Inleiding
1. Woorden zullen nu maar weinig meer betekenen. We gebruiken ze slechts als leidraad waarvan we nu niet meer afhankelijk zijn. Want nu zoeken we alleen rechtstreekse ervaring van de waarheid. De resterende lessen vormen louter een inleiding tot het tijdstip waarop we de wereld van pijn verlaten om in de vrede binnen te gaan. Nu beginnen we het doel dat deze cursus heeft gesteld te bereiken, en komen we tot het einde waarop ons oefenen steeds was gericht.
2. Nu proberen we de oefening eenvoudig een begin te laten zijn. Want in stille afwachting wachten we op onze God en Vader. Hij heeft beloofd dat Hij de laatste stap Zelf zal zetten. En we zijn er zeker van dat Hij Zijn beloften houdt. We zijn ver gekomen op onze weg, en wachten nu op Hem. We zullen doorgaan elke ochtend en elke avond tijd met Hem door te brengen, zolang ons dat gelukkig maakt. We zullen de tijd niet langer beschouwen als een kwestie van duur. We gebruiken zoveel we nodig hebben voor het resultaat dat we verlangen. Ook zullen we onze uurlijkse herinneringen daartussenin niet vergeten, en God aanroepen wanneer we Hem nodig hebben, als we in de verleiding komen ons doel te vergeten.
3. We zullen doorgaan met een centrale gedachte voor elke dag die komt, en die gedachte gebruiken om onze tijden van rust in te leiden en onze denkgeest zo nodig te kalmeren. Toch zullen we ons niet tevredenstellen met simpel oefenen in de resterende heilige ogenblikken die het jaar besluiten dat we aan God gegeven hebben. We zeggen enkele eenvoudige woorden van welkom en verwachten dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd. We hebben Hem aangeroepen, en Hij heeft beloofd dat Zijn Zoon niet zonder antwoord blijft wanneer hij Zijn Naam aanroept.
4. Nu komen we tot Hem met alleen Zijn Woord in onze denkgeest en in ons hart, en wachten we tot Hij de stap naar ons toe zet die Hij, zoals Hij ons via Zijn Stem heeft verteld, niet zal nalaten te zetten wanneer we Hem daartoe uitnodigen. Hij heeft Zijn Zoon in al diens waanzin niet verlaten, noch diens vertrouwen in Hem geschonden. Heeft Hij met Zijn trouw niet de uitnodiging verdiend die Hij zoekt om ons gelukkig te maken? Die uitnodiging zullen we aanbieden en ze zal worden aanvaard. Zo zullen nu onze ogenblikken met Hem worden besteed. We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst.
5. Nu is de tijd der profetie vervuld. Nu zijn alle aloude beloften gehandhaafd en ten volle gehouden. Er rest geen stap die de tijd kan scheiden van zijn vervulling. Want nu kunnen we niet falen. Zit in stilte en wacht op je Vader. Het is Zijn Wil naar jou toe te komen wanneer jij hebt ingezien dat het jouw wil is dat Hij dat doet. En je zou nooit zo ver hebben kunnen komen als je niet inzag, hoe vaag ook, dat het jouw wil is.
6. Ik ben zo dicht bij je dat we niet kunnen falen. Vader, we geven deze heilige momenten aan U, uit dankbaarheid jegens Hem die ons geleerd heeft hoe we de wereld van verdriet kunnen verlaten in ruil voor haar vervanging, die U ons hebt gegeven. We kijken nu niet achterom. We kijken vooruit en vestigen onze blik op het eind van de reis. Neem deze kleine dankgeschenken van ons aan, nu wij met de visie van Christus achter de wereld die wij hebben gemaakt een andere aanschouwen, en die beschouwen als de volledige vervanging van die van ons.
7. En nu wachten we in stilte, onbevreesd en zeker van Uw komst. We hebben onze weg proberen te vinden door de Gids te volgen die U ons gezonden hebt. Wij kenden de weg niet, maar U bent ons niet vergeten. En we weten dat U ons nu niet vergeten zult. We vragen slechts dat Uw aloude beloften worden gehouden, zoals dat Uw Wil is. Door dit te vragen, willen we dit met U. De Vader en de Zoon, wier heilige Wil al-wat-is geschapen heeft, kunnen in niets falen. In deze zekerheid ondernemen we deze laatste paar stappen naar U, en verlaten ons in vertrouwen op Uw Liefde, die niet de Zoon in de steek zal laten die tot U roept.
8. En zo beginnen we aan het laatste deel van dit ene heilige jaar, dat we samen hebben doorgebracht zoekend naar de waarheid en naar God, haar ene Schepper. We hebben de weg gevonden die Hij voor ons gekozen heeft, en hebben de keuze gemaakt die te volgen zoals Hij dat van ons wil. Zijn Hand heeft ons overeind gehouden. Zijn Gedachten hebben de duisternis van onze denkgeest verlicht. Zijn Liefde heeft ons onophoudelijk toegeroepen sinds het begin der tijden.
9. Wij hadden de wens dat God er niet in slagen zou de Zoon te hebben die Hij voor Zichzelf geschapen heeft. We wilden dat God Zichzelf veranderde, en zou zijn wat wij van Hem wilden maken. En we geloofden dat onze waanzinnige verlangens de waarheid waren. Nu zijn we blij dat dit allemaal ongedaan is gemaakt, en dat we niet langer denken dat illusies waar zijn. De Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest. Nog even, en ze zal weer opkomen. Nog even, en wij die Gods Zonen zijn, zijn veilig thuis, waar Hij wil dat we zijn.
10. Nu is de noodzaak om te oefenen bijna voorbij. Want in dit laatste deel zullen we gaan begrijpen dat we slechts God hoeven aan te roepen, en alle verleidingen verdwijnen. In plaats van woorden hoeven we slechts Zijn Liefde te voelen. In plaats van gebeden hoeven we slechts Zijn Naam te noemen. In plaats van te oordelen hoeven we slechts stil te zijn en alles te laten genezen. We zullen de manier aanvaarden waarop Gods plan eindigen zal, zoals we de manier ontvingen waarop het begonnen is. Nu is het voltooid. Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht.
11. We handhaven één ander gebruik van woorden. Van tijd tot tijd zullen onze dagelijkse lessen en de perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen, afgewisseld worden door instructies over een thema van speciaal belang. Deze speciale gedachten horen elke dag te worden herhaald, waarmee je steeds doorgaat tot de volgende je gegeven wordt. Ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden, voorafgaand aan een van de heilige, gezegende momenten van die dag. We geven de eerste van deze instructies nu.
Toelichting
De Inleiding op Deel II van het Werkboek bevat de laatste oefeninstructies die we voor de komende 140 dagen ontvangen. Voor de laatste vijf lessen gelden andere instructies, maar die zijn niet veel anders. Aangezien we deze instructies gedurende vijf maanden dienen te gebruiken, is het goed om ze zorgvuldig door te nemen en in ons geheugen te prenten.
Houd in gedachten dat het Werkboek bedoeld is om ons te trainen in de praktische toepassing van de lessen en ons te helpen een gewoonte te maken van de dagelijkse beoefening, totdat onze verbinding met God een manier van leven is geworden en de oefeningen niet meer nodig zijn. In principe kan deze gewoonte in één jaar tijd worden gevormd, maar ik ken niemand die dit is gelukt. De meesten van ons hebben veel meer tijd nodig en hebben een of meerdere herhalingen van Werkboek en zijn duidelijke oefenstructuur nodig bij het ontwikkelen van de gewenste gewoonte.
Voordat we overgaan tot de uitleg van het oefenpatroon in dit tweede deel, wil ik je graag bemoedigen met enkele ervaringen uit mijn eigen oefenpraktijk en die van een aantal vrienden. Wees niet ontmoedigd, wanneer je de beschrijving van de dagelijkse beoefening leest en je realiseert dat je nog ver verwijderd bent van de juiste toepassing daarvan. De vorm waarin de beoefening in de Inleiding wordt beschreven is het doel; je zorgen maken over het feit dat je dit doel nog niet haalt, is hetzelfde als je zorgen maken over het feit dat je na slechts enkele weken oefenen het eerste pianoconcert van Tsjaikovski nog niet kunt spelen. Het ontwikkelen van gewoonten kost tijd. Doe gewoon elke dag zo goed mogelijk je best en oefen je in het vergeven van jezelf wanneer je je doelstellingen niet haalt. Neem serieus wat je wél doet! Sta het ego niet toe je motivatie om te oefenen om zeep te helpen, door je voor te houden hoe weinig je ervan terechtbrengt. Het niet volledig opvolgen van de instructies is geen reden om met de beoefening te stoppen; het is een reden om met hernieuwde ijver de dagelijkse beoefening weer op te pakken, zodra je merkt dat je deze hebt laten liggen.
Het doel van onze beoefening is het volledig omscholen van onze denkgeest; om zo gewend te raken aan het luisteren naar de Stem namens God dat dit iets volkomen natuurlijks wordt, iets wat we doen zonder er zelfs maar bij na te denken, de eerste reactie op elke verleiding. Het doel is zonder angst te reageren op elke egogedachte en deze onmiddellijk naar de heilige plaats in onze denkgeest te brengen waar we God ontmoeten.
Op lange termijn is het doel het bereiken van de plaats waar het leven een onafgebroken heilig ogenblik wordt (WdI.135.19:1), waarin we nooit ophouden aan God te denken. Op korte termijn is het doel het vormen van de gewoonte van een dagelijkse beoefening, die ons naar dit langetermijndoel leidt (WdI.hIII.11:2; WdI.194.6:2).
Wat is het dagelijkse oefenpatroon voor de komende 140 dagen?
- Elke morgen en avond tijd doorbrengen met God, “zolang ons dat gelukkig maakt” (2:6). Het resultaat dat we verlangen is “rechtstreekse ervaring van de waarheid” (1:3) en een tijd van rust en kalmte (3:1), of de ervaring van de aanwezigheid van God (4:1; 4:6). De Inleiding verwijst twee keer naar deze ochtend- en avondoefening als het binnengaan van het heilig ogenblik (3:2; 11:4), of “een inleiding tot het tijdstip waarop we de wereld van pijn verlaten om in de vrede binnen te gaan” (1:4). Deze ervaringen van het heilig ogenblik worden “het doel dat deze cursus heeft gesteld” en “het einde waarop ons oefenen steeds was gericht” genoemd (1:5). Elke ochtend- en avondoefenperiode is dus bedoeld om ons in het heilig ogenblik te brengen en ”we gebruiken zoveel [tijd als] we nodig hebben voor het resultaat dat we verlangen” (2:8). De hoeveelheid tijd kan dus wisselend zijn, misschien zelfs een half uur of langer wanneer we dat wensen of nodig hebben.
- Uurlijkse herinneringen (2:9). Op elk heel uur pauzeren we even om ons de les van de dag te herinneren. We gebruiken het idee van die dag om “onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1). De uurlijkse herinnering bestaat echter niet alleen uit het herhalen van de woorden; het is een korte tijd waarin we “verwachten dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). In het ideale geval gaat het om twee of drie minuten waarin we tot rust komen, indien mogelijk onze ogen sluiten om ons te heroriënteren op ons doel en onze gedachten te herschikken, en onze grieven of onvrede van het afgelopen uur ter genezing aan de Heilige Geest te geven (zie WdI.153.17 en WdI.193.12). Wanneer een dergelijke pauze niet mogelijk is, is het voldoende om even aan God denken en ons doel opnieuw te bevestigen.
- Regelmatige herhalingen tussendoor. Hoewel dit niet specifiek wordt genoemd in de Inleiding, is dat wel het geval in de Inleiding op de laatste Herhaling van deel I, en we mogen aannemen dat het de bedoeling is dat we daarmee doorgaan.
- Antwoord op verleidingen. Wanneer we “in de verleiding komen ons doel te vergeten” is het nodig om God aan te roepen (2:9). Dat de verleiding “het vergeten van het doel” wordt genoemd impliceert dat we het ons de rest van de tijd herinneren! Dus elke keer wanneer we merken dat onze denkgeest afdwaalt van het doel, of daarvan is afgedwaald, roepen we God aan om ons te helpen onze denkgeest weer tot Hem te wenden.
Dit is een rigoureuze spirituele beoefening. Het vereist behoorlijk veel inspanning om dergelijke gewoonten te ontwikkelen. Maar de resultaten zijn die inspanning meer dan waard. Het doel van de Cursus, het hele doel van het Werkboek, is ons naar een rechtstreekse ervaring van de waarheid te brengen. Zonder deze rechtstreekse ervaring zijn de concepten van het Tekstboek slechts nietszeggende ideeën.
De Inleiding besteedt verder nog aandacht aan de ochtend- en avondmeditaties. De specifieke woorden van de les van de dag, zoals het Werkboek die gebruikt, zijn van minder belang. Dat wordt weerspiegeld in het feit dat slechts een halve pagina aan elke les wordt besteed. “Woorden zullen nu maar weinig meer betekenen” (1:1); ze zijn “slechts [een] leidraad waarvan we nu niet meer afhankelijk zijn” (1:2). Het belangrijkste doel is de rechtstreekse ervaring van de waarheid, of het heilig ogenblik. Het lezen van de dagelijkse les en het herhalen van het idee is “eenvoudig een begin” (2:1). Nadat we de woorden hebben gebruikt om onze denkgeest te concentreren, wachten we op de komst van God (3:3; 4:6). Dit worden “perioden van woordeloze, diepe ervaring” genoemd (11:2). Het grootste gedeelte van onze ochtend- en avondmeditaties dient dus te worden doorgebracht in stille en ontvankelijke afwachting, zonder het gebruik van woorden.
Als je alvast naar de lessen van Deel II kijkt, zie je dat elk ervan een kort gebed tot God de Vader bevat. Deze gebeden worden in de Inleiding niet specifiek genoemd, evenmin als de manier waarop we ze dienen te gebruiken. Maar volgens mij bevat de volgende tekst daar toch instructies over:
“We zeggen enkele eenvoudige woorden van welkom en verwachten dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3).
“Zo zullen nu onze ogenblikken met Hem worden besteed. We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:5-6).
In 6:2 – 7:8 verandert de Inleiding zelf op een natuurlijke wijze in een gebed; in 6:5 worden onze gebeden “kleine dankgeschenken” van ons aan God genoemd. Volgens mij worden met die “eenvoudige woorden van welkom” de gebeden in de lessen bedoeld. Het zijn woorden die we kunnen gebruiken om God uit te nodigen tot ons te spreken en Hem welkom te heten. Het uitspreken van deze woorden, het bidden van de gebeden, kan een krachtig middel zijn om ons tot een rechtstreekse ervaring van God te brengen, wat ook het doel is van deze lessen.
In plaats van woorden hoeven we slechts Zijn Liefde te voelen. In plaats van gebeden hoeven we slechts Zijn Naam te noemen. In plaats van te oordelen hoeven we slechts stil te zijn en alles te laten genezen (10:3-5).
De ochtend- en avondmeditaties zijn dus niet bedoeld om na te denken over de ideeën van de Cursus, noch om te bidden voor onszelf of anderen, om beslissingen te nemen over wat ons te doen staat, of te beoordelen hoe we onze problemen moeten oplossen. Ze zijn bedoeld om te ervaren, niet om te denken. Alleen Gods Liefde voelen. Alleen Zijn Naam herhalen in het bewustzijn van onze relatie met Hem. Alleen stil zijn, alles loslaten, alles laten genezen, als een patiënt die stil blijft liggen terwijl de Genezer Zijn werk doet. “Zit in stilte en wacht op je Vader” (5:5).
De Inleiding bevat bemoedigende woorden, die ons verzekeren dat we niet zover gekomen waren als het niet onze ware wil zou zijn om het doel waarnaar we op weg zijn te bereiken; als we in ons hart niet zouden verlangen dat God tot ons komt en Zichzelf aan ons openbaart. Dat is wat we willen, ook al is er nog twijfel en vragen we ons af of we wel willen doen wat van ons wordt gevraagd. Dat willen we.
Jezus zegt: “Ik ben zo dicht bij je dat we niet kunnen falen” (6:1) en “Want nu kunnen we niet falen” (5:4). Hij benoemt de weg die we gaan: van onze waanzinnige wens dat God er niet in zou slagen de Zoon te hebben die Hij heeft geschapen (9:1) naar de erkenning dat illusies niet waar zijn. Hij vertelt ons dat het eind van de reis nabij is. Het is belangrijk om ons te realiseren dat hij spreekt in de context van eeuwen. “Nabij” is een relatieve term en verwijst niet naar dagen of weken of maanden. Ook zegt hij dat de noodzaak om te oefenen bijna voorbij is (10:1). In het Handboek voor leraren (hoofdstuk 16) maakt hij echter duidelijk dat enige vorm van oefening deel uitmaakt van een levenslange gewoonte van een leraar van God. “Bijna voorbij” is dus even relatief, gezien de miljarden jaren die we in afscheiding hebben doorgebracht. In die context zijn we werkelijk heel dicht bij ons doel!
Nog een laatste opmerking met betrekking tot onze dagelijks beoefening voor de komende vijf maanden, die we goed in ons op moeten nemen: Er wordt van ons verwacht dat we de “Wat is”- tekst elke dag lezen, voorafgaand aan de ochtend- of avondoefening. Dat betekent dat elk van deze hoofdstukken tien keer gelezen wordt. En elke keer wanneer we dat doen “dienen [ze] langzaam gelezen en even overdacht te worden”(11:4).
In overeenstemming met deze instructies zal ik daarom bij mijn dagelijkse toelichtingen ook een toelichting geven op een gedeelte van de “Wat is”- tekst die aan de orde is.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan. Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183 en 184).
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten: Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
LEZEN VAN DE “WAT IS”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- 's Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is”- tekst.