Les 90
(31 maart)
Voor deze herhaling gebruiken we de volgende ideeën:
1. (79) Laat me inzien wat het probleem is, zodat het kan worden opgelost.
Laat ik me vandaag realiseren dat het probleem altijd een of andere grief is die ik koesteren wil. Laat me ook begrijpen dat de oplossing altijd een wonder is waardoor ik de grief vervangen laat. Vandaag wil ik de eenvoud van verlossing in gedachten houden door de les te bekrachtigen dat er één probleem en één oplossing is. Het probleem is een grief, de oplossing een wonder. En ik nodig de oplossing uit naar mij toe te komen door de grief te vergeven en het wonder te verwelkomen dat zijn plaats inneemt.
2. Specifieke toepassingen van dit idee zouden de volgende vorm kunnen hebben:
Dit vormt een probleem voor mij dat ik opgelost zou willen zien.
Het wonder achter deze grief zal die voor mij oplossen.
Het antwoord op dit probleem is het wonder dat het verborgen houdt.
3. (80) Laat me inzien dat mijn problemen zijn opgelost.
Ik lijk problemen te hebben, enkel omdat ik de tijd misbruik. Ik geloof dat eerst het probleem komt, en dat er tijd moet verstrijken voordat het kan worden opgelost. Ik zie de gelijktijdigheid niet waarin het probleem en het antwoord zich voordoen. Dat komt doordat ik nog niet besef dat God het antwoord bij het probleem heeft geplaatst, zodat ze niet door tijd gescheiden kunnen worden. De Heilige Geest zal me dit leren, als ik Hem dat toesta. En ik zal begrijpen dat het onmogelijk is dat ik een probleem heb dat niet al is opgelost.
4. De volgende vormen van het idee zullen voor een specifieke toepassing bruikbaar zijn:
Ik hoef niet te wachten tot dit wordt opgelost.
Het antwoord op dit probleem is me al gegeven, als ik het wil aannemen.
De tijd kan dit probleem niet van zijn oplossing scheiden.
Toelichting:
Deze herhaling biedt een andere kijk op de twee ideeën dan de lessen zelf. Daar werd de afscheiding als het enige probleem gedefinieerd, hier wordt de lijn van de voorgaande lessen over grieven voortgezet: “Laat ik me vandaag realiseren dat het probleem altijd een of andere grief is die ik koesteren wil” (1:2).
Natuurlijk hebben afscheiding en grieven alles met elkaar te maken. Een grief scheidt me van de persoon of de situatie waarop de grief betrekking heeft. We kunnen een grief dus zien als een gedachte of een geloof dat me van mijn broeder scheidt.
Verderop in het Werkboek wordt dezelfde gedachte geformuleerd in termen van vergeven en niet-vergeven:
Het is zeker zo dat alle ellende er niet slechts als niet-vergeven uitziet. Maar dat is de inhoud achter de vorm (WdI.193.4:1-2).
Een probleem ziet er niet altijd uit als een grief of niet-vergeven. Soms, als ik onvrede voel of iets meemaak wat ik problematisch vind, kan ik echt niet zien dat ik een grief koester of iemand niet vergeef. Het ego is een expert in camouflage. Het overleeft door bedrog en misleiding: “Hoe kan het zónder spiegels het voorspiegelen van zijn bestaan volhouden?” (T4.IV.1:7). Zijn verleiding om aan te vallen of niet te vergeven is meestal zo goed vermomd dat we dit niet als zodanig herkennen. Maar hoewel de vorm verschilt, is de inhoud hetzelfde.
Als ik me tot de Heilige Geest wend met mijn problemen en mijn onvrede, moet ik bereid zijn de grieven en het niet-vergeven te zien die daarachter schuilgaan. Vaak ontdek ik dat het om een grief tegenover mezelf gaat, om de een of andere vorm van zelfveroordeling. Andere keren zie ik het verband tussen mijn probleem en vergeving niet, maar ik ben bereid mij dit verband te laten zien en kies bewust een wonder voor alle betrokkenen, inclusief mezelf.
Het probleem is een grief, de oplossing een wonder (1:5).
Als ik niet-vergevingsgezindheid kan zien in wat ik waarneem als een probleem kan ik een wonder kiezen in plaats van het probleem. Die bereidheid is voldoende.
Het lijkt een vreemd idee dat probleem en antwoord “zich gelijktijdig voordoen” (3:4). Het lijkt logisch om ze te scheiden: eerst het probleem, dan het antwoord. Maar als het probleem de afscheiding of een grief is wordt het iets gemakkelijker om het te begrijpen.
Op hetzelfde ogenblik dat het idee van afscheiding binnendrong in de denkgeest van Gods Zoon, op dat ogenblik werd Gods Antwoord gegeven (H2.2:6).
En ik zal begrijpen dat het onmogelijk is dat ik een probleem heb dat niet al is opgelost (3:7).
Elk probleem is dus al opgelost voordat ik het waarneem, omdat de afscheiding – het enige probleem dat er is – al is opgelost. Daarom hoef ik niet te wachten totdat de omstandigheden veranderen, ik kan de vrede van de oplossing nu aanvaarden, zonder dat er ook maar iets veranderd is. “Ik hoef niet te wachten tot dit wordt opgelost” (4:2).
Ik heb een relatieprobleem dat al ruim vijftien jaar voortduurt en waar geen enkele oplossing voor lijkt te bestaan. De andere partij heeft geen enkele belangstelling voor een gesprek – ze heeft daar zelfs een aversie tegen – dus een oplossing lijkt onmogelijk te zijn.
Toch kan ik de spanning loslaten die dit bij mij zou kunnen oproepen. In een heilig ogenblik kan ik zien dat dit probleem, deze breuk in een relatie, al genezen is. In de kern van haar en mijn wezen zijn we al verenigd in liefde en is alles vergeven. We zijn al ingeënt tegen de ziekte van de afscheiding en het medicijn van vergeving verspreid zich langzaam maar zeker door onze denkgeest. Het beweegt zich van het onzichtbare gebied van de geest naar het meer tastbare gebied van onze manifestatie in de materiële wereld. Er is geen reden tot zorg, “want het is het lot van alle relaties om heilig te worden” (H.3.4:6). Als ik mij dit vandaag realiseer komt de dag, waarop de genezing zichtbaar zal zijn in de vorm, sneller dichterbij. Misschien gebeurt dat niet in dit leven, maar wat maakt dat uit? De genezing heeft al plaatsgevonden.
Ik realiseer mij nu dat ik eigenlijk wilde schrijven: De aanvaarding van het feit dat dit probleem al is opgelost bevrijdt me van de verleiding om het de ander kwalijk te nemen dat ze weigert vrede te sluiten.
Aha! Daar kwam een grief tevoorschijn, nietwaar? Ik aanvaard een wonder in plaats daarvan. Dank U!
Oefeninstructies:
OEFENING
Twee keer (één keer per idee), gedurende vijftien minuten.
- Aanbevolen wordt om de eerste helft van de dag te oefenen met het eerste idee, en de tweede helft van de dag met het tweede.
- Lees gedurende drie tot vier minuten rustig het idee en de toelichting daarop. Herhaal dit eventueel en denk erover na.
- Sluit je ogen en besteed de rest van de oefenperiode aan het luisteren naar de boodschap die de Heilige Geest voor je heeft.
Denk daarbij aan het volgende:
- Luister “rustig maar aandachtig”: luister in stilte en met al je aandacht.
- Bewaar een houding van vertrouwen (deze boodschap behoort mij toe), verlangen (ik wil deze boodschap ontvangen) en vastbeslotenheid (ik zal deze boodschap ontvangen).
- Tien minuten alleen maar luisteren biedt de denkgeest alle kans om af te dwalen. Wanneer dat gebeurt herhaal dan de eerste fase. Als je maar heel even wordt afgeleid, realiseer je dan dat de afleidende gedachten geen macht hebben en vervang ze door je vastbeslotenheid om te slagen. Wees vastberaden: “Houd aan je voornemen vast” (4:1), “Weiger op een zijspoor te worden gebracht” (5:2).
Het kan behulpzaam zijn om aan het begin concreet om de boodschap te vragen en dat tussendoor te herhalen, bijvoorbeeld: “Wat is Uw boodschap voor mij vandaag?” Je kunt deze vraag ook gebruiken als hulpmiddel om afdwalende gedachten terug te roepen.
HERHALINGEN
Herhaal het idee zo vaak mogelijk. Gebruik het eventueel als een manier om je vastbeslotenheid om te slagen te versterken.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Wanneer je vrede verstoord dreigt te raken herhaal het idee dan in een vorm die past bij de situatie (zie alinea 6).
- Je kunt een van de drie zinnen aan het eind van elke les gebruiken en toepassen op de situatie die je vrede verstoort. Bijna elke zin bevat het woord “dit” of “deze” of “naam”. Deze woorden kun je vervangen door de bewuste situatie of persoon.
- Je kunt ook een eigen formulering gebruiken, in de vorm van verwante gedachten. Ontspan je en laat een zin opkomen waarmee je de essentie van het idee kunt toepassen op de actuele situatie of persoon.