Les 21

(21 januari)

Ik ben vastbesloten de dingen anders te zien.

1. Het idee voor vandaag is vanzelfsprekend een voortzetting en uitbreiding van het vorige. Ditmaal zijn er echter, naast de toepassing van het idee wanneer bijzondere situaties optreden, speciale perioden van gedachtenonderzoek vereist. Vijf oefenperioden van elk een volle minuut worden dringend aangeraden.

 

2. Begin de oefenperioden met het idee voor jezelf te herhalen. Sluit dan je ogen en onderzoek je denkgeest zorgvuldig op voorbije, huidige of verwachte situaties die je kwaad maken. De kwaadheid kan iedere vorm van reactie aannemen, variërend van lichte irritatie tot razernij aan toe. De hevigheidsgraad van de emotie die je ervaart doet niet ter zake. Je zult je er steeds meer van bewust worden dat een lichte krimp van ergernis niets anders is dan een sluier over intense woede.

 

3. Probeer daarom tijdens de oefenperioden de ‘kleine’ gedachten van kwaadheid niet aan je aandacht te laten ontsnappen. Onthoud dat je niet werkelijk inziet wat jou kwaad maakt en dat niets wat je in dit verband gelooft, enige betekenis heeft. Je zult waarschijnlijk geneigd zijn langer bij sommige situaties of personen te blijven stilstaan dan bij andere, om de drogreden dat ze meer ‘evident’ zijn. Dit is niet zo. Het is alleen een voorbeeld van de overtuiging dat sommige vormen van aanval meer gerechtvaardigd zijn dan andere.

 

4. Onderzoek je denkgeest op al de vormen waarin aanvalgedachten zich voordoen, en houd ze elk even in je aandacht vast, terwijl je jezelf zegt:

 

Ik ben vastbesloten _________ [naam van de persoon] anders te zien.

Ik ben vastbesloten _________ [duid de situatie nader aan] anders te zien.

 

5. Probeer zo specifiek mogelijk te zijn. Zo kun je bijvoorbeeld je kwaadheid op een bepaalde eigenschap van een bepaald persoon

concentreren, en geloven dat je kwaadheid tot dit aspect beperkt blijft. Als je waarneming lijdt aan dit soort vervorming, zeg dan:

 

Ik ben vastbesloten _________ [duid de eigenschap nader aan] in _________ [naam van de persoon] anders te zien.


Toelichting:

Het idee van vandaag is bedoeld om naar specifieke situaties te kijken die boosheid in ons oproepen en ervoor te kiezen deze situaties anders te gaan zien. De betekenis van deze oefening met betrekking tot het transformeren van onze waarneming is duidelijk.

 

Vooral één bewering valt op. Het is een bewering die ik steeds nuttiger vind naarmate ik langer met de Cursus werk, het Tekstboek bestudeer en de lessen in praktijk breng.

 

Deze bewering luidt:

 

Je zult je er steeds meer van bewust worden dat een lichte krimp van ergernis niets anders is dan een sluier over intense woede (2:5).

 

Het eerste wonderprincipe dat in Hoofdstuk 1 van het Tekstboek wordt gepresenteerd luidt: “Wonderen kennen geen rangorde naar moeilijkheid” (T1.I.1:1). Het idee van deze les loopt parallel met dit concept. Boosheid kent geen rangorde naar hevigheid. Een lichte ergernis is hetzelfde als intense woede – in feite is het vermomde woede. Alle vormen van boosheid komen voort uit dezelfde bron.

 

Sommige psychologische stromingen hebben lang beweerd dat iedereen een verdrongen oerwoede met zich meedraagt. Deze kan bedekt zijn met een vernislaagje van beschaving, maar onder de oppervlakte, in het onderbewustzijn, ligt een hevige razernij. Velen hebben dit toegeschreven aan onze dierlijke oorsprong, maar de Cursus ziet woede in metafysische zin. Diep van binnen zijn we woedend op onszelf omdat we geloven dat we de werkelijkheid hebben aangevallen en daarin zijn geslaagd; dat we het op de een of andere manier hebben klaargespeeld ons van God af te scheiden en de eenheid van de Hemel te vernietigen. We denken dat we daarmee ons eigen thuis hebben vernietigd en daar nooit meer naar terug kunnen keren.

 

We zijn dus woedend op onszelf, maar, niet in staat de schuld van deze zelfhaat te verdragen, sturen we onze woede naar buiten en leggen deze op aan mensen en dingen waarvan we geloven dat ze gescheiden zijn van onszelf. De term die wordt gebruikt voor deze verplaatsing is “projectie”. Het ego is onafgebroken op zoek naar mensen en situaties waarop we onze boosheid schijnbaar gerechtvaardigd kunnen projecteren, om zodoende de denkgeest ervan te overtuigen dat de oorzaak van onze boosheid buiten onszelf ligt en niet in onszelf.

 

Elke opflakkering van boosheid, van lichte irritatie tot razernij, is een symptoom van diezelfde diepe, oeroude zelfhaat, die we op de wereld projecteren. Het is allemaal hetzelfde. Daarom adviseert de Cursus ons om niet te geloven dat sommige vormen van aanval meer gerechtvaardigd zijn dan andere en “kleine gedachten van kwaadheid” (3:1) over het hoofd te zien. Door geen onderscheid te maken in de mate van boosheid leren we onszelf dat het in werkelijkheid allemaal hetzelfde is en allemaal even ongerechtvaardigd.


Oefeninstructies:

DOEL

Transformeren van je waarneming.

Inzien dat er geen verschil is tussen een kleine boosheid en intense woede.

 

OEFENING

Vijf keer, gedurende een volle minuut.

 

  • Herhaal het idee.
  • Sluit je ogen en zoek in je denkgeest naar situaties die boosheid in je oproepen, ook al is dat maar een beetje. Blijf bij elke situatie stilstaan en zeg: “Ik ben vastbesloten ..... (noem de persoon of situatie) anders te zien”.

 

OPMERKING

Het is de bedoeling dat we in deze oefening de valkuil vermijden om de mate van onze boosheid belangrijk te vinden. Deze valkuil neemt twee vormen aan. De eerste is de gedachte dat een lichte mate van boosheid – bijvoorbeeld irritatie – te onbetekenend is om mee te oefenen. De tweede vorm is het benadrukken van bepaalde oorzaken van boosheid, waarmee we willen zeggen dat onze boosheid in deze speciale gevallen gerechtvaardigd is. De waarheid is dat elke mate van boosheid maximaal is en dat geen daarvan gerechtvaardigd is. Er wordt ook nog een andere valkuil genoemd: het geloof dat onze boosheid alleen een bepaald aspect van iemand betreft: “Ik houd van Jim, ik ben in principe niet boos op hem. Ik ben alleen boos om die ene vervelende eigenschap”. Deze les zegt dat onze boosheid om een detail de hele persoon treft. In tegenstelling tot de eerste valkuil, die we moeten vermijden, wordt geadviseerd deze tweede valkuil in de oefening te betrekken en het idee juist op die eigenschap toe te passen.

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Wanneer een persoon of situatie vandaag boosheid in je oproept, pas het idee dan toe op die specifieke persoon of situatie.