezind. Misschien is dit niet meteen herkenbaar omdat ze zich in allerlei vermommingen aan je voordoen. Ze verbergen de waarheid dat je denkgeest enkel bevat wat je denkt met God. Door je te concentreren op dit ene, ware idee, kom je in contact met de ware staat van je denkgeest, die alleen Gods Gedachten denkt. Dit bereidt je voor op een dag die deze ware staat van zijn weerspiegelt, en waarin de gedachten die je denkt afkomstig zijn van God (6:1-2).
- Begin na deze vijf minuten aan de tweede fase. Lees de beide ideeën die herhaald worden, sluit je ogen en herhaal ze langzaam in jezelf. Elk woord bevat een geschenk van God. Sta je denkgeest toe dit geschenk te ontvangen. “Laat elk woord stralen van de betekenis die God eraan gegeven heeft” (7:4). Ontvang de betekenis die Hij in deze woorden heeft gelegd, want deze ontvankelijkheid is de ware staat van je denkgeest.
Het doel van de eerste fase is je voor te bereiden op de tweede fase. Door je vijf minuten uitsluitend te concentreren op een gedachte van God, bereid je je voor op het uitsluitend zien van de betekenis die God aan de twee herhaalde ideeën gegeven heeft.
HERHALINGEN
Op elk uur ongeveer een minuut.
Besteed een rustig moment aan het centrale thema en herhaal daarna de twee ideeën van de dag. Doe dat langzaam, en gun jezelf de tijd om de betekenis te zien die God daar voor jou aan gegeven heeft.
OPMERKING
Herhaal deze oefening ’s avonds, voordat je gaat slapen. Realiseer je dat het centrale thema deze dag, door jouw trouwe beoefening, “tot een bijzonder moment van zegen en geluk heeft gemaakt” (9:3), zowel voor jezelf als voor de wereld. Realiseer je ook dat je, terwijl je in slaap valt, omhuld bent door Gods dank. Want je maakt nu aanspraak op het erfgoed dat Hij je heeft gegeven.