Les 253
(10 september)
Mijn Zelf is heer en meester van het universum.
1. Het is onmogelijk dat iets, wat ook, tot mij zou kunnen komen waar ik niet zelf om heb gevraagd. Zelfs in deze wereld ben ik het die mijn lot beheerst. Wat gebeurt, is wat ik verlang. Wat niet plaatsvindt, is wat ik niet wil dat gebeurt. Dit moet ik aanvaarden. Want zo word ik voorbij deze wereld geleid naar mijn scheppingen, kinderen van mijn wil, in de Hemel waar mijn heilige Zelf vertoeft met hen en Hem die mij geschapen heeft.
2. U bent het Zelf dat U als Zoon geschapen hebt, die schept zoals U, Eén met U. Mijn Zelf, dat het universum regeert, is slechts Uw Wil in volmaakte eenheid met de mijne, die niets dan blije instemming kan bieden aan de Uwe, opdat het tot Zichzelf mag worden uitgebreid.
Toelichting:
In de ogen van het ego is deze les misschien wel de meest ergerlijke. De verklaring van vandaag zaagt de poten onder zijn stoel vandaan en vernietigt alles waar het op steunt. Het hele mechanisme van projectie – het beschuldigen van alles wat buiten mij verkeerd lijkt te zijn – wordt teniet gedaan. Daarom fluistert het ons in dat heer en meester van het universum willen zijn het toppunt van godslastering is; dat we ons een macht toe-eigenen die alleen aan God toebehoort en dat dit ons enorm schuldig maakt. Als het in zijn eigen belang is, kan het ego zeer paradoxaal zijn.
Deze les zegt echter:
Het is onmogelijk dat iets, wat ook, tot mij zou kunnen komen waar ik niet zelf om heb gevraagd (1:1).
Ik heb zelf gevraagd om alles wat er gebeurt... Dat lijkt een wrede uitspraak. Om te voorkomen dat we deze af gaan zwakken voegt de les er meteen aan toe:
Zelfs in deze wereld ben ik het die mijn lot beheerst. Wat gebeurt, is wat ik verlang. Wat niet plaatsvindt, is wat ik niet wil dat gebeurt (1:2-4).
Onze angst voor deze waarheid komt voort uit het ego-idee van schuld, maar de Cursus vraagt ons nooit iets wat ons schuldig maakt. Hij vraagt alleen altijd honderd procent verantwoordelijkheid op ons te nemen met nul procent schuld. De verklaring van vandaag geeft ons de volledige macht over ons leven. Het alternatief is immers: Wát ik ook wil, ik heb geen enkele garantie dat het ook gebeurt, en over wat er wél gebeurt heb ik geen enkele zeggenschap. Dit geloofssysteem, waar we allemaal naar leven, maakt ons tot machteloze, hulpeloze slachtoffers van dingen die buiten onze controle vallen. Het is een poging om de werkelijkheid van ons Zelf, dat almachtig is, te ontwijken. Het is de stem van het ego, die de macht ergens anders probeert te leggen – overal, behalve in onze eigen denkgeest.
Het geloof dat mijn Zelf heer en meester is van het universum leidt naar vrijheid. Het gaat niet over ons individuele zelf, de illusie die we van onszelf hebben gemaakt; het gaat over ons Zelf met een hoofdletter, het Zelf dat we met heel de schepping delen. Het gaat over onze collectieve Denkgeest. Het is ieders persoonlijke verantwoordelijkheid om een andere keuze te maken, om binnen de Denkgeest van het Zoonschap van richting te veranderen. Ieder van ons is verantwoordelijk voor het geheel. Ieder van ons is het geheel, want het geheel is in elk deel.
“Dit moet ik aanvaarden” (1:5). We moeten de waarheid van de les van vandaag aanvaarden, omdat het de enige uitweg is uit de hel. Al het andere is de ontkenning van onze goddelijkheid, de bevestiging van de werkelijkheid van de afscheiding. Alleen door deze waarheid te aanvaarden kunnen we voorbij deze wereld naar onze scheppingen worden geleid (1:6).
In het gebed van vandaag, waarin we ons tot God richten, zeggen we:
U bent het Zelf dat U als Zoon geschapen hebt, die schept zoals U, Eén met U (2:1).
God Zelf is ons Zelf. Wij zijn Zijn uitbreiding, méér van Hem, gelijk Hem, één met Hem. Mijn ware Zelf is mijn wil, verenigd met die van God, instemmend met Gods uitbreiding in mij en door mij (2:2). Aangezien God mijn Zelf is, en Hij heer en meester is van het universum, ben ik dat ook.
Wat betekent dat in praktische zin? Het betekent dat ik aanvaard dat ik verantwoordelijk ben voor alles wat ik zie, dat ik mijn eigen gevoelens kies en dat ik vraag om wat er met mij gebeurt (T21.II.2:3-5). Het betekent dat ik begrijp dat ik op elk moment kan kiezen voor lijden of voor geluk. Het betekent dat ik erken dat niets buiten mezelf de macht heeft om me te beïnvloeden. Het betekent dat ik mijn rol als heer en meester van mijn eigen denkgeest aanvaard. Het betekent dat ik de kracht van mijn wil erken, en besef dat wat sterk genoeg is om een wereld te maken, deze ook weer ongedaan kan maken (T21.II.4:10).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
LEZEN VAN DE “WAT IS ZONDE”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is zonde”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Denk aan een situatie waarin je je machteloos voelde en zeg dan: “Wat er gebeurde is wat ik op de een of andere manier verlangde. Zelfs in deze wereld ben ik het die mijn lot beheerst. Want in de Hemel is mijn Zelf heer en meester van het universum.”
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is zonde”- tekst.
Wat is zonde 3:
Deel 3: WdII.4.2:1-4
1. Zonde is waanzin. Het is het middel waarmee de denkgeest tot waanzin wordt gedreven en probeert illusies de plaats te laten innemen van de waarheid. En in zijn waanzin ziet hij illusies waar de waarheid hoort te zijn, en waar die in werkelijkheid ook is. Zonde heeft het lichaam ogen gegeven, want wat is er dat de zondelozen zouden willen zien? Welke behoefte hebben zij aan beelden of geluiden of aanrakingen? Wat zouden ze willen horen of waar zouden ze naar willen grijpen? Wat zouden ze überhaupt zintuiglijk willen waarnemen? Zintuiglijk waarnemen is niet kennen. En de waarheid kan alleen met kennis zijn gevuld, en met niets anders.
"Het lichaam is het instrument dat de denkgeest gemaakt heeft in zijn pogingen zichzelf te misleiden. Zijn doel is te streven. Maar het doel waarnaar het streeft kan veranderen. En nu dient het lichaam een ander streefdoel."
Waar het nu op uit is wordt bepaald door het doel dat de denkgeest zich heeft gesteld ter vervanging van zijn doel van zelfmisleiding. Waarheid kan evengoed als leugens zijn doel zijn. In dat geval zullen de zintuigen zoeken naar getuigen van wat waar is.
3. Zonde is de bakermat van alle illusies, die slechts staan voor denkbeeldige zaken voortkomend uit gedachten die onwaar zijn. Ze zijn het ‘bewijs’ dat wat geen werkelijkheid heeft, toch werkelijk is. Zonde ‘bewijst’ dat Gods Zoon slecht is, dat aan tijdloosheid een eind moet komen, en dat eeuwig leven sterven moet. En God Zelf heeft de Zoon verloren die Hij liefheeft, waarbij Hem niets rest dan verval om Hem compleet te maken, Zijn Wil voor eeuwig door de dood overwonnen is, liefde is vermoord door haat, en vrede niet langer bestaat.
4. De dromen van een gek zijn angstaanjagend, en zonde lijkt inderdaad angst aan te jagen. En toch is wat de zonde ziet slechts een kinderspel. De Zoon van God kan spelen dat hij een lichaam werd, ten prooi aan het kwaad en aan schuld, met maar een kortstondig leven dat eindigt in de dood. Maar al die tijd straalt zijn Vaders licht over hem en heeft Hij hem met een eeuwigdurende Liefde lief, waaraan zijn pretenties in het geheel niets kunnen afdoen.
5. Hoelang, o Zoon van God, wil je nog doorgaan met het spel van de zonde? Zullen we dit scherpgekante kinderspeelgoed niet eens afdanken? Hoe snel ben je bereid naar huis te komen? Vandaag misschien? Er is geen zonde. De schepping is onveranderd. Wil jij je terugkeer naar de Hemel nog steeds tegenhouden? Hoelang nog, o heilige Zoon van God, hoelang?
Zoals we hebben gezien is het lichaam “het instrument dat de denkgeest gemaakt heeft in zijn pogingen zichzelf te misleiden” (2:1). Het doel van het lichaam, zoals het ego dat ziet, is “te streven” (2:2), om in conflict te zijn en te wedijveren met andere lichamen. Het lichaam worstelt, het kerft zijn bestaan in deze wereld door hard te werken en door andere lichamen aan te vallen. Zijn wet is de wet van de jungle, “doden of gedood worden” (H17.7:11).
Betekent dit dat het lichaam verwerpelijk en slecht is en daarom veracht en verworpen moet worden? Nee. Het doel waarnaar het streeft kan veranderd worden (2:3). In dienst van het ego is strijd zijn doel, want strijd houdt het ego in stand. Maar in dienst van de Heilige Geest kan zijn streefdoel de waarheid worden, in plaats van leugens.
De Heilige Geest kan alles, wat het ego heeft gemaakt, gebruiken om de doelen van het ego ongedaan te maken. Hij kan onze speciale relaties gebruiken, onze woorden en gedachten, de wereld zelf en ons lichaam, om het doel van de waarheid te dienen. De sleutel is de verandering van het doel dat het lichaam, en alles wat daarmee samenhangt, dient. Een speciale relatie wordt heilig, wanneer haar doel verandert van schuld in vergeving, van een poging om aan te vullen wat we denken te missen in de herinnering dat we al heel en compleet zijn.