Les 316
(12 november)
Alle geschenken die ik mijn broeders geef, zijn de mijne.
1. Zoals elk geschenk dat mijn broeders geven van mij is, zo behoort ieder geschenk dat ik geef mij toe. Elk laat een vroegere vergissing verdwijnen, zonder een schaduw achter te laten op de heilige denkgeest die mijn Vader liefheeft. Zijn genade wordt me geschonken in elk geschenk dat een broeder door alle tijden heen en ook voorbij alle tijden ontvangen heeft. Mijn schatkamer is vol, en engelen bewaken haar open deuren, opdat geen enkel geschenk verloren gaat en er alleen meer worden bijgevoegd. Laat me komen naar waar mijn schatten zijn, en daar binnengaan waar ik werkelijk thuis en welkom ben, temidden van de geschenken die God mij gegeven heeft.
2. Vader, ik wil Uw geschenken vandaag aannemen. Ik herken ze niet. Maar ik vertrouw erop dat U die ze gegeven hebt het middel zult verschaffen waardoor ik ze kan aanschouwen, hun waarde kan zien en alleen Uw geschenken kan koesteren als wat ik verlang.
Toelichting:
Deze les is duidelijk de metgezel van die van gisteren. We ontvangen alle geschenken die onze broeders aan ons geven en we ontvangen eveneens alle geschenken die wij aan hen geven. Natuurlijk geldt ook het omgekeerde: alles wat onze broeders aan ons geven ontvangen ze zelf, evenals alles wat wij aan hen geven. Iedereen ontvangt alles. Dat kan niet anders omdat we allen één zijn.
Elk laat een vroegere vergissing verdwijnen, zonder een schaduw achter te laten op de heilige denkgeest die mijn Vader liefheeft (1:2).
De geschenken waar het over gaat zijn geschenken van vergeving, waarbij we vroegere vergissingen loslaten, in plaats van er een grief over te koesteren. Wanneer we dit geschenk geven zijn we gezegend, omdat de schaduw van die vroegere vergissingen uit onze denkgeest is verdwenen en de waarheid over onze broeders niet langer kan verduisteren (1:2). Onze vergeving toont ons de Christus in hen. Daarom ontvangen we niet alleen een geschenk wanneer dit door iemand gegeven wordt – een glimlach, een woord van genade, een daad van liefde – maar ook elke keer wanneer een ander dat ontvangt!
Zijn genade wordt me geschonken in elk geschenk dat een broeder door alle tijden heen en ook voorbij alle tijden ontvangen heeft (1:3).
Toen Jezus tegen de overspelige vrouw zei: “Ik veroordeel u niet; ga en zondig niet meer” en zij zijn geschenk van vergeving ontving, ontving ik dat ook. Jouw schatkamer is vol, zegt deze les, “en engelen bewaken haar open deuren, opdat geen enkel geschenk verloren gaat en er alleen meer worden bijgevoegd” (1:4). Het feit dat we ons misschien niet bewust zijn van deze schatten maakt geen verschil, ze kunnen niet verloren gaan. Elke liefdevolle gedachte wordt opgeslagen en voor ons bewaard, niet een ervan raakt zoek. De schat van de liefde wordt alleen maar groter, net zoals God zich eeuwig uitbreidt en groter wordt.
Als we de omvang van deze rijkdom werkelijk zouden beseffen, zou ons leven getransformeerd zijn. We worden elk moment overstroomd en overstelpt met geschenken van liefde. We kunnen putten uit een rijke erfenis van liefde “door alle tijden heen en ook voorbij alle tijden” (1:3). Ons perspectief is zo enorm beperkt door ons zelfopgelegde isolement! We hebben geen idee hoe rijk we zijn. Maar we kunnen nu, vandaag, op dit moment, onze schatkamer binnengaan:
Laat me komen naar waar mijn schatten zijn, en daar binnengaan waar ik werkelijk thuis en welkom ben, temidden van de geschenken die God mij gegeven heeft (1:5).
We kunnen ons al onze geschenken herinneren en er aanspraak op maken door ze weg te geven:
Er is geen wonder dat jij niet kunt geven, want ze zijn jou allemaal gegeven. Ontvang ze nu door de schatkamer van je denkgeest te openen waarin ze liggen opgetast en door ze weg te geven (WdI.159.2:4-5).
De schatkamer met alle geschenken bevindt zich in onze denkgeest. We kunnen ze herkennen door ze weg te geven. Het gaat er om de circulatie op gang te houden. Omdat alle geschenken die we aan onze broeders geven de onze zijn, weten we door ze te geven dat we ze hebben en hoe we ze kunnen houden. Laten we vandaag dus liefde aan onze broeders geven, laten we hen vreugde en vrede geven. Want als we dat doen zijn deze geschenken van ons.
Als je je onzeker voelt over het opvragen en herkennen van deze schatten, deze stortvloed van zegeningen, kun je je aansluiten bij het gebed aan het eind van deze les, waarin je toegeeft dat je de geschenken nog niet herkent en vraagt om aanwijzingen om ze te kunnen zien:
Vader, ik wil Uw geschenken vandaag aannemen. Ik herken ze niet. Maar ik vertrouw erop dat U die ze gegeven hebt het middel zult verschaffen waardoor ik ze kan aanschouwen, hun waarde kan zien en alleen Uw geschenken kan koesteren als wat ik verlang (2:1-3).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS HET LAATSTE OORDEEL”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Misschien wil je de volgende visualisatie proberen. Waarschijnlijk werkt ze het beste wanneer iemand de tekst voorleest of wanneer je deze inspreekt op een geluidsdrager en vervolgens afspeelt.
- Begin met het uitspreken van deze zin uit de Oertekst: “Help me om vandaag de wonderen te verrichten die U me wilt laten doen”.
- Vraag dan aan de Heilige Geest wie je vandaag een wonder moet aanbieden. Bij deze oefening concentreren we ons op één persoon.
- Wanneer je iemand in gedachten hebt, vraag dan aan de Heilige Geest welke vorm dit wonder moet hebben. Misschien gaat het om het vergeven van deze persoon, of om een vriendelijk woord of gebaar.
- Stel dan vast op welk tijdstip van deze dag je dit wonder aan deze persoon gaat schenken en visualiseer nu dat je dit daadwerkelijk doet.
- Kijk dan voor je uit en zie een tempelachtig gebouw. De beide deuren van de imposante ingang staan wagenwijd open en bij elke deur staat een engel.
- Vanuit alle richtingen zie je mensen naar dit gebouw toekomen en schatten naar binnen dragen. Deze schatten zijn de geschenken die deze mensen van anderen ontvangen hebben. Een van hen heeft de kostbare gave van vergeving gekregen en brengt dat naar binnen. Een ander draagt de gave van vrede met zich mee. Weer een ander heeft onvoorwaardelijke liefde ontvangen en heeft die liefde bij zich.
- Terwijl je naar dit alles kijkt, begin je mensen te herkennen aan wie jij iets gegeven hebt. Zie de een na de ander het gebouw binnengaan en deze geschenken naar binnen brengen. Je ziet mensen aan wie je kortgeleden iets hebt gegeven, maar ook personen uit je verleden; mensen aan wie je op een bepaald moment iets specifieks hebt gegeven en mensen aan wie je jarenlang iets gaf. Merk ieder van hen op.
- Realiseer je nu dat deze tempel jouw schatkamer is. Alles wat zich daarbinnen bevindt behoort jou toe. En nu je zoveel mensen hebt gezien die de schatten, die jij hen gegeven hebt, hier neer hebben gelegd, begin je te beseffen hoeveel schatten je in de loop van de tijd hebt verzameld.
- Dan merk je dat de persoon, aan wie je vandaag een wonder hebt geschonken, naast je staat. Deze persoon kijkt je aan en zegt: “Kom, ga met me mee.” Hij of zij neemt je bij de hand en loopt met je naar je schatkamer. Als jullie dichterbij komen begroeten de engelen je en zeggen: “Welkom! Kom binnen waar je werkelijk thuis en welkom bent, temidden van de gaven die God je geschonken heeft.”
- Ga nu het gebouw binnen en zie de schitterende pracht die op je wacht. Voel de heiligheid van deze plaats. Voel de vrede en de ervaring van thuiskomen. En als je naar de schatten kijkt, voel dan dat ze werkelijk van jou zijn. Ga ergens zitten waar je je volledig kunt ontspannen en je kunt onderdompelen in deze heiligheid, vrede en overvloed.
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst.
Wat is het Laatste Oordeel 6:
Deel 6: WdII.10.3:2
1. De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd. En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt. Eerst zie je een wereld die dit als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen en verdwijnt daarna; haar doel is bereikt en haar missie volbracht.
2. Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling. Want het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos. Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets. Daar werd ze geboren en daar eindigt ze ook. En alle figuren in de droom waarmee de wereld begon, verdwijnen met haar. Lichamen zijn nu onbruikbaar en zullen dan ook oplossen in het niets, want de Zoon van God is onbegrensd.
3. Jij die geloofde dat het Laatste Oordeel van God de wereld samen met jou zou veroordelen tot de hel, aanvaard deze heilige waarheid: Gods Oordeel is het geschenk van de Correctie die Hij aan al jouw dwalingen heeft verleend, en die jou daarvan en van alle gevolgen die ze ooit maar scheen te hebben, bevrijdt.
"Bang zijn voor Gods verlossende genade is niets anders dan bang zijn voor totale bevrijding van alle lijden, voor de terugkeer tot vrede, zekerheid en geluk, en voor eenwording met jouw eigen Identiteit."
4. Gods Eindoordeel is even genadig als iedere stap in het door Hemzelf vastgestelde plan om Zijn Zoon te zegenen en hem op te roepen terug te keren tot de eeuwige vrede die Hij met hem deelt. Wees niet bang voor liefde. Want zij alleen kan alle leed genezen, alle tranen wegwissen en de Zoon die God als de Zijne erkent zachtjes doen ontwaken uit zijn droom van pijn. Wees niet bang hiervoor. De verlossing vraagt jou haar welkom te heten. En de wereld wacht op jouw blije aanvaarding die haar bevrijden zal.
5. Dit is Gods Eindoordeel: ‘Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon, voor immer onschuldig, eeuwig liefdevol en eeuwig geliefd, even onbegrensd als jouw Schepper, totaal onveranderlijk en voor altijd zuiver. Ontwaak daarom en keer terug tot Mij. Ik ben jouw Vader en jij bent Mijn Zoon.’
Als het Laatste Oordeel geen veroordeling is, maar betekent dat ieder van ons bevrijd wordt van vergissingen en alle gevolgen die ze schijnen te hebben, dan is het dwaas om er bang voor te zijn! Sommige evangelisten die verkondigen: “Bereid u voor om Uw God te ontmoeten!” verspreiden een boodschap van angst: “Pas op! Spoedig zul je voor de rechterstoel van Christus staan en als je daar niet klaar voor bent zul je verdoemd worden!”
Maar Jezus vertelt ons in de Cursus dat er geen enkele reden is voor angst. Bang zijn voor het oordeel van God is bang zijn voor datgene wat we juist willen: totale bevrijding van alle lijden. Het oordeel van God verdoemt niet, het verlost.
We lijden door ons idee van schuld; vergeving bevrijdt ons. We worden gekweld door onze angst; vergeving schenkt ons vrede, zekerheid en geluk. We zijn vervreemd van onze ware Identiteit door ons geloof in zonde; vergeving verenigt ons weer met ons ware Zelf.
Onze angst voor God is diepgeworteld. Als Hij dichterbij komt reageren we als een gevangen dier, verwilderd, vijandig en in paniek. Maar Hij schenkt alleen maar genezing! Hij schenkt ons alleen maar wat we altijd al wilden hebben – en méér. “Vreest niet!” zei de engel bij Jezus’ geboorte, “want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk” (Luc.2:10). Dat is wat ons gevraagd wordt te geloven: dat onder alle verschijningen van angst, dood en wraak, die we over Gods schepping heen hebben gelegd, deze schepping bestaat uit pure vreugde, pure liefde, pure vrede en pure veiligheid. God wacht op ons, niet om ons te straffen, maar om ons voorgoed in Zijn Armen te sluiten.