Les 238
(26 augustus)
Op mijn beslissing rust heel de verlossing.
1. Vader, Uw vertrouwen in mij is zo groot geweest, ik moet wel waardig zijn. U heeft mij geschapen en kent me zoals ik ben. En toch heeft U de verlossing van Uw Zoon in mijn handen gelegd en die laten afhangen van mijn beslissing. Ik moet waarlijk door U zijn bemind. En tevens moet ik bestendig zijn in heiligheid, dat U Uw Zoon aan mij geeft in de zekerheid dat hij veilig is, Hij die nog steeds deel van U is en niettemin de mijne, want Hij is mijn Zelf.
2. En dus staan we er vandaag opnieuw bij stil hoezeer onze Vader ons liefheeft. En hoe Zijn Zoon, die door Zijn Liefde is geschapen, Hem lief blijft wiens Liefde in hem compleet wordt gemaakt.
Toelichting:
In les 236 zagen we dat alleen wijzelf onze denkgeest regeren. God heeft ons de vrijheid gegeven om wel of niet naar Zijn Stem te luisteren.
De verlossing rust dus geheel op de beslissing die ik neem. De boodschap van de les van vandaag is dat God kennelijk veel vertrouwen in mij heeft. De mensheid wordt getypeerd als zwak, besluiteloos en opstandig, zondig in de kern en volkomen onbetrouwbaar. Maar als God de verlossing van Zijn Zoon in mijn handen heeft gelegd en die laat afhangen van mijn beslissing (1:3), kan dat negatieve beeld niet de waarheid zijn. Als ik zo’n onbetrouwbaar wezen zou zijn, als de mensheid zo zwak en besluiteloos zou zijn, zou God nooit zo’n groot vertrouwen in ons hebben. Daarom moet ik wel waardig zijn (1:1).
Ik moet waarlijk door U zijn bemind. En tevens moet ik bestendig zijn in heiligheid (1:4-5).
Kortom: Als God mij vertrouwt, moet ik dat vertrouwen wel waardig zijn.
Het is niet alleen mijn eigen verlossing die op mijn beslissing rust: “heel de verlossing” rust er op, omdat het Zoonschap één is. Als één deel ervan afgescheiden en alleen blijft, is het Zoonschap incompleet. Maar God gaf Zijn Zoon aan mij “in de zekerheid dat hij veilig is” (1:5). Als God daar zeker van is, moet Hij iets over mij weten wat ik zelf vergeten ben. Hij kent me zoals ik ben (1:2) en niet zoals ik ben gaan geloven dat ik ben. Het vertrouwen dat Hij in mij stelt is zo bijzonder, omdat de Zoon niet alleen Zijn schepping is, maar nog steeds deel van Hem (1:5). God heeft dus een deel van Zichzelf aan mijn zorg toevertrouwd, in het geloof dat mijn beslissing de juiste zal zijn; dat ik vrijwillig en bereidwillig zal kiezen mij te verenigen met Zijn Liefde en Zijn Wil. Hij weet dat ik uiteindelijk niet anders zal en kan kiezen, omdat Hij mij geschapen heeft als een uitbreiding van Zijn eigen Liefde.
Vandaag wil ik mij bewust worden van Gods liefde voor mij, van Zijn liefde voor Zijn Zoon, en hoe deze liefde wordt gedemonstreerd door heel de verlossing op mijn beslissing te laten rusten. Ik ben er zeker van dat de uitkomst even onvermijdelijk is als God Zelf. Ik heb vertrouwen in Gods vertrouwen in mij.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
LEZEN VAN DE “WAT IS VERLOSSING”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is verlossing”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Je kunt dit idee gedurende de dag af en toe specifieker maken. Denk aan iemand die bij je is, of die je irriteert, of iemand die je nodig heeft en zeg in gedachten: “Op mijn beslissing rust ..... [naam]’s verlossing”.
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is verlossing”- tekst.
Wat is verlossing 8:
Deel 8: WdII.2.4:2-5
1. Verlossing is een belofte, gedaan door God, dat jij jouw weg naar Hem uiteindelijk zult vinden. Het kan niet anders of ze wordt gehouden. Ze garandeert dat er een eind komt aan de tijd, en dat alle gedachten die in de tijd zijn ontstaan eveneens een eind zullen nemen. Gods Woord is elke denkgeest gegeven die denkt dat hij afzonderlijke gedachten heeft, en zal deze conflictgedachten vervangen door de Vredesgedachte.
2. De Vredesgedachte werd Gods Zoon meteen gegeven zodra zijn denkgeest aan oorlog had gedacht. Voordien was er geen behoefte aan zo’n Gedachte, want vrede werd zonder tegendeel gegeven en wás gewoon. Maar wanneer de denkgeest gespleten is, is er behoefte aan genezing. Dus werd de Gedachte die het vermogen heeft de gespletenheid te genezen deel van elk fragment van de denkgeest, die nog altijd één was, maar zijn eenheid niet herkende. Nu kende hij zichzelf niet en dacht hij dat zijn eigen Identiteit verloren was.
3. Verlossing is ongedaan maken in die zin dat ze niets doet, en nalaat de wereld van dromen en boosaardigheid te steunen. Zo laat zij illusies los. Door die geen steun te geven laat zij ze enkel kalm tot stof vergaan. En wat zij verborgen hielden wordt nu geopenbaard: een altaar voor Gods heilige Naam waarop Zijn Woord geschreven staat, met de geschenken van jouw vergeving daarvoor neergelegd en de Godsherinnering niet ver daarachter.
4. Laten we dagelijks deze heilige plaats bezoeken om er samen een tijdje te vertoeven.
"Hier delen wij onze laatste droom. Het is een droom waarin geen verdriet schuilt, want hij doet ons heel de heerlijkheid vermoeden die ons door God gegeven werd. Het gras duwt zich door de bodem heen, de bomen botten nu en er zijn vogels in hun takken komen wonen. De aarde wordt in nieuw perspectief herboren."
De nacht is voorbij en we zijn samengekomen in het licht.
5. Van hieruit schenken we verlossing aan de wereld, want hier werd verlossing ontvangen. Ons jubellied is de roep tot heel de wereld dat vrijheid is weergekeerd, dat de tijd bijna teneinde is, en dat Gods Zoon slechts een ogenblik hoeft te wachten tot hij zich zijn Vader weer herinnert, dromen voorbij zijn, de eeuwigheid de wereld weggeschenen heeft, en niets dan de Hemel nu bestaat.
Wanneer we elke dag naar die heilige plaats in onszelf gaan, kunnen we af en toe een glimp opvangen van de werkelijke wereld, “onze laatste droom” (4:2). In het heilig ogenblik zien we met de visie van Christus en zijn we in staat de heerlijkheid te vermoeden die ons door God gegeven werd (4:3).
Het doel van de Cursus is ons op het punt te brengen waarop we deze visie verworven hebben en onze denkgeest zodanig is getransformeerd dat we alleen nog maar de werkelijke wereld zien en ons leven nog slechts uit één heilig ogenblik bestaat. Dat doel lijkt nog erg ver weg te liggen, maar het is veel dichterbij dan we denken, en in het heilig ogenblik ervaren we het als nu. Door vaak een heilig ogenblik te zoeken en onze denkgeest onder te dompelen in het zien van de werkelijke wereld, wordt deze wereld de enige werkelijkheid voor ons, de laatste droom voordat we ontwaken.
In deze gelukkige droom wordt de aarde in een nieuw perspectief herboren (4:5). De voorstelling van gras dat zich door de bodem heen duwt, bomen die uitbotten en vogels die in hun takken komen wonen, wijst op een nieuwe lente, een wedergeboorte na een lange winter. Deze voorstelling staat voor een nieuwe waarneming van de wereld, waarin onze spirituele nacht voorbij is en alles wat leeft in Gods licht samenkomt. We zien voorbij illusies, voorbij alles wat altijd werkelijk leek te zijn en zien daarachter iets wat veel solider en zekerder is, een eeuwige heiligheid en vrede. We zien en horen “de nood van ieder hart, de roep van elke denkgeest, de hoop die achter wanhoop schuilgaat, de liefde die de aanval poogt te verbergen, de broederschap die de haat heeft trachten te verbreken, maar die nog steeds blijft zoals God die geschapen heeft” (WdI.185.14:1).
Hier, in de werkelijke wereld, horen we de oproep “die weerklinkt achter elke schijnbare roep om de dood, die zingt achter elke moorddadige aanval en ervoor pleit dat liefde de stervende wereld herstelt” (T31.I.10:3). We zien dat het enige doel van de wereld vergeving is.
Hoe lieflijk is de wereld waarvan het doel is de vergeving van Gods Zoon! (T29.VI.6:1).
Hoe schitterend is het om zuiver, verlost en gelukkig door een wereld te gaan die zo deerlijk de verlossing nodig heeft die jouw onschuld haar verleent! (T23.In.6:5).