Les 289

(16 oktober)

Het verleden is voorbij. Het kan mij niet raken.

1. Als in mijn denkgeest het verleden niet voorbij is, moet de werkelijke wereld aan mijn zicht ontsnappen. Want ik kijk werkelijk nergens naar, en zie slechts wat er niet is. Hoe kan ik dan de wereld waarnemen die vergeving me biedt? Om die te verbergen werd het verleden gemaakt, want dit is de wereld die alleen in het nu kan worden gezien. Ze heeft geen verleden. Want wat anders dan het verleden kan vergeven worden, en als het vergeven is, is het voorbij.

 

2. Vader, laat me niet naar een verleden kijken dat er niet is. Want U hebt me Uw eigen vervanging aangeboden, in een wereld in het nu die door het verleden onaangetast en vrij van zonde is gelaten. Hier komt een eind aan schuld. En hier word ik voorbereid op Uw laatste stap. Moet ik dan van U verlangen dat U nog langer wacht voordat Uw Zoon de lieflijkheid vindt die U als het eind van al zijn dromen en al zijn pijn hebt beschikt?


Toelichting:

De Cursus leert ons dat de denkgeest de oorzaak is van de wereld die we zien. Stel dat ik boos ben. In plaats van aan te nemen dat iets of iemand buiten mezelf dit heeft veroorzaakt, erken ik dat dit een illusie is. Ik probeer het niet te begrijpen, ik geef het gewoon aan de Heilige Geest. Ik erken dat mijn boosheid niet veroorzaakt wordt door wat ik waarneem, maar dat mijn boze gedachten mijn waarneming veroorzaken.

 

Mijn gedachten gaan vooraf aan elke waarneming. Veel mensen zien dit op een manier die volgens de Cursus slechts gedeeltelijk waar is. Ze erkennen dat onze actuele gevoelens niet veroorzaakt worden door wat er op dit moment gebeurt, maar gaan er wel van uit dat iets uit het verleden deze gevoelens veroorzaakt. De Cursus spreekt ook over “schaduwfiguren” uit het verleden, maar legt de nadruk op: “Je ziet wat er niet is, en hoort wat geen geluid maakt” (T13.V.6:2). Met andere woorden, ons huidig ongemak of onze huidige boosheid wordt niet veroorzaakt door het verleden, maar door de keuze om de pijn uit het verleden naar het heden te halen. En een keuze die we in het heden maken, kunnen we in het heden ongedaan maken.

 

Het verleden “kan mij niet raken”. Vroegere gebeurtenissen zijn niet de oorzaak van onze gevoelens. Wanneer we onze huidige gevoelens verbinden aan gebeurtenissen uit het verleden, maken we nog steeds de vergissing dat we de oorzaak van deze gevoelens buiten onszelf leggen. Maar “het verleden is voorbij”. Als we het verleden zien, zien we slechts wat er niet is (1:2).

 

De enige volledig ware gedachte die men over het verleden kan hebben is dat het niet hier is (WdI.8.2:1).

 

Het verleden bestaat niet (meer)...

Het enige wat er is, is een gedachte in mijn denkgeest die ik een herinnering noem en die herinnering is onzuiver, gekleurd door mijn waarnemingen en onbekend met de innerlijke werkelijkheid van de mensen die erbij betrokken waren. Het enige wat ik mij herinner is wat ik zag, hoorde, dacht en voelde. Mijn voorstelling van het verleden is dus volslagen ontoereikend en geen betrouwbare basis voor een rationeel oordeel. Wanneer ik erken dat mijn huidige gevoelens worden veroorzaakt doordat ik iets wat nu gebeurt bekijk door het filter van de herinnering over iets in het verleden, kan ik deze gevoelens losmaken van de dingen die nu gebeuren. Maar ik moet nog een stap verder gaan. Ik moet ook erkennen dat mijn gevoelens evenmin worden veroorzaakt door het verleden. Het verleden heeft geen macht over mij, want het verleden bestaat niet. Het verleden dat ik mij herinner zijn mijn eigen gedachten in het hier en nu.

 

Als mijn gevoelens niet veroorzaakt worden door het verleden en evenmin door uiterlijke gebeurtenissen in het heden, waardoor dan wel? Zeker niet door de toekomst, want die heeft nog niet plaatsgevonden.

 

De Cursus zegt dat niets buiten onze denkgeest ons kan beïnvloeden, omdat er alleen een gedachte is. Al het andere is een gevolg van die gedachte. (T26.VII.4:9; T10.In.1:1). “Ik ondervind uitsluitend de gevolgen van mijn gedachten” (WdII.338.t). “Er is niets buiten jou. Dat is wat je uiteindelijk dient te leren” (T18.VI.1:1-2).

 

Waarom hebben we gedachten die negatieve gevoelens veroorzaken? Dat is terug te voeren op de oorspronkelijke afscheidingsgedachte. We denken dat we erin geslaagd zijn een afgescheiden zelf te maken en dat God daarom boos op ons is en wraak zal nemen. We voelen ons schuldig omdat we geloven dat we afgescheiden zijn en dat dit onze eigen fout is. Dit intense schuldgevoel veroorzaakt een enorme angst voor straf, een angst die zo groot is dat we het niet kunnen verdragen om ernaar te kijken. Daarom zetten we de angst om in vormen zoals woede, depressie, jaloezie, apathie, enzovoort. Vervolgens zoeken we zondebokken die we de schuld kunnen geven van deze vreselijke gevoelens en die vinden we onvermijdelijk: “Jij! Jij hebt mijn vrede van me afgepakt!

 

We hebben de wereld gemaakt om te dienen als projectiescherm voor onze negatieve gevoelens, die het gevolg zijn van onze eigen negatieve gedachten, die op hun beurt voortkomen uit de verdrongen schuldgedachte.

 

De Heilige Geest is in ons leven gekomen om “de middelen die jij ter verbanning hebt gemaakt [aan te wenden] om jouw denkgeest terug te brengen naar waar die waarlijk thuishoort” (WdII.7.3:3). Wij zien elke gebeurtenis als een mogelijkheid om een zondebok te vinden voor onze gevoelens; de Heilige Geest ziet elke gebeurtenis als een mogelijkheid om liefde te tonen. Hij leert ons alles te zien als liefde of een roep om liefde. In de ogen van het ego getuigt alles van afscheiding en schuld; in de ogen van de Heilige Geest getuigt alles van eenheid en liefde. Om de werkelijke wereld waar te kunnen nemen moeten we bereid zijn alle projecties – en dus het verleden – los te laten. De vergeven wereld kan alleen in het heden worden gezien. We moeten ervoor kiezen om op te houden met naar een verleden te kijken dat er niet is (2:1).


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE HEILIGE GEEST”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Heilige Geest”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Heilige Geest”- tekst.

Wat is de Heilige Geest 9:

Deel 9: WdII.7.5:1-2

 

1. De Heilige Geest bemiddelt tussen illusies en de waarheid. Aangezien Hij de kloof tussen werkelijkheid en dromen moet overbruggen, leidt waarneming tot kennis dankzij de genade die God Hem gegeven heeft, als Zijn geschenk aan ieder die zich voor de waarheid tot Hem wendt. Over de brug waarin Hij voorziet worden alle dromen tot de waarheid gebracht, om ten overstaan van het licht van de kennis te worden verdreven. Daar worden beelden en geluiden voor eeuwig terzijde gelegd. En waar die tevoren werden waargenomen, heeft vergeving een vredig einde van alle waarneming mogelijk gemaakt.

 

2. Het doel van het onderricht van de Heilige Geest is nu juist deze beëindiging van dromen. Want beelden en geluiden moeten worden omgezet van getuigenissen van angst in die van liefde. En wanneer dit volledig is tot stand gebracht, heeft leren het enige doel bereikt dat het in werkelijkheid bezit. Want leren, zoals de Heilige Geest dat leidt naar het door Hem voorziene resultaat, wordt het middel dat zichzelf overstijgt om te worden vervangen door de eeuwige waarheid.

 

3. Als je eens wist hoezeer jouw Vader ernaar smacht dat jij jouw zondeloosheid inziet, dan zou je Zijn Stem niet tevergeefs laten smeken, en je niet afkeren van wat Hij aanbiedt als vervanging van de beangstigende beelden en dromen die jij hebt gemaakt. De Heilige Geest begrijpt de middelen die jij hebt gemaakt, waarmee je wilt bereiken wat eeuwig onbereikbaar is. En als je die aan Hem geeft zal Hij de middelen die jij ter verbanning hebt gemaakt, aanwenden om jouw denkgeest terug te brengen naar waar die waarlijk thuishoort.

 

4. Vanuit kennis, waar Hij door God is geplaatst, roept de Heilige Geest jou op om vergeving op je dromen te laten rusten en weer je innerlijke gezondheid en vrede te hervinden. Zonder vergeving zullen je dromen jou angst blijven aanjagen. En de herinnering van al je Vaders Liefde zal niet terugkeren om aan te geven dat aan dromen een eind is gekomen.

 

"Aanvaard je Vaders geschenk. Het is een Uitnodiging van Liefde aan Liefde om louter Zichzelf te zijn."

 

De Heilige Geest is Zijn geschenk, waarmee de hemelse rust aan Zijn geliefde Zoon wordt teruggegeven. Zou jij willen weigeren de functie op je te nemen om God compleet te maken, wanneer al wat Hij wil is dat jij compleet bent?

 

 

De Heilige Geest is “je Vaders geschenk ..... een Uitnodiging van Liefde aan Liefde om louter Zichzelf te zijn” (5:1-2). Dat is wat de oproep in onszelf betekent. Het is Liefde die Zichzelf uitnodigt om Zichzelf te zijn. Telkens als ik het gevoel heb dat God me oproept tot een soort overgave, die betekent dat ik mijn wil moet onderwerpen aan een andere, superieure wil, herinner ik mezelf eraan dat ik mij alleen maar overgeef aan Liefde. Ik geef me over aan mezelf, zoals ik in werkelijkheid ben. God vraagt me niet om iets te worden wat ik niet wil zijn; Hij vraagt me me-Zelf te zijn. Om te zijn zoals ik werd geschapen en nog steeds ben.

 

Ik heb mezelf in verwarring gebracht en ervan overtuigd dat ik iets anders ben. En nu ik de oproep hoor om naar mezelf terug te keren, de oproep tot “terugkeer naar liefde”, zoals de titel van het boek van Marianne Williamson luidt, voel ik angst. Het lijkt alsof mij gevraagd wordt mezelf op te geven, me over te geven aan God ten koste van mijn eigenheid. In feite is echter het tegenovergestelde waar. Mij wordt gevraagd om mij alleen maar over te geven aan wat ik in waarheid ben. Ik word opgeroepen om Liefde te zijn, omdat Liefde is wat ik ben.